ECLI:NL:RBZWB:2025:4238

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
02-141891-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meermalen medeplegen van oplichting en medeplegen van diefstal (bankhelpdeskfraude)

Op 4 juli 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die meermalen samen met anderen betrokken was bij bankhelpdeskfraude. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van oplichting en diefstal, waarbij ouderen als slachtoffers werden gekozen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, waaronder het oplichten van drie ouderen door zich voor te doen als bankmedewerker en hen te misleiden tot het afgeven van geld en bankpassen. De verdachte had een bekennende verklaring afgelegd en de rechtbank achtte de bewijsvoering voldoende. De officier van justitie eiste een werkstraf van 160 uren, wat de rechtbank ook oplegde, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die schade had geleden door de gepleegde feiten. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zijn jonge leeftijd en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking was gekomen. De rechtbank legde ook een voorwaardelijke jeugddetentie op, maar oordeelde dat de verdachte niet meer onder toezicht hoefde te staan. De uitspraak benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die niet alleen financieel, maar ook emotioneel schade hadden geleden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team jeugd
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-141891-23
vonnis van de meervoudige kamer van 4 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2006 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. R.A.H. van Huijgevoort, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 20 juni 2025, waarbij de officier van justitie, mr. M.A.M. Dekkers, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. samen met anderen [aangeefster 1] heeft opgelicht door middel van bankhelpdeskfraude;
2. samen met anderen [aangeefster 2] heeft opgelicht door middel van bankhelpdeskfraude;
3. samen met anderen geld heeft gestolen van [aangeefster 2] , met gebruikmaking van de door bankhelpdeskfraude verkregen bankpas;
4. samen met anderen [aangeefster 3] heeft opgelicht door middel van bankhelpdeskfraude;
5. samen met anderen geld heeft gestolen van [aangeefster 3] , met gebruikmaking van de door bankhelpdeskfraude verkregen bankpas.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Aangezien verdachte voor dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) en acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 20 juni 2025;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 1] van 11 juni 2023, pagina 9, van het einddossier met dossiernummer PL2000-2023141381;
- het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] van 8 juni 2023, pagina 20 van het einddossier met dossiernummer PL2000-2023141381;
- het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 2] van 9 juni 2023, pagina 45, van het einddossier met dossiernummer PL2000-2023141381;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] van 9 juni 2023, pagina 25, van het einddossier met dossiernummer PL2000-2023141381;
- het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3] van 10 juni 2023, pagina 18, van het einddossier met dossiernummer PL2000-2023141381;
- het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 4] van 9 juni 2023, pagina 57, van het einddossier met dossiernummer PL2000-2023141381.
Feiten 2 en 3
Aangezien verdachte voor deze feiten een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, Sv en acht de rechtbank deze feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 20 juni 2025;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 2] van 8 juni 2023, pagina 11, van het einddossier met dossiernummer PL2000-2023145016;
- het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 5] van 11 juni 2023, pagina 15, van het einddossier met dossiernummer PL2000-2023145016.
Feiten 4 en 5
Aangezien verdachte voor deze feiten een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, Sv en acht de rechtbank deze feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 20 juni 2025;
- het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 3] van 7 juni 2023, pagina 25, van het einddossier met dossiernummer PL2000-2023145016;
- het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 6] van 10 juni 2022, pagina 29, van het einddossier met dossiernummer PL2000-2023145016.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
op 6 juni 2023 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[aangeefster 1] heeft bewogen tot de afgifte van enige goederen, te weten de afgifte van een groot aantal sieraden en een geldbedrag van in totaal 800 euro, door
- die [aangeefster 1] voornoemd telefonisch te benaderen en zich voor te doen als medewerker van de bank en/of medewerker van de politie en daarbij
- die [aangeefster 1] voornoemd te vertellen welke goederen zij af moest geven en vervolgens
- naar de woning van die [aangeefster 1] voornoemd toe te gaan en zich voor te doen als
medewerker van de bank en
- die [aangeefster 1] voornoemd te helpen met het openen van de kluis en
- een groot aantal sieraden uit de kluis en woning en een geldbedrag van in totaal 800,- euro in ontvangst te nemen en
- vervolgens aan te geven dat hij, verdachte, naar de bank ging;
feit 2
op 7 juni 2023 te [plaats 2] , gemeente Tilburg, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangeefster 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten de afgifte van een bankpas, door
- die [aangeefster 2] voornoemd telefonisch te benaderen en zich voor te doen als medewerker van de Rabobank ( [naam 1] ) en
- die [aangeefster 2] voornoemd mede te delen dat haar betaalpas gehackt was en die [aangeefster 2]
voornoemd mede te delen dat zij 1.000,- euro moest betalen aan een bedrijf in Utrecht en dat dit voorkomen kon worden als die [aangeefster 2] voornoemd haar bankpas zou afgeven en
- die [aangeefster 2] voornoemd mede te delen dat zij de pas klaar moest leggen in een envelop van de Rabobank en
- die [aangeefster 2] voornoemd mede te delen dat zij haar dochter niet kon bellen omdat haar dochter ook gehackt was en
- die [aangeefster 2] voornoemd mede te delen dat een medewerker van de bank ( [naam 2] ) de pinpas op zou komen halen en vervolgens
- naar het adres van die [aangeefster 2] voornoemd toe te gaan en
- daar die pinpas in ontvangst te nemen;
feit 3
op 7 juni 2023 te [plaats 2] , gemeente Tilburg, tezamen en in vereniging met anderen een geldbedrag van 450 euro en een geldbedrag van 200 euro die aan [aangeefster 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruikmaking van de eerder door verdachte en/of zijn mededaders in ontvangst genomen bankpas van die [aangeefster 2] voornoemd;
feit 4
op 7 juni 2023 te [plaats 3] tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangeefster 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten de afgifte van een bankpas, door
- die [aangeefster 3] voornoemd telefonisch te benaderen en zich voor te doen als medewerker van de fraudeafdeling van de bank en
- die [aangeefster 3] voornoemd mede te delen dat er een verdachte transactie was op haar rekening en
- die [aangeefster 3] voornoemd mede te delen dat haar rekening geblokkeerd zou worden en dat zij een nieuwe bankpas zou krijgen en
- die [aangeefster 3] voornoemd om haar pincode te vragen en
- die [aangeefster 3] voornoemd mede te delen dat een jongeman de oude bankpas zou komen ophalen en vervolgens
- naar de woning van die [aangeefster 3] voornoemd te gaan en daarbij
- de bankpas van die [aangeefster 3] voornoemd in ontvangst te nemen;
feit 5
op 7 juni 2023 te [plaats 3] tezamen en in vereniging met anderen een geldbedrag van 450,- euro en een geldbedrag van 450,- euro die aan [aangeefster 3] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededaders die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruikmaking van de eerder door verdachte en/of zijn mededaders in ontvangst genomen bankpas van die [aangeefster 3] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
Strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5.2
Strafbaarheid van verdachte
5.2.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert aan dat sprake is van psychische overmacht. Gelet op de bedreigende uitlatingen die de medeverdachten naar verdachte hebben gedaan en zijn jonge leeftijd tegenover de fysieke overmacht in aantal en leeftijd van de medeverdachten, was het voor verdachte niet mogelijk om weerstand te bieden. Zonder deze druk zou verdachte de strafbare feiten niet hebben gepleegd. De verdediging verzoekt de rechtbank om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging
5.2.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie voert aan dat geen sprake is van een zodanige druk dat verdachte daaraan geen weerstand kon bieden. Verdachte heeft gelegenheid gehad om weg te lopen en had, gelet op het feit dat de feiten verspreid over twee dagen zijn gepleegd, zich tussentijds uit kunnen spreken of naar de politie kunnen gaan.
5.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat enkel uit de verklaring van verdachte volgt dat hij is bedreigd. Zijn verklaring wordt op dat punt niet ondersteund en is niet voldoende aannemelijk geworden. Daarnaast wijst de rechtbank op het volgende. Dat verdachte de hele tijd telefonisch in contact stond met zijn medeverdachten en zich daardoor niet kon onttrekken, wordt weerlegd door de camerabeelden afkomstig van de ringdeurbel van [aangeefster 1] . Daarop is te zien dat verdachte zijn telefoon niet aan zijn oor heeft, enkel wat op zijn telefoon typt en daarna zijn telefoon in zijn broekzak stopt. Vervolgens blijft hij bijna een half uur in de woning en heeft hij naar eigen zeggen nog een praatje met aangeefster gemaakt. Dat past niet helemaal bij het scenario dat verdachte de feiten onder grote bedreiging heeft gepleegd. Ook heeft verdachte tussen feit 1, dat gepleegd is op 6 juni 2023 en de andere feiten die gepleegd zijn op 7 juni 2023 de tijd en gelegenheid gehad om anders te handelen en weerstand te bieden, bijvoorbeeld door anderen in te lichten.
Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook niet aannemelijk geworden dat bij verdachte sprake is geweest van een zodanige psychische druk dat van hem in redelijkheid niet kon worden verlangd om anders te handelen. Het beroep op psychische overmacht wordt dan ook verworpen.
Er zijn ook geen andere feiten en omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een werkstraf van 160 uren met aftrek van voorarrest. Bij de hoogte van haar eis heeft de officier van justitie – onder meer – aansluiting gezocht bij de richtlijnen van het Openbaar Ministerie voor woninginbraken ten aanzien van minderjarigen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank om bij een strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn en om aan verdachte een geheel voorwaardelijke werkstraf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen meermalen schuldig gemaakt aan oplichting van ouderen. Samen met anderen heeft verdachte de slachtoffers telefonisch benaderd en zich voorgedaan als bankmedewerker of medewerker van de politie om zo op slinkse wijze bankpassen, pincodes en sieraden van de slachtoffers te bemachtigen. Met deze bankpassen is vervolgens geld van de bankrekeningen van de slachtoffers opgenomen. Daarnaast zijn ook sieraden weggenomen die een grote emotionele waarde vertegenwoordigen. Het is extra kwalijk dat juist oudere mensen tot slachtoffer zijn gemaakt, vanwege hun grotere kwetsbaarheid en afhankelijkheid. Verdachte en zijn mededaders hebben de slachtoffers niet alleen financiële schade toegebracht, maar ook hun gevoel van veiligheid en vertrouwen in de medemens ernstig geschaad. Zo is namens slachtoffer [aangeefster 1] ter zitting verteld dat zij na de oplichting geestelijk is achteruitgegaan en dat zij last heeft van herbelevingen, verdriet en angst. [aangeefster 1] durft niet meer deel te nemen aan de activiteiten die worden georganiseerd in het bejaardencomplex waar zij woonachtig is en zij zit in plaats daarvan alleen in haar woning. Verder gaat zij twee jaar na de oplichting nog altijd naar de praktijkondersteuner van de huisarts voor ondersteuning bij haar psychische klachten naar aanleiding van de oplichting.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Verdachte is ter zitting verschenen en heeft daar verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 28 mei 2025. Daaruit volgt dat de strafbare feiten ook impact op verdachte hebben gehad en dat hij veel last ervaart van de situatie. Verdachte heeft vriendschappen verloren, heeft een groot schuldgevoel en vond het moeilijk om zichzelf los te zien van hetgeen hij heeft gedaan. Nu verdachte de verantwoordelijkheid neemt voor wat hij heeft gedaan, schat de Raad het recidiverisico in als minimaal. Verdachte krijgt steun van zijn ouders en heeft een behandeling gekregen vanuit Fivoor die hij positief heeft afgerond. Daarnaast heeft verdachte een passende dagbesteding (school), passende vriendschappen en vrijetijdsbesteding. Er zijn geen zorgen op het vlak van sociale vaardigheden of agressie. Verdachte heeft goed meegewerkt aan de schorsende voorwaarden die hem eerder zijn opgelegd en de doelen binnen de jeugdreclassering zijn behaald. De jeugdreclasseerder ziet dan ook geen reden meer om verdachte langer te begeleiden. De Raad adviseert de rechtbank om aan verdachte een werkstraf op te leggen en daarnaast een voorwaardelijke jeugddetentie. Zij adviseert om daarbij geen bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat begeleiding van verdachte niet meer nodig wordt geacht. Gezien de ontwikkelingen die verdachte de afgelopen twee jaar heeft doorgemaakt en de druk die hij al twee jaar voelt in afwachting van de zitting, adviseert de Raad om aan verdachte een kortere proeftijd op te leggen.
Ter zitting heeft de heer [persoon 1] van de Raad daaraan toegevoegd dat verdachte geen voorwaardelijke straf nodig heeft om niet meer met politie en justitie in aanraking te komen. De voorwaardelijke jeugddetentie is enkel geadviseerd wegens de ernst van de feiten.
De heer [persoon 2] van Jeugdbescherming Tilburg heeft ter zitting aangevoerd dat hij het beeld van naïviteit zoals verdachte zelf schetst herkent. Verdachte gaat uit van het positieve in de mens en staat altijd klaar voor een ander. Tijdens de gesprekken met Jeugdbescherming Tilburg heeft verdachte vooral gesproken over wat er is gebeurd, hoe dat heeft kunnen gebeuren, welke keuzemogelijkheden hij had en wat hij in het vervolg anders gaat doen. [persoon 2] ziet na twee jaar begeleiding geen reden meer om deze voort te zetten.
Strafoplegging
De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat de ernst en de effecten van deze vorm van oplichting, vergelijkbaar zijn met die van een woninginbraak. Oudere slachtoffers zijn in de veiligheid van hun eigen huis gebeld en hun is angst aangejaagd, waardoor zij zich genoodzaakt voelden hun kostbaarheden, geld en bankpassen met pincode af te geven. Daarbij zijn er ook verdachten bij en in hun woning gekomen. Die effecten zijn een gevoel van onveiligheid, een forse aantasting in het vertrouwen in de medemens, niet zelden ook een aantasting in het vertrouwen in zichzelf en een forse inbreuk op de privacy. De Landelijke Oriëntatiepunten voor Straftoemeting (LOVS) geven als oriëntatiepunt voor een woninginbraak door een minderjarige een werkstraf van 120 uur per inbraak. De rechtbank houdt er bij de strafoplegging enerzijds rekening mee dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan drie oplichtingen en dat er bij alle slachtoffers geld en/of sieraden zijn weggenomen. Anderzijds houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte first-offender is en enkel de rol van uitvoerder had en niet de rol van organisator. Ook heeft hij de afgelopen twee jaar onder toezicht gestaan, heeft hij een behandeling ondergaan en heeft hij geen nieuwe strafbare feiten meer gepleegd. Verder houdt de rechtbank er rekening mee dat de redelijke termijn met acht maanden is overschreden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de straf zoals geëist door de officier van justitie passend en geboden is. Zij legt aan verdachte op een werkstraf van 160 uren met aftrek van voorarrest.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [aangeefster 1] vordert een schadevergoeding van € 10.800,- voor feit 1.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
De benadeelde partij vordert € 800,- wegens weggenomen contant geld. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten in voldoende verband staan met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Nu vaststaat dat dit bedrag daadwerkelijk is weggenomen en deze kosten niet zijn betwist, wijst de rechtbank de vordering in zoverre toe.
De benadeelde partij vordert € 7.500,- voor diverse sieraden die zijn weggenomen. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten in voldoende verband staan met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij heeft de vordering onderbouwd met foto’s en enkele aankoopbewijzen. Zij heeft de vordering niet ten aanzien van alle sieraden kunnen onderbouwen, omdat het grotendeels om oudere sieraden ging waarvan de benadeelde partij geen aankoopbewijzen meer heeft. De rechtbank zal daarom bij het bepalen van de hoogte van de schade gebruikmaken van haar schattingsbevoegdheid. Zij schat de waarde van de sieraden op € 5.000,- en wijst deze schadepost tot dit bedrag toe. Voor het overige deel van deze schadepost zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
De benadeelde partij vordert € 2.500,- aan immateriële schade. Hiertoe is aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en ernst van de normschending door verdachte mee dat de nadelige psychische gevolgen daarvan voor de benadeelde in beginsel voor de hand liggen, zodat sprake kan zijn van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Verdachte en zijn mededaders hebben bewust slachtoffers op leeftijd uitgekozen en op zeer geraffineerde wijze misbruik gemaakt van deze kwetsbare personen. Uit de onderbouwing van de vordering blijkt dat de benadeelde partij nog altijd last heeft van herbelevingen, nachtmerries, angst, verdriet en boosheid. Sinds het strafbare feit durft de benadeelde niet meer alleen deel te nemen aan activiteiten in het bejaardencomplex waar zij woonachtig is. Zij is na het misdrijf geestelijk achteruit gegaan en heeft twee jaar na het strafbare feit nog altijd contact met de praktijkondersteuner van de huisarts. Ter terechtzitting was de impact die het feit op de benadeelde heeft duidelijk zichtbaar. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het gevorderde bedrag billijk en wijst dit toe.
Wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag van € 8.300,- zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 juni 2023.
Hoofdelijkheid en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. Daarom zal de rechtbank de vordering hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door de mededaders is betaald, en andersom. De rechtbank zal bij de toegewezen vorderingen tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. Daarbij overweegt de rechtbank dat de schadevergoedingsmaatregel, als strafrechtelijke sanctiemaatregel, een enigszins ander karakter heeft dan de vorderingen van de benadeelde partij, die strikt civielrechtelijk moeten worden beoordeeld. De rechtbank vindt het in dit geval passend om de schadevergoedingsmaatregel te beperken tot ½ deel van de toegekende vorderingen, zodat alle veroordeelde mededaders in eerste instantie voor een gelijk deel door het CJIB zullen worden aangesproken. Gelet op de leeftijd van verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit zal bij niet-betaling geen gijzeling worden toegepast.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 77a, 77g, 77m, 77n, 77gg, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:medeplegen van oplichting;
feit 2:medeplegen van oplichting;
feit 3:medeplegen van diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
feit 4:medeplegen van oplichting;
feit 5:medeplegen van diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 160 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
80 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangeefster 1]van
€ 8.300,-, waarvan € 5.800,- aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 6 juni 2023 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangeefster 1](feit 1),
€ 4.150,-te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 6 juni 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
0 dagen gijzelingkan worden toegepast;
- bepaalt dat indien en voor zover verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de betalingsverplichting aan de Staat vervalt;
- bepaalt dat indien en voor zover verdachte aan de betalingsverplichting aan de Staat heeft voldaan, de betalingsverplichting aan de benadeelde voor dat deel vervalt;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Combee, voorzitter, mr. P.W.G. de Beer en mr. M.H.M. Collombon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 juli 2025.
Mr. De Beer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 6 juni 2023 te [plaats 1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[aangeefster 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig(e) goed(eren), het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van een (groot) aantal sieraden en/of een geldbedrag van in totaal 800 euro, in elk geval enig(e) goed(eren), door
- die [aangeefster 1] voornoemd telefonisch te benaderen en zich voor te doen als medewerker van de bank en/of medewerker van de politie en/of (vervolgens/daarbij)
- die [aangeefster 1] voornoemd te vertellen welke goederen zij af moest geven en/of (vervolgens/daarbij)
- naar de woning van die [aangeefster 1] voornoemd toe te gaan en/of zich voor te doen als
medewerker van de bank en/of
- die [aangeefster 1] voornoemd te helpen met het openen van de kluis en/of
- een (groot) aantal sieraden uit de kluis en/of woning en/of een geldbedrag van in totaal 800,- euro in ontvangst te nemen en/of
- vervolgens aan te geven dat hij, verdachte, naar de bank ging;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 7 juni 2023 te [plaats 2] , gemeente Tilburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangeefster 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van een bankpas, in elk geval enig goed, door
- die [aangeefster 2] voornoemd telefonisch te benaderen en zich voor te doen als medewerker van de Rabobank ( [naam 1] ) en/of
- die [aangeefster 2] voornoemd mede te delen dat haar betaalpas gehackt was en/of die [aangeefster 2]
voornoemd mede te delen dat zij 1.000,- euro moest betalen aan een bedrijf in Utrecht en/of dat dit voorkomen kon worden als die [aangeefster 2] voornoemd haar bankpas zou afgeven en/of
- die [aangeefster 2] voornoemd mede te delen dat zij de pas klaar moest leggen in een envelop van de Rabobank en/of
- die [aangeefster 2] voornoemd mede te delen dat zij haar dochter niet kon bellen omdat haar dochter ook gehackt was en/of
- die [aangeefster 2] voornoemd mede te delen dat een medewerker van de bank ( [naam 2] ) de pinpas op zou komen halen en/of (vervolgens/daarbij)
- naar het adres van die [aangeefster 2] voornoemd toe te gaan en/of zich voor te doen als die
[naam 2] voornoemd, althans als een bankmedewerker en/of vervolgens/daarbij
- daar die pinpas in ontvangst te nemen;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 7 juni 2023 te [plaats 2] , gemeente Tilburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van 450 euro en/of een geldbedrag van 200 euro, in elk geval enig geldbedrag, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [aangeefster 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruikmaking van de eerder door verdachte en/of zijn mededaders in ontvangst genomen bankpas van die [aangeefster 2] voornoemd;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 7 juni 2023 te [plaats 3] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangeefster 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van een bankpas, in elk geval enig goed, door
- die [aangeefster 3] voornoemd telefonisch te benaderen en zich voor te doen als medewerker (van de fraudeafdeling) van de bank en/of
- die [aangeefster 3] voornoemd mede te delen dat er een verdachte transactie was op haar rekening en/of
- die [aangeefster 3] voornoemd mede te delen dat haar rekening geblokkeerd zou worden en dat zij een nieuwe bankpas zou krijgen en/of
- die [aangeefster 3] voornoemd om haar pincode te vragen en/of
- die [aangeefster 3] voornoemd mede te delen dat een jongeman de oude bankpas zou komen ophalen en/of (vervolgens/daarbij)
- naar de woning van die [aangeefster 3] voornoemd te gaan en/of vervolgens/daarbij
- de bankpas van die [aangeefster 3] voornoemd in ontvangst te nemen;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
5
hij op of omstreeks 7 juni 2023 te [plaats 3] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van 450,- euro en/of een geldbedrag van 450,- euro, in elk geval enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangeefster 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruikmaking van de eerder door verdachte en/of zijn mededaders in ontvangst genomen bankpas van die [aangeefster 3] ;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )