6.3Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft een voor hem onbekend persoon, namelijk [slachtoffer] , terwijl zij een wandeling maakte in het bos, achtervolgd en heeft haar geprobeerd te verkrachten. Het handelen van verdachte heeft zonder twijfel (emotionele) impact gehad op [slachtoffer] . Niet alleen heeft hij voor [slachtoffer] een ontzettend beangstigende situatie gecreëerd. ook maakt zijn handelen een gevoel van onveiligheid los in de maatschappij. Dit geldt temeer nu het feit zich in het openbaar heeft afgespeeld.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan belediging van een medewerker van de Raad door haar te bespugen. Hij heeft zich na afloop van een zitting ten overstaan van meerdere personen in de zittingszaal bewust gericht naar de medewerker van de Raad en haar vervolgens bespuugd, waarbij zij in haar gezicht is geraakt. Uit de aangifte die namens deze medewerker is gedaan, blijkt dat zij zich erg vies voelde door het handelen van verdachte. Iemand bespugen is zeer denigrerend. Het handelen van verdachte getuigt dan ook van bijzonder weinig respect.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 6 mei 2025, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, maar wel eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen. Uit het strafblad blijkt onder meer dat hij op
7 februari 2024 – dus nog niet zo lang vóór het plegen van de poging tot verkrachting – is veroordeeld voor meerdere feiten, waarbij een voorwaardelijke straf is opgelegd. Verdachte liep ten tijde van de bewezenverklaarde feiten nog in de proeftijd van deze voorwaardelijke straf, maar is desondanks toch de fout ingegaan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden over verdachte zijn opgemaakt:
- de pro justitia rapportage van drs. [persoon 1] , GZ-psycholoog, en drs. [persoon 2] , psychiater, van 12 juni 2025;
- het rapport van de Raad van 19 juni 2025.
In de pro justitia rapportage komen de deskundigen tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van meervoudige problematiek. In de eerste plaats wordt bij verdachte een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis vastgesteld. Daarnaast voldoet verdachte op gedragsmatig niveau (ruimschoots) aan de criteria van de normoverschrijdend-gedragsstoornis. Ook is er sprake van een vanaf zijn vijftiende jaar bestaande ernstige stoornis in het gebruik van cannabis, momenteel in vroege remissie, vanwege de gereguleerde omgeving waarin hij nu verblijft. Verdachte is tijdens de observatie ingesteld op anti-psychotische medicatie. Deze heeft een dempend effect op de psychotische symptomen maar ook op de gedragsproblematiek.
De deskundigen concluderen verder dat verdachte over beperkte empathische vermogens beschikt – en in lijn daarmee zijn mentaliserend vermogen zeer beperkt is –; dat zijn gewetensontwikkeling gebrekkig is; dat hij over weinig probleemoplossende vaardigheden beschikt; dat zijn reflectief vermogen beperkt is; dat er op sociaal en seksueel vlak sprake is van ontremming; dat er sprake is van impulsiviteit in het handelen; dat hij op bepaalde momenten nog altijd paranoïde gekleurde denkbeelden heeft en dat het hem ontbreekt aan innerlijke structuur.
De deskundigen adviseren, vanwege de pathologische beperkingen in de remmingen op het gedrag en de verstoorde seksuele beleving, het zedenfeit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Het algemene recidiverisico, het risico op een nieuw seksueel delict en het risico op een nieuw gewelddadig delict worden ingeschat als hoog. Er zijn veel risicofactoren, maar weinig beschermende factoren. Door zijn beperkte ziekte-inzicht en gebrek aan behandelmotivatie zijn er zorgen of en in hoeverre verdachte medicatietrouw zal blijven. Het sociale netwerk biedt onvoldoende steun. Zolang verdachte in een gestructureerde omgeving verblijft, waarbij ook het medicatiegebruik onder controle staat, dan is zijn gedrag redelijk goed hanteerbaar. Wanneer verdachte zich echter zonder begeleiding in een meer vrije omgeving zou bevinden, dan is het risico op een nieuwe psychotische episode groot. Het risico op nieuw delictgedrag (zowel op seksueel vlak als op gewelddadig gedrag) neemt dan direct toe. Om het recidivegevaar af te wenden en een zo gunstig mogelijke ontwikkeling voor verdachte te bevorderen, heeft verdachte klinisch intensieve behandeling nodig. Gelet op de complexiteit van de psychopathologie van verdachte zal de te verwachten behandelduur lang zijn. Hij zal in eerste instantie moeten worden behandeld in een gesloten setting met een hoog beveiligingsniveau, waarin er ook (gespecialiseerde) aandacht is voor de behandeling van psychotische stoornissen. Er is namelijk geen ziektebesef en ook geen behandelmotivatie en de kans op onttrekking is aanwezig. Plaatsing binnen een justitiële jeugdinrichting is het meest passend. Er kan worden gedacht aan een orthopsychiatrische behandelomgeving, zoals die bijvoorbeeld wordt geboden op de [afdeling] afdeling van [zorginstelling 2] . Volgens de deskundigen is een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel noodzakelijk en het meest passend om behandeling vorm te geven en verdachte nog bij te sturen in zijn ontwikkeling. Er is geen aanleiding om een voorwaardelijke PIJ-maatregel te overwegen, nu er geen mogelijkheid wordt gezien voor ambulante behandeling, temeer omdat verdachte zelf geen noodzaak tot behandeling ziet. Daarnaast ontbreekt het aan alternatieven voor het beïnvloeden van het ziektebeeld en het gedrag. Eerdere hulpverlening is ook niet afdoende geweest.
Ter zitting heeft de psycholoog aanvullend toegelicht dat er alles aan moet worden gedaan om te voorkomen dat verdachte nog eens in een psychose komt te verkeren. Bij spanningen kan namelijk het psychotisch beeld toenemen. Van belang is dat verdachte geen middelen gebruikt en medicatietrouw is. Alle mogelijkheden voor wat passend is voor verdachte zijn afgewogen. Zeker gelet op het incident dat zich heeft afgespeeld, terwijl hij in [zorginstelling 3] verbleef, kan het recidiverisico niet worden beperkt door bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijke straf. Daar komt bij dat een GGZ-kliniek met een hoog beveiligingsniveau geen geschikte(re) behandelplek voor verdachte is, omdat daarin geen aandacht is voor delict analyse. De psycholoog blijft dan ook bij het advies om een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Een gesloten setting met veel structuur is nodig om het recidiverisico zo klein mogelijk te houden en is ook in het belang van de ontwikkeling van verdachte. In zo’n setting is een psychiatrische en forensische aanpak nodig. Op termijn zal deze setting verdachte de meeste kansen geven.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het rapport van de Raad over verdachte van
19 juni 2025. Vanwege de ernstig bedreigde ontwikkeling van verdachte, het hoge recidiverisico en de complexiteit van de problematiek die behandeling behoeft, acht de Raad behandeling vanuit een residentieel kader nodig. De Raad ziet, gelet op de verwachting dat langdurige behandeling nodig is wegens de ernst en complexiteit van de problematiek van verdachte, onvoldoende mogelijkheden om in een voorwaardelijk PIJ-kader voldoende afname van het recidiverisico en de ontwikkelingsbedreiging van verdachte te kunnen bewerkstelligen. De Raad deelt de conclusies van de psycholoog en de psychiater dat een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel noodzakelijk is. Het is de enige passende manier om verdachte intensief te behandelen, hem te beschermen tegen verdere psychische ontregeling en om de maatschappij te beschermen tegen nieuw delictgedrag. De PIJ-maatregel biedt structuur, veiligheid, behandeling en ontwikkeling, waardoor verdachte mogelijk nog op het juiste spoor kan worden gezet. De Raad adviseert dan ook een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel en daarnaast een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen.
Ter zitting heeft de Raad het advies tot het opleggen van een onvoorwaardelijke
PIJ-maatregel gehandhaafd. Dit is niet zozeer een keuzemogelijkheid, maar eerder noodzaak en het beste voor verdachte, aldus de Raad. Aan de juridische gronden voor een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel wordt voldaan.
Door de jeugdreclassering is ter zitting aangegeven dat zij de pro justitia rapportage en het advies tot het opleggen van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel ondersteunen. Een alternatief is niet mogelijk en passend, gelet op het grote recidiverisico.
Verminderde toerekenbaarheid
De psychiater en de psycholoog hebben geadviseerd het zedenfeit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt de conclusie van de deskundigen ten aanzien van de toerekenbaarheid over. Dat betekent dat de rechtbank de poging tot verkrachting in verminderde mate aan verdachte toerekent.
De op te leggen maatregel
Met betrekking tot de op te leggen maatregel overweegt de rechtbank dat zij veel gewicht toekent aan de pro justitia rapportage van [zorginstelling 1] . Uit deze rapportage en de bevindingen van de deskundigen – ook ter zitting – blijkt het unanieme advies om aan verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Dit advies wordt gedragen door de Raad en ook de jeugdreclassering.
Blijkens artikel 77s Sr kan aan de verdachte bij wie ten tijde van het begaan van het misdrijf een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond een PIJ-maatregel worden opgelegd. Het feit waarvoor de maatregel wordt opgelegd, dient een misdrijf te zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, dan wel die behoort tot een van de feiten zoals genoemd in artikel 77s, eerste lid onder a Sr. Ook dient de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel te eisen. Ten slotte dient de maatregel in het belang te zijn van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van de verdachte.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat de PIJ-maatregel een middel is dat met grote terughoudendheid moet worden ingezet. Gelet op de adviezen en het tegengestelde standpunt van de verdediging ziet de rechtbank zich in deze zaak voor de vraag gesteld of een PIJ-maatregel, al dan niet in voorwaardelijke vorm aan verdachte moet worden opgelegd.
De rechtbank stelt vast dat zowel uit de pro justitia rapportage als uit de rapportage van de Raad volgt dat bij verdachte sprake is van ernstige (gedrags)problematiek en een behandelnoodzaak daarvan. Daarnaast betreffen de bewezenverklaarde feiten ernstige delicten. Het recidiverisico wordt hoog ingeschat, zowel in algemene zin als ten aanzien van de kans op herhaling van geweldsfeiten.
De deskundigen verwachten dat een behandeling van lange duur nodig is. De behandeling zal in een gesloten klinisch psychiatrische setting met een hoog beveiligingsniveau moeten plaatsvinden om te komen tot daadwerkelijke gedragsverandering, het voorkomen van psychoses en het hoge recidivegevaar te ondervangen. Dit, het feit dat er geen sprake is van (een begin van) ziekte-inzicht, het ontbreken van behandelmotivatie en het feit dat eerdere hulpverlening ook niet afdoende is geweest, maken dat het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel en andere alternatieven, zoals ambulante behandeling, ontoereikend zijn.
Het is de rechtbank gelet hierop voldoende duidelijk dat er in het geval van verdachte geen geschikt alternatief is om de benodigde behandeling kans van slagen te geven anders dan in het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Met een onvoorwaardelijke
PIJ-maatregel wordt de continuïteit van de voor verdachte dringend noodzakelijke behandeling gewaarborgd.
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de formele voorwaarden genoemd in artikel 77s, eerste lid Sr. Bij verdachte bestond ten tijde van het begaan van de poging tot verkrachting een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Verkrachting is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaar is gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank eist de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van een PIJ-maatregel. Ook is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een PIJ-maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
De rechtbank acht gelet op wat hiervoor is overwogen oplegging van een onvoorwaardelijke
PIJ-maatregel noodzakelijk en zal hiertoe overgaan. De rechtbank heeft er vertrouwen in dat in dat kader – waarin nabijheid en structuur wordt geboden en verdachte gegarandeerd medicatie krijgt – mogelijkheden zijn voor verdachte en dat hij daarin stappen kan zetten. Ondanks dat hij zelf heeft verklaard liever geen hulp te willen, bestaat bij de rechtbank wel de hoop dat hij deze kans aangrijpt om de benodigde hulp te accepteren en tot een positieve gedragsverandering te komen. Hij heeft immers verklaard zich neer te leggen bij het advies, zodat hij zo snel mogelijk aan de slag kan.
De PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Verlenging van de PIJ-maatregel is in dit geval mogelijk voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
Plaatsingsadvies
De rechtbank zal gelet op de adviezen van de deskundigen adviseren dat verdachte wordt geplaatst op een [afdeling] afdeling bij de JJI [locatie] zodat op die manier wordt gewaarborgd dat aan verdachte op een kleinschalige afdeling zeer intensieve behandeling kan worden geboden.
De op te leggen straf
Gelet op de aard en de ernst van de feiten acht de rechtbank het passend en geboden om, naast het opleggen van de PIJ-maatregel, aan verdachte een jeugddetentie op te leggen voor de duur van 3 maanden met aftrek van het voorarrest.