In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 juni 2025 een zorgmachtiging verleend voor betrokkene, geboren in 1986, op verzoek van de officier van justitie. De rechtbank oordeelde dat er een zorgmachtiging nodig was vanwege de psychische stoornis van betrokkene, die lijdt aan schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, en middelengebruik. Betrokkene was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling, waardoor de bijzondere voorwaarden niet konden worden uitgevoerd. De rechtbank beperkte de zorgmachtiging in duur tot zes maanden, met als doel betrokkene in te stellen op medicatie.
Tijdens de mondelinge behandeling op 27 juni 2025 werd betrokkene bijgestaan door zijn advocaat, mr. V.C. Andeweg. De officier van justitie, mevrouw [naam 1], en andere betrokkenen, waaronder de zorgverantwoordelijke en een wooncoach, waren ook aanwezig. De rechtbank concludeerde dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis waren, aangezien betrokkene zijn medicatie had gestaakt en wantrouwend was naar hulpverlening. De rechtbank wees de gevraagde vormen van verplichte zorg toe, waaronder het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles, en bepaalde dat deze zorg alleen tijdens de opname van betrokkene mocht worden toegepast. De rechtbank benadrukte dat de zorgmachtiging noodzakelijk was om ernstig nadeel voor betrokkene en zijn omgeving te voorkomen.