ECLI:NL:RBZWB:2025:426

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
C/02/430542 / JE RK 25-39
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van een complexe gezinsproblematiek

Op 14 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om [minderjarige] onder toezicht te stellen voor een periode van negen maanden, omdat er ernstige zorgen zijn over zijn ontwikkeling door de aanhoudende strijd tussen de ouders en het gebrek aan contact met de moeder. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag waren de ouders, hun advocaten, de bijzondere curator en een vertegenwoordiger van de Raad aanwezig. De kinderrechter heeft [minderjarige] gehoord, die aangaf dat hij rust wil en niet openstaat voor hulpverlening. De ouders hebben ingestemd met de inzet van een kindbehartiger en een traject Parallel Solo Ouderschap, maar de kinderrechter oordeelde dat de wettelijke voorwaarden voor ondertoezichtstelling niet zijn vervuld. De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad aangehouden voor zes maanden, met de verwachting dat de ouders zich inzetten voor de benodigde hulpverlening. De beslissing tot ondertoezichtstelling is daarmee voorlopig afgewezen, maar de kinderrechter heeft het verzoek als stok achter de deur aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/430542 / JE RK 25-39
Datum uitspraak: 14 januari 2025
Beschikking ondertoezichtstelling
in de zaak van
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad,
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 1],
advocaat: mr. M.E. Kok te [woonplaats 1],
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2],
advocaat: mr. R. Wouters te Middelburg.
-
mr. [de bijzondere curator], advocaat te [plaats], in haar hoedanigheid van bijzondere curator over de [minderjarige].
De kinderrechter merkt als informant aan:
STICHTING LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & RECLASSERING, gevestigd te Eindhoven, hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (de GI).

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift van de Raad van 7 januari 2025 met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 7 januari 2025;
- de stelbrief van mr. Wouters van 10 januari 2025;
- de stelbrief van mr. Kok van 10 januari 2025.
1.2.
Het verzoek van de Raad is gelijktijdig met de verzoeken van de ouders tot wijziging zorgregeling en wijziging hoofdverblijf (bij de rechtbank bekend onder zaaknummer C/02/427276 / FA RK 24-4606) alsmede het verzoek van de bijzondere curator namens [minderjarige] tot wijziging hoofdverblijf (bij de rechtbank bekend onder zaaknummer C/02/430598 / FA RK 25-101) behandeld tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren op 14 januari 2025. Op de verzoeken van de ouders en de bijzondere curator wordt bij separate beschikking beslist.
1.3.
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de bijzondere curator;
- een vertegenwoordigster van de Raad.
Namens de GI is, met bericht van afmelding, geen vertegenwoordiger verschenen.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is gedurende het huwelijk van de vader en de moeder geboren.
2.2.
Het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden.
2.3.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].
2.4.
[minderjarige] staat ingeschreven op het BRP-adres van de moeder, maar verblijft feitelijk bij de vader.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van negen maanden en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Voorts verzoekt de Raad, in het geval de rechtbank niet overgaat tot wijziging van het hoofdverblijf van [minderjarige] naar de vader, een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de andere ouder met gezag, te weten de vader, voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft het verzoek en verwijst voor de onderbouwing daarvan naar het ingediende rapport. Daaruit blijkt kort samengevat dat [minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, doordat er sprake is van een aanhoudende strijd tussen de ouders, de ouders niet met elkaar kunnen communiceren en er al lange tijd geen contact meer is tussen [minderjarige] en de moeder. [minderjarige] kan daardoor niet werken aan het vormen van een positief en neutraal moederbeeld. Het is de ouders tot op heden niet gelukt om hulpverlening in te schakelen en de bestaande zorgen weg te nemen. Omdat de situatie daarnaast erg complex is, acht de Raad een ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor een periode van negen maanden noodzakelijk. Mocht de rechtbank niet overgaan tot wijziging van het hoofdverblijf van [minderjarige] naar de vader, dan verzoekt de Raad ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader. De Raad vindt het namelijk in het belang van [minderjarige] dat hij voortaan bij de vader verblijft, nu [minderjarige] feitelijk inmiddels al lange tijd bij de vader verblijft, daar ook staat ingeschreven en omdat de relatie tussen [minderjarige] en de moeder erg is verstoord. De situatie bij de vader thuis is daarnaast stabiel en daar lijkt het onder omstandigheden goed te gaan met [minderjarige]. Om [minderjarige] duidelijkheid en rust te geven, dient de juridische situatie rondom het hoofdverblijf van [minderjarige] daarom in overeenstemming te worden gebracht met de feitelijke situatie.
4.2.
[minderjarige] heeft in het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat hij klaar is met de juridische procedures van zijn ouders en graag rust wil. Hij staat daarom ook niet open voor hulpverlening. [minderjarige] kan bovendien met zijn vader, familie en vrienden praten over wat hem dwars zit, en dat is voor hem voldoende. Verder vertelt [minderjarige] dat hij graag serieus bezig is met zijn school en met werk. Hij hoopt later het bouwbedrijf van zijn vader te kunnen overnemen. Klussen is dan ook zijn grote hobby. Daarnaast gaat [minderjarige] graag met zijn vrienden om. Het wonen bij de vader bevalt [minderjarige] goed en dat wil hij graag zo houden. Over de moeder vertelt [minderjarige] dat zij nooit naar hem luistert en steeds haar eigen zin blijft doordrukken. [minderjarige] trekt dat niet meer en wil daarom dat de moeder hem nu eerst een periode met rust laat. Hij zal dan vanzelf weer contact met haar opnemen als hij daar weer behoefte aan heeft. [minderjarige] denkt tot slot niet dat hij later last krijgt van het gebrek aan contact met zijn moeder. Daar is hij misschien te nuchter voor en dat ziet hij dan wel.
4.3.
De bijzondere curator benoemt namens [minderjarige] dat het grootste probleem bij [minderjarige] is dat hij zich niet gehoord voelt door de moeder. Dat zit [minderjarige] erg dwars. [minderjarige] is ook erg moe van de procedures en de volwassenen om hem heen die zich met hem bemoeien, terwijl het volgens hem gewoon goed met hem gaat. De bijzondere curator acht het van groot belang dat het hoofdverblijf van [minderjarige] bij de vader wordt bepaald en dat de moeder daarmee instemt, en dat ook aan [minderjarige] laat weten. Voor dat laatste is hulpverlening nodig, aangezien [minderjarige] op dit moment niet met de moeder in gesprek wil gaan. De bijzondere curator denkt daarbij aan een kindbehartiger of mevrouw [naam 1] van [hulpverlening]. Een ondertoezichtstelling acht de bijzonder curator niet de geëigende weg, omdat dat traject veel druk op [minderjarige] zal leggen. Het gedwongen werken aan contactherstel zal, los van de omstandigheid dat [minderjarige] inmiddels 16 jaar is en daar niet meer echt in gedwongen kan worden, daarnaast een averechts effect hebben en er mogelijk toe leiden dat het minder goed gaat met [minderjarige] en hij minder gaat presteren op school. Dat moet worden voorkomen. [minderjarige] zegt bovendien niet dat hij nooit meer contact wil hebben met de moeder; hij wil nu rust en denkt dat het contact daarna wel weer op gang komt. Het lijkt de bijzondere curator ook passend, gelet op de forse strijd tussen en communicatie problematiek van de ouders, dat er een traject Parallel Solo Ouderschap voor hen wordt opgestart. Als beide ouders daarvoor openstaan, kan het verzoek tot ondertoezichtstelling in afwachting van de inzet van deze hulpverlening worden aangehouden, als stok achter de deur.
4.4.
Door en namens de vader is verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. Naast dat een ondertoezichtstelling [minderjarige] veel druk zal geven, daardoor averechts zal werken en [minderjarige] nu juist rust nodig heeft, is niet voldaan aan de wettelijke voorwaarden. Ondanks dat het niet goed is dat er geen contact is tussen [minderjarige] en de moeder, maakt dat nog niet dat [minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Nu [minderjarige] sinds enige tijd bij de vader woont, ervaart hij al wat meer rust. De vader herkent evenmin dat [minderjarige] interne spanning of boosheid in zich heeft en dat de situatie hem energie kost. Het gaat onder omstandigheden namelijk goed met [minderjarige]. Daarnaast staat de vader achter de inzet van een kindbehartiger of een onafhankelijke professional van [hulpverlening] voor [minderjarige]. De vader zal daaraan meewerken en zal ervoor zorgen dat [minderjarige] naar de gesprekken gaat. Deze hulpverlening kan dus in het vrijwillig kader worden ingezet. De vader staat ook open voor een traject Parallel Solo Ouderschap, waarbij wordt gekeken of de ouders afspraken kunnen maken. Daarbij merkt de vader op dat dit wel een traject moet zijn waarbij de ouders niet met elkaar aan tafel gaan, want daar staat de vader niet voor open. De vader betwijfelt ook of een dergelijk traject iets zal opleveren, want de ouders zijn al lange tijd uit elkaar en hebben volgens de vader al geaccepteerd dat zij ieder hun eigen opvoedsituatie hebben. Dat draagt de vader ook uit naar de kinderen. De spanning tussen de ouders wordt dan ook vooral veroorzaakt door de procedures.
4.5.
Door en namens de moeder wordt ingestemd met het verzoek van de Raad. Er is wel degelijk sprake van een ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige], die zoveel last heeft van de aanhoudende problematiek van zijn ouders dat hij ervoor heeft gekozen om bij zijn vader te gaan wonen en geen contact meer met de moeder te hebben. De moeder vindt dit zeer zorgelijk en verdrietig, maar stemt wel in met de wijziging van het hoofdverblijf van [minderjarige] en vindt het ook goed dat er een zorgregeling wordt vastgelegd waarbij [minderjarige] contact met de moeder heeft als hij dat wil. Tegelijkertijd vreest de moeder ervoor dat de huidige situatie blijft voortduren als er niets gaat veranderen. De moeder kan zich daarom vinden in het inzetten van een kindbehartiger of een professional van [hulpverlening] voor het voeren van gesprekken met [minderjarige]. Omdat het nu vooral aan de ouders is om stappen te zetten, stemt de moeder ook in met de inzet van een traject Parallel Solo Ouderschap, mits het verzoek tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] wordt aangehouden als stok achter de deur. De ouders hebben namelijk al eerder afspraken gemaakt, bijvoorbeeld over het toewerken naar een co-ouderschap, terwijl de vader daar een dag later ineens niet meer achter stond. Ook is er eerder hulpverlening ingezet, welke vervolgens door de vader is stopgezet. Daarbij komt dat [minderjarige] nu inmiddels 16 jaar is en dat er nog maar weinig tijd over is totdat hij volwassen is.

5.De beoordeling

Wettelijk kader
5.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Inhoudelijke beoordeling
5.2.
Op basis van de inhoud van de overgelegde stukken en hetgeen is besproken ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat [minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Er is sprake van een voortdurende strijd van de ouders en een gebrek aan communicatie tussen hen, als gevolg waarvan [minderjarige] (en ook zijn jongere broertje [naam 2]) klem zit tussen de ouders. Dit heeft er bij [minderjarige] inmiddels toe geleid dat hij bij zijn vader is gaan wonen en geen contact meer wil met zijn moeder. Dit vindt de kinderrechter een zorgelijke ontwikkeling, omdat het gebrek aan structureel en onbelast contact met beide ouders een ernstige bedreiging vormt voor de identiteitsontwikkeling van [minderjarige] en schadelijk is voor zijn sociaal-emotionele ontwikkeling, aangezien hij zijn beide ouders nodig heeft om een eigen identiteit te kunnen ontwikkelen. Daarnaast verstoort het contactverlies met de moeder het hechtingsproces van [minderjarige] aan de moeder, met het risico dat hij verder opgroeit met een negatief moederbeeld. Daarmee wijst [minderjarige] in feite ook de helft van zichzelf af en dat is verontrustend.
5.3.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben de ouders allebei aangegeven dat de huidige situatie niet de door hen gewenste uitkomst is. De kinderrechter heeft de ouders daarop voorgehouden dat de ouders geen andere uitkomst kunnen verwachten als zij hun eigen gedrag en handelen niet gaan aanpassen. De kinderrechter vindt het erg zorgelijk dat de ouders de problemen tussen hen op [minderjarige] (en [naam 2]) afschuiven, terwijl deze problemen afkomstig zijn en in stand worden gehouden door de ouders zelf. [minderjarige] en [naam 2] voelen nu als het ware de taak om de spanningen op te lossen in plaats van dat dit een taak van de ouders is.
5.4.
Uiteindelijk hebben de ouders tijdens de mondelinge behandeling ingestemd met de inzet van een kindbehartiger dan wel onafhankelijke professional (mevrouw [naam 1]) van [hulpverlening] voor het voeren van gesprekken met [minderjarige] en de inzet van een traject Parallel Solo Ouderschap voor de ouders. Dit vindt de kinderrechter een positieve eerste stap. Nu de ouders achter de inzet van deze hulpverlening staan, kan deze in het vrijwillig kader worden ingezet. Gelet hierop is op dit moment niet voldaan aan de wettelijke vereisten zoals genoemd in artikel 1:255 BW.
5.5.
Aangezien deze positieve ontwikkeling nog zeer recent en pril is, ziet de kinderrechter aanleiding om nog niet op het verzoek van de Raad te beslissen, maar deze aan te houden. De ouders kunnen op die manier de komende periode laten zien dat zij zich daadwerkelijk (blijven) inzetten voor de benodigde hulpverlening en dat zij de prille positieve ontwikkelingen in het vrijwillige kader weten vast te houden. Het aangehouden verzoek van de Raad fungeert in de tussentijd als stok achter de deur, nu de kinderrechter het erg belangrijk vindt voor [minderjarige] (en [naam 2]) dat de ouders in beweging gaan komen en blijven, zich beter tot elkaar leren verhouden en de taak om de spanningen te verkleinen op zich nemen.
5.6.
De kinderrechter zal het verzoek van de Raad aanhouden voor een periode van zes maanden en verzoekt de Raad en de advocaten van partijen om op de hieronder genoemde pro forma datum te berichten wat de stand van zaken is. Nu het hoofdverblijf van [minderjarige] bij beschikking van de rechtbank van 14 januari 2025 bij de vader is bepaald, zal de kinderrechter het voorwaardelijke verzoek van de Raad tot machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige] bij de vader afwijzen.
5.7.
Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
houdt de beslissing ten aanzien van het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] aan tot
22 juli 2025 PRO FORMA, met het verzoek aan de Raad en de advocaten van de ouders om dan te rapporteren over de ontwikkelingen;
6.2.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2025 door mr. De Beer, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. De Haas als griffier, en op schrift gesteld op 28 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.