In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 juli 2025, wordt het beroep van eiser tegen de toekenning van een WIA-uitkering beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV, dat hem een WIA-uitkering had toegekend met een mate van arbeidsongeschiktheid van 57,42% per 15 september 2022. Het UWV had dit besluit in stand gelaten na een bezwaarprocedure. De rechtbank heeft het beroep op 24 juni 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van het UWV aanwezig waren. Na het sluiten van het onderzoek op 23 juni 2025, heeft de rechtbank geconcludeerd dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid terecht had vastgesteld, maar dat er een motiveringsgebrek was in het bestreden besluit. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten omdat drie van de vijf geduide functies terecht waren. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die in totaal € 2.267,50 bedragen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de rol van onafhankelijke deskundigen in het proces.