ECLI:NL:RBZWB:2025:4239

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
4 juli 2025
Zaaknummer
02-141892-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meermalen medeplegen van oplichting en medeplegen van diefstal (bankhelpdeskfraude)

Op 4 juli 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meermalen medeplegen van oplichting en diefstal, specifiek bankhelpdeskfraude. De verdachte, geboren in 2003, werd beschuldigd van het samen met anderen oplichten van ouderen door zich voor te doen als bankmedewerkers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met medeverdachten, op 6 en 7 juni 2023 verschillende slachtoffers heeft benaderd en hen heeft bewogen tot de afgifte van geld en waardevolle goederen. De rechtbank achtte de bewijsvoering overtuigend, ondanks de ontkenning van de verdachte. De rechtbank legde een werkstraf van 140 uren en een voorwaardelijke jeugddetentie van vier maanden op, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werd een schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen, deels voor materiële en immateriële schade. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, vooral gezien de kwetsbaarheid van de slachtoffers, en de impact die de oplichting op hen had.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-141892-23
vonnis van de meervoudige kamer van 4 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
raadsman mr. R. el Bellaj, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 juni 2025, waarbij de officier van justitie, M.A.M. Dekkers, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1. samen met anderen [aangeefster 1] heeft opgelicht door middel van bankhelpdeskfraude;
2. samen met anderen [aangeefster 2] heeft opgelicht door middel van bankhelpdeskfraude;
3. samen met anderen geld heeft gestolen van [aangeefster 2] , met gebruikmaking van de door bankhelpdeskfraude verkregen bankpas;
4. samen met anderen [aangeefster 3] heeft opgelicht door middel van bankhelpdeskfraude;
5. samen met anderen geld heeft gestolen van [aangeefster 3] , met gebruikmaking van de door bankhelpdeskfraude verkregen bankpas.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak, omdat bij verdachte geen wetenschap bestond van de oplichtingen en diefstallen en zijn rol niet als die van een medepleger kan worden aangemerkt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststaande feiten en omstandigheden
Op grond van het dossier staat voor de rechtbank vast dat [aangeefster 1] op 6 juni 2023 is opgelicht door middel van bankhelpdeskfraude. Verdachte is die dag samen met [medeverdachte] met zijn auto naar [plaats 1] gegaan, waarbij verdachte het voertuig heeft bestuurd. [medeverdachte] heeft in [plaats 1] zich vervolgens voorgedaan als bankmedewerker, bij [aangeefster 1] aangebeld en heeft € 800,- en een hoeveelheid sieraden van haar meegenomen. Op 7 juni 2023 zijn [aangeefster 3] en [aangeefster 2] opgelicht. Ook die dag bevond verdachte zich samen met in elk geval [medeverdachte] in de auto van verdachte. Zij zijn eerst naar de woning van [aangeefster 3] in [plaats 2] gereden, waar [medeverdachte] haar pinpas heeft opgehaald. Vervolgens zijn zij naar de pinautomaat in [plaats 2] gereden waar door [medeverdachte] tweemaal een bedrag van € 450,- is gepind. Na het pinnen zijn verdachten doorgereden naar de woning van [aangeefster 2] te [plaats 3] waar [medeverdachte] eveneens een pinpas heeft opgehaald. Daar heeft hij vervolgens bij een pinautomaat in [plaats 3] € 450,- en € 200,- mee gepind.
Bij deze feiten is steeds gebruikgemaakt van dezelfde modus operandi. De aangevers werden gebeld door iemand die zich voordeed als bankmedewerker of politiemedewerker en hen werd verteld dat zij waren gehackt, dat er sprake was van een verdachte situatie of van een verdachte transactie. Vervolgens kregen de aangeefsters het verzoek om hun bankpas, contant geld en/of sieraden in een envelop te stoppen, dan wel klaar te leggen, zodat een bankmedewerker deze op kon halen. Bij het ophalen daarvan werd door de ophaler in twee gevallen een beveiligingscode genoemd, die het slachtoffer via de telefoon te horen had gekregen. Vervolgens werd er met de opgehaalde bankpassen geld opgenomen. Gedurende de oplichtingen en het pinnen stonden de bellers en in ieder geval [medeverdachte] als ophaler in nauw contact met elkaar via de telefoon.
De verklaringen van verdachte en [medeverdachte]
Verdachte ontkent dat hij iets met de feiten te maken heeft. Hij heeft verklaard dat hij van niets wist en dat hij als chauffeur is gebruikt door [medeverdachte] .
De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte] , anders dan door de raadsman aangevoerd, betrouwbaar en overweegt daartoe als volgt. [medeverdachte] heeft ten aanzien van zijn aandeel zowel bij de rechter-commissaris, bij de politie als ter zitting een bekennende verklaring afgelegd over het feit gepleegd op 6 juni 2023 en de feiten gepleegd op 7 juni 2023. Hij heeft uitgebreid verklaard en spaart daarbij zichzelf niet. Zijn verklaring wordt daarnaast op een aantal punten ondersteund door ander bewijs. Zo heeft [medeverdachte] , anders dan verdachte bij de politie, over 6 juni 2023 verklaard dat er naast hem en verdachte nog een derde persoon in de auto zat, hetgeen wordt ondersteund door camerabeelden. Ook heeft [medeverdachte] , anders dan verdachte bij de politie, verklaard dat hij achterin de auto zat, hetgeen eveneens wordt ondersteund door de camerabeelden. Daarnaast wordt de verklaring van [medeverdachte] in belangrijke mate ondersteund door de verklaringen van aangeefsters over de gang van zaken in de woningen. Zo heeft hij bijvoorbeeld verklaard dat er bij [aangeefster 1] € 850,- klaar lag op tafel, dat hij daarvan € 800,- heeft meegenomen en de overige € 50,- heeft achtergelaten. Dat komt overeen met de verklaring van [aangeefster 1] . Zij heeft verklaard dat zij € 850,- op tafel had gelegd en van de man aan de deur € 50,- terugkreeg voor boodschappen.
Over de rol van verdachte heeft [medeverdachte] verklaard dat verdachte hem één à twee dagen voor het plegen van feit 1 via Snapchat had benaderd met de vraag of hij hem kon helpen en of hij geld wilde verdienen. Verdachte heeft [medeverdachte] vervolgens, samen met een derde persoon, opgehaald met de auto. Vervolgens zijn ze, op twee achtereenvolgende dagen, naar de adressen van aangeefsters gereden waar [medeverdachte] moest aanbellen om iets op te halen. Verdachte heeft [medeverdachte] aangemoedigd om te gaan pinnen.
De verklaring van verdachte dat hij van niets wist, dat het [medeverdachte] was die de adressen opgaf en verdachte daar in zijn opdracht naartoe liet rijden volgt de rechtbank niet. Uit de verklaring van de vader van [medeverdachte] volgt immers dat hij verdachte heeft gebeld en dat verdachte hem zei dat hij het adres van een ander had gekregen. Dat impliceert dat verdachte wel degelijk wist wat er speelde en dat hij een grotere rol in het geheel had. Daarnaast zijn de feiten in een kort tijdsbestek gepleegd en heeft verdachte daarover naar eigen zeggen op beide dagen geen vragen gesteld. Daar komt nog bij dat [medeverdachte] , terwijl hij in de auto zat, via de telefoon veel contact had met de bellers in dit geheel. [medeverdachte] verklaart dat hij op beide dagen via Snapchatgroepen de opdrachten, adressen en pingegevens doorkreeg van onbekenden. Verdachte bevestigt dat [medeverdachte] op meerdere momenten heeft gebeld, maar stelt dat hij dat steeds buiten de auto heeft gedaan. De rechtbank acht het gelet op het korte tijdsbestek waarin de feiten op 7 juni 2023 zijn gepleegd (er waren slechts korte tussenpozen tussen het meerdere malen ophalen van passen en vervolgens pinnen met die passen), niet geloofwaardig dat deze (telefoon)gesprekken volledig buiten de auto plaatsvonden. Naar het oordeel van de rechtbank kan het dan ook niet anders dan dat verdachte iets heeft meegekregen van deze gesprekken en dat hij wist wat er speelde.
Daarnaast heeft [medeverdachte] verklaard dat hij het geld en de sieraden die hij bij [aangeefster 1] heeft opgehaald in de auto van verdachte heeft achtergelaten. Zijn verklaring wordt op dat punt ondersteund door het geldbedrag dat twee dagen na de oplichting van [aangeefster 1] onder het matras van verdachte is aangetroffen. Dit betrof hetzelfde bedrag als bij [aangeefster 1] is meegenomen, in dezelfde coupures. Het verweer van verdachte dat dit toeval betreft, volgt de rechtbank niet.
Medeplegen
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of verdachte als medepleger kan worden aangemerkt. Voor een bewezenverklaring van medeplegen moet allereerst vast komen te staan dat bij het begaan van het strafbare feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de mededaders. Immers, deze wijze van oplichting, waarbij aangevers telefonisch worden benaderd door personen die zich voordoen als bank- en/of politiemedewerkers en die aangeven dat aangevers gehackt zijn om zodoende beschikking te krijgen over bankpassen, pincodes en waardevolle goederen, vergt een planmatige aanpak, intensieve samenwerking en duidelijke afstemming tussen de daarbij betrokken personen. Temeer nu de feiten in een kort tijdsbestek, vlak na elkaar zijn gepleegd. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende vast komen te staan dat verdachte actief heeft deelgenomen aan dit samenwerkingsverband en daarin zijn eigen taak en wezenlijke bijdrage had. Verdachte werkte nauw met zijn medeverdachten samen om het oplichtingstraject succesvol uit te voeren en had daarbij kennis van de handelingen van [medeverdachte] . Van een ondergeschikte rol, namelijk het enkel als chauffeur optreden, is niet gebleken. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank een licht aansturende rol gehad richting [medeverdachte] , door hem te benaderen, op te halen en hem naar verschillende adressen en pinautomaten te brengen. Ook heeft verdachte tegen [medeverdachte] gezegd dat het niets voorstelde en dat hij gewoon moest gaan pinnen Bovendien is gebleken dat verdachte heeft gedeeld in de buit. Immers, het bij [aangeefster 1] weggenomen geldbedrag is door [medeverdachte] in de auto van verdachte achtergelaten en twee dagen later onder zijn matras aangetroffen. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de mededaders. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
op 6 juni 2023 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[aangeefster 1] heeft bewogen tot de afgifte van enige goederen, te weten de afgifte van een grootaantal sieraden en een geldbedrag van in totaal 800 euro, door
- die [aangeefster 1] voornoemd telefonisch te benaderen en zich voor te doen als medewerker van de bank en/of medewerker van de politie en daarbij
- die [aangeefster 1] voornoemd te vertellen welke goederen zij af moest geven en vervolgens
- naar de woning van die [aangeefster 1] voornoemd toe te gaan en zich voor te doen als
medewerker van de bank en
- die [aangeefster 1] voornoemd te helpen met het openen van de kluis en
- een grootaantal sieraden uit de kluis en woning en een geldbedrag van in totaal 800,- euro in ontvangst te nemen en
- vervolgens aan te geven dat hij, verdachte, naar de bank ging;
feit 2
op 7 juni 2023 te [plaats 3] , gemeente Tilburg, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangeefster 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten de afgifte van een bankpas, door
- die [aangeefster 2] voornoemd telefonisch te benaderen en zich voor te doen als medewerker van de Rabobank ( [naam 1] ) en
- die [aangeefster 2] voornoemd mede te delen dat haar betaalpas gehackt was en die [aangeefster 2]
voornoemd mede te delen dat zij 1.000,- euro moest betalen aan een bedrijf in Utrecht en dat dit voorkomen kon worden als die [aangeefster 2] voornoemd haar bankpas zou afgeven en
- die [aangeefster 2] voornoemd mede te delen dat zij de pas klaar moest leggen in een envelop van de Rabobank en
- die [aangeefster 2] voornoemd mede te delen dat zij haar dochter niet kon bellen omdat haar dochter ook gehackt was en
- die [aangeefster 2] voornoemd mede te delen dat een medewerker van de bank ( [naam 2] ) de pinpas op zou komen halen en vervolgens
- naar het adres van die [aangeefster 2] voornoemd toe te gaan en
- daar die pinpas in ontvangst te nemen;
feit 3
op 7 juni 2023 te [plaats 3] , gemeente Tilburg, tezamen en in vereniging met anderen een geldbedrag van 450 euro en een geldbedrag van 200 euro die aan [aangeefster 2] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders die weg te nemen goed
erenonder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruikmaking van de eerder door verdachte en/of zijn mededaders in ontvangst genomen bankpas van die [aangeefster 2] voornoemd;
feit 4
op 7 juni 2023 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangeefster 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten de afgifte van een bankpas, door
- die [aangeefster 3] voornoemd telefonisch te benaderen en zich voor te doen als medewerker van de fraudeafdeling van de bank en
- die [aangeefster 3] voornoemd mede te delen dat er een verdachte transactie was op haar rekening en
- die [aangeefster 3] voornoemd mede te delen dat haar rekening geblokkeerd zou worden en dat zij een nieuwe bankpas zou krijgen en
- die [aangeefster 3] voornoemd om haar pincode te vragen en
- die [aangeefster 3] voornoemd mede te delen dat een jongeman de oude bankpas zou komen ophalen en vervolgens
- naar de woning van die [aangeefster 3] voornoemd te gaan en daarbij
- de bankpas van die [aangeefster 3] voornoemd in ontvangst te nemen;
feit 5
op 7 juni 2023 te [plaats 2] tezamen en in vereniging met anderen een geldbedrag van 450,- euro en een geldbedrag van 450,- euro die aan [aangeefster 3] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededaders die weg te nemen goed
erenonder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruikmaking van de eerder door verdachte en/of zijn mededaders in ontvangst genomen bankpas van die [aangeefster 3] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt de rechtbank het jeugdstrafrecht toe te passen. Zij vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 140 uren met aftrek van voorarrest en jeugddetentie van vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Bij de hoogte van haar eis heeft de officier van justitie – onder meer – aansluiting gezocht bij de richtlijnen van het Openbaar Ministerie voor woninginbraken ten aanzien van minderjarigen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om jeugdstrafrecht toe te passen en rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn. Er kan volstaan worden met het opleggen van een (deels) voorwaardelijke taakstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen meermalen schuldig gemaakt aan oplichting van ouderen. Samen met anderen heeft verdachte de slachtoffers telefonisch benaderd en zich voorgedaan als bankmedewerker of medewerker van de politie om zo op slinkse wijze bankpassen, pincodes en sieraden van de slachtoffers te bemachtigen. Met deze bankpassen is vervolgens geld van de bankrekeningen van de slachtoffers opgenomen. Daarnaast zijn ook sieraden weggenomen die een grote emotionele waarde vertegenwoordigen. Het is extra kwalijk dat juist oudere mensen tot slachtoffer zijn gemaakt, vanwege hun grotere kwetsbaarheid en afhankelijkheid. Verdachte en zijn mededaders hebben de slachtoffers niet alleen financiële schade toegebracht, maar ook hun gevoel van veiligheid en vertrouwen in de medemens ernstig geschaad. Zo is namens slachtoffer [aangeefster 1] ter zitting verteld dat zij na de oplichting geestelijk is achteruitgegaan en dat zij last heeft van herbelevingen, verdriet en angst. [aangeefster 1] durft niet meer deel te nemen aan de activiteiten die worden georganiseerd in het bejaardencomplex waar zij woonachtig is en zij zit in plaats daarvan alleen in haar woning. Verder gaat zij twee jaar na de oplichting nog altijd naar de praktijkondersteuner van de huisarts voor ondersteuning bij haar psychische klachten naar aanleiding van de oplichting.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 4 juni 2025. Daaruit volgt dat verdachte bij de reclassering - anders dan ter zitting - verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen en zich daar heeft gepresenteerd als bekennende verdachte. De reclassering zag ten tijde van de gepleegde feiten het sociaal netwerk en het psychosociaal functioneren van verdachte als risicoverhogende factoren. Verdachte was gemakkelijk beïnvloedbaar, er was sprake van naïviteit en verdachte dacht niet na over de gevolgen van zijn gedrag. Het huidige netwerk van verdachte bestaat uit jongens die niet met politie en justitie in aanraking komen. In het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft verdachte onder toezicht gestaan. Dat toezicht is positief verlopen en verdachte heeft meegewerkt aan de bijzondere voorwaarden. Verdachte heeft een gedragsinterventie gericht op zijn cognitieve vaardigheden positief afgerond. Verder heeft verdachte een mbo-opleiding afgerond en bevindt hij zich momenteel in de afrondende fase van een andere opleiding. De reclassering ziet op overige leefgebieden ook stabiliteit. Verdachte heeft een bijbaan, woont bij zijn ouders, heeft geen financiële problemen en er is geen sprake van middelengebruik. De reclassering adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen en om aan verdachte geen bijzondere voorwaarden op te leggen nu hij tijdens het schorsingstoezicht reeds structurele gedragsverandering heeft gerealiseerd. De reclassering schat het recidiverisico als laag in.
Strafoplegging
De rechtbank is het met de officier van justitie eens dat de ernst en effecten van deze vorm van oplichting, vergelijkbaar zijn met die van een woninginbraak. Oudere slachtoffers zijn in de veiligheid van hun eigen huis gebeld en hun is angst aangejaagd, waardoor zij zich genoodzaakt voelden hun kostbaarheden, geld en bankpassen met pincode af te geven. Daarbij zijn er ook verdachten bij en in hun woning gekomen. De effecten zijn een gevoel van onveiligheid, een forse aantasting in het vertrouwen in de medemens, niet zelden ook een aantasting in het vertrouwen in zichzelf en een forse inbreuk op de privacy.
De rechtbank zal gelet op het advies van de reclassering jeugdstrafrecht toepassen. De Landelijke Oriëntatiepunten voor Straftoemeting (LOVS) geven als oriëntatiepunt voor een woninginbraak door een minderjarige een werkstraf van 120 uur per inbraak. De rechtbank houdt er bij de strafoplegging enerzijds rekening mee dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan drie oplichtingen en dat er bij alle slachtoffers geld en/of sieraden zijn weggenomen. Anderzijds houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en enkel de rol van uitvoerder had en niet de rol van organisator. Ook heeft hij de afgelopen twee jaar geen nieuwe strafbare feiten meer gepleegd en meegewerkt aan het toezicht door de reclassering. Verder houdt de rechtbank er rekening mee dat de redelijke termijn is overschreden met acht maanden. De rechtbank acht gelet op de proceshouding van verdachte naast een onvoorwaardelijke werkstraf ook een voorwaardelijke jeugddetentie passend en geboden, als stok achter de deur. De vraag is immers of de houding die verdachte bij de reclassering heeft aangenomen niet enkel sociaal wenselijk was. Nu de rechtbank ook een voorwaardelijke jeugddetentie passend vindt, zal zij een lagere werkstraf aan verdachte opleggen dan aan zijn [medeverdachte] is opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de straf zoals geëist door de officier van justitie passend en geboden is. Zij legt aan verdachte op een werkstraf van 140 uren met aftrek van voorarrest en jeugddetentie van vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [aangeefster 1] vordert een schadevergoeding van € 10.800,- voor feit 1.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
De benadeelde partij vordert € 800,- wegens weggenomen contant geld. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten in voldoende verband staan met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Nu vaststaat dat dit bedrag daadwerkelijk is weggenomen en deze kosten niet zijn betwist, wijst de rechtbank de vordering in zoverre toe.
De benadeelde partij vordert € 7.500,- voor diverse sieraden die zijn weggenomen. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten in voldoende verband staan met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij heeft de vordering onderbouwd met foto’s en enkele aankoopbewijzen. Zij heeft de vordering niet ten aanzien van alle sieraden kunnen onderbouwen, omdat het grotendeels om oudere sieraden ging waarvan de benadeelde partij geen aankoopbewijzen meer heeft. De rechtbank zal daarom bij het bepalen van de hoogte van de schade gebruikmaken van haar schattingsbevoegdheid. Zij schat de waarde van de sieraden op € 5.000,- en wijst deze schadepost tot dit bedrag toe. Voor het overige deel van deze schadepost zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
De benadeelde partij vordert € 2.500,- aan immateriële schade. Hiertoe is aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengen de aard en ernst van de normschending door verdachte mee dat de nadelige psychische gevolgen daarvan voor de benadeelde in beginsel voor de hand liggen, zodat sprake kan zijn van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Verdachte en zijn mededaders hebben bewust slachtoffers op leeftijd uitgekozen en op zeer geraffineerde wijze misbruik gemaakt van deze kwetsbare personen. Uit de onderbouwing van de vordering blijkt dat de benadeelde partij nog altijd last heeft van herbelevingen, nachtmerries, angst, verdriet en boosheid. Sinds het strafbare feit durft de benadeelde niet meer alleen deel te nemen aan activiteiten in het bejaardencomplex waar zij woonachtig is. Zij is na het misdrijf geestelijk achteruit gegaan en heeft twee jaar na het strafbare feit nog altijd contact met de praktijkondersteuner van de huisarts. Ter terechtzitting was de impact die het feit op de benadeelde heeft duidelijk zichtbaar. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het gevorderde bedrag billijk en wijst dit toe.
Wettelijke rente
Het toe te wijzen bedrag van € 8.300,- zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 juni 2023.
Hoofdelijkheid en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade. Daarom zal de rechtbank de vordering hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door de mededaders is betaald, en andersom. De rechtbank zal bij de toegewezen vorderingen tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. Daarbij overweegt de rechtbank dat de schadevergoedingsmaatregel, als strafrechtelijke sanctiemaatregel, een enigszins ander karakter heeft dan de vorderingen van de benadeelde partij, die strikt civielrechtelijk moeten worden beoordeeld. De rechtbank vindt het in dit geval passend om de schadevergoedingsmaatregel te beperken tot ½ deel van de toegekende vorderingen, zodat alle veroordeelde mededaders in eerste instantie voor een gelijk deel door het CJIB zullen worden aangesproken. Gelet op de leeftijd van verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit zal bij niet-betaling geen gijzeling worden toegepast.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n,77x, 77y, 77z, 77gg, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:medeplegen van oplichting;
feit 2:medeplegen van oplichting;
feit 3:medeplegen van diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
feit 4:medeplegen van oplichting;
feit 5:medeplegen van diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 140 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
70 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[aangeefster 1]van
€ 8.300,-, waarvan € 5.800,- aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 6 juni 2023 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat verdachte met de mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangeefster 1](feit 1),
€ 4.150,-te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 6 juni 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
0 dagen gijzelingkan worden toegepast;
- bepaalt dat indien en voor zover verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de betalingsverplichting aan de Staat vervalt;
- bepaalt dat indien en voor zover verdachte aan de betalingsverplichting aan de Staat heeft voldaan, de betalingsverplichting aan de benadeelde voor dat deel vervalt;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Combee, voorzitter, mr. P.W.G. de Beer en mr. M.H.M. Collombon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 juli 2025.
Mr. De Beer is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 6 juni 2023 te [plaats 1] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[aangeefster 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig(e) goed(eren), het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van een (groot) aantal sieraden en/of een geldbedrag van in totaal 800 euro, in elk geval enig(e) goed(eren), door
- die [aangeefster 1] voornoemd telefonisch te benaderen en zich voor te doen als medewerker van de bank en/of medewerker van de politie en/of (vervolgens/daarbij)
- die [aangeefster 1] voornoemd te vertellen welke goederen zij af moest geven en/of (vervolgens/daarbij)
- naar de woning van die [aangeefster 1] voornoemd toe te gaan en/of zich voor te doen als
medewerker van de bank en/of
- die [aangeefster 1] voornoemd te helpen met het openen van de kluis en/of
- een (groot) aantal sieraden uit de kluis en/of woning en/of een geldbedrag van in totaal 800,- euro in ontvangst te nemen en/of
- vervolgens aan te geven dat hij, verdachte, naar de bank ging;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 7 juni 2023 te [plaats 3] , gemeente Tilburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangeefster 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van een bankpas, in elk geval enig goed, door
- die [aangeefster 2] voornoemd telefonisch te benaderen en zich voor te doen als medewerker van de Rabobank ( [naam 1] ) en/of
- die [aangeefster 2] voornoemd mede te delen dat haar betaalpas gehackt was en/of die Van
[aangeefster 2] voornoemd mede te delen dat zij 1.000,- euro moest betalen aan een bedrijf in Utrecht en/of dat dit voorkomen kon worden als die [aangeefster 2] voornoemd haar bankpas zou afgeven en/of
- die [aangeefster 2] voornoemd mede te delen dat zij de pas klaar moest leggen in een envelop van de Rabobank en/of
- die [aangeefster 2] voornoemd mede te delen dat zij haar dochter niet kon bellen omdat haar dochter ook gehackt was en/of
- die [aangeefster 2] voornoemd mede te delen dat een medewerker van de bank ( [naam 2] ) de pinpas op zou komen halen en/of (vervolgens/daarbij)
- naar het adres van die [aangeefster 2] voornoemd toe te gaan en/of zich voor te doen als die
[naam 2] voornoemd, althans als een bankmedewerker en/of vervolgens/daarbij
- daar die pinpas in ontvangst te nemen;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 7 juni 2023 te [plaats 3] , gemeente Tilburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van 450 euro en/of een geldbedrag van 200 euro, in elk geval enig geldbedrag, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [aangeefster 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruikmaking van de eerder door verdachte en/of zijn mededaders in ontvangst genomen bankpas van die [aangeefster 2] voornoemd;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 7 juni 2023 te [plaats 2] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangeefster 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van een bankpas, in elk geval enig goed, door
- die [aangeefster 3] voornoemd telefonisch te benaderen en zich voor te doen als medewerker (van de fraudeafdeling) van de bank en/of
- die [aangeefster 3] voornoemd mede te delen dat er een verdachte transactie was op haar rekening en/of
- die [aangeefster 3] voornoemd mede te delen dat haar rekening geblokkeerd zou worden en dat zij een nieuwe bankpas zou krijgen en/of
- die [aangeefster 3] voornoemd om haar pincode te vragen en/of
- die [aangeefster 3] voornoemd mede te delen dat een jongeman de oude bankpas zou komen ophalen en/of (vervolgens/daarbij)
- naar de woning van die [aangeefster 3] voornoemd te gaan en/of vervolgens/daarbij
- de bankpas van die [aangeefster 3] voornoemd in ontvangst te nemen;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
5
hij op of omstreeks 7 juni 2023 te [plaats 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag van 450,- euro en/of een geldbedrag van 450,- euro, in elk geval enig geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangeefster 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruikmaking van de eerder door verdachte en/of zijn mededaders in ontvangst genomen bankpas van die [aangeefster 3] ;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )