ECLI:NL:RBZWB:2025:4273

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juli 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
23/9278
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van WIA-uitkering en beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 juli 2025, wordt het beroep van eiser tegen de toekenning van een WIA-uitkering beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV, dat hem een WIA-uitkering had toegekend met een mate van arbeidsongeschiktheid van 57,42% per 15 september 2022. Het UWV had dit besluit in stand gelaten na een bezwaarprocedure. De rechtbank heeft het beroep op 24 juni 2024 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigde van het UWV aanwezig waren. Na het sluiten van het onderzoek op 23 juni 2025, heeft de rechtbank geconcludeerd dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid terecht had vastgesteld, maar dat er een motiveringsgebrek was in het bestreden besluit. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten omdat drie van de vijf geduide functies terecht waren. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die in totaal € 2.267,50 bedragen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de rol van onafhankelijke deskundigen in het proces.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/9278 WIA

uitspraak van 7 juli 2025 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. E.J. Bek,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de toekenning van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1.
Het UWV heeft met het besluit van 16 januari 2023 (primair besluit) aan eiser een WIA-uitkering toegekend met ingang van 15 september 2022 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 57,42 %. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
In het bestreden besluit van 17 juli 2023 is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 24 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV, mr. A.P.J. Mijs. Op de zitting is het onderzoek gesloten.
1.3.
Op 9 juli 2024 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om een verzekeringsarts te raadplegen.
Verzekeringsarts [deskundige 1] heeft op 13 december 2024 gerapporteerd. Partijen hebben op deze rapportage gereageerd.
1.4.
Op 23 juni 2025 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten nadat partijen is gevraagd of een nadere zitting gewenst is. Het UWV heeft aangegeven geen behoefte te hebben aan een nadere zitting en eiser heeft niet meer gereageerd.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 15 september 2022 heeft vastgesteld op 57,42 %. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Bij deze beoordeling is van belang of eiser medische beperkingen heeft en of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
2.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Inleiding
3. Eiser is werkzaam geweest als chauffeur bij [bedrijf] . voor 40 uur per week. Voor dat werk is hij op 17 september 2020 uitgevallen vanwege diverse lichamelijke klachten.
3.1.
Op 10 juni 2022 heeft eiser een WIA-uitkering aangevraagd. In het besluit van
19 september 2022 is er aan eiser een voorschot op zijn WIA-uitkering toegekend.
3.2.
In het primaire besluit is aan eiser per 15 september 2022 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 57,42 %.
Met het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard en het primaire besluit in stand gelaten.
Zijn de medische beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een arts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1.
Arts [deskundige 2] heeft het dossier bestudeerd en eiser telefonisch gesproken op
3 november 2022. Daarnaast heeft eiser op 25 november 2022 het spreekuur bezocht waarbij psychisch en lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Het rapport is getoetst en akkoord bevonden door verzekeringsarts [deskundige 3] .
Eiser is uitgevallen met gewrichtspijnklachten aan de schouders, rug, handen, knieën en voeten en vermoeidheidsklachten ten gevolge van polyartrose. Eiser is ook bekend met obstructieve slaapapneu. De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de FML van 16 december 2022. De arts heeft een medische urenbeperking aangenomen en acht eiser in staat maximaal 6 uur per dag te werken en maximaal 30 uur per week.
4.2.
Verzekeringsarts b&b [deskundige 4] heeft het dossier bestudeerd met daarin informatie van de behandelend reumatoloog en de hoorzitting bijgewoond. Aansluitend aan de hoorzitting heeft een spreekuur plaatsgevonden waarbij lichamelijk en psychisch onderzoek heeft plaatsgevonden. De verzekeringsarts b&b stelt dat beperkingen van eiser correct zijn vastgelegd in de FML.
4.3.
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat hij meer beperkt is dan door de arts en de verzekeringsarts b&b zijn aangenomen. De pijn- en gewrichtsklachten die voortkomen uit de polyartrose zijn door de arts en de verzekeringsarts b&b onderschat. Er is ten onrechte uitgegaan van milde klachten. Volgens de behandelend reumatoloog waren de pijnklachten in 2021 al flink beperkend in dagelijkse activiteiten en dat is sindsdien alleen maar toegenomen. Door de constante pijn is er sprake van een verhoogd energieverbruik en een verminderde mogelijkheid tot recuperatie. Dit wordt versterkt door de slaapapneu. De vastgestelde urenbeperking van 6 uur per dag, 30 uur per week, gaat niet ver genoeg. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser de brief van de behandelend reumatoloog [persoon] van 14 november 2023 overgelegd. Volgens de reumatoloog is er sprake van polyartrose met begeleidende tendinopathieën (peesklachten) en beperkende vermoeidheid. In de brief van 13 april 2021 geeft de reumatoloog aan dat de mate van pijnklachten van de gewrichten flink beperkend is in de dagelijkse activiteiten en functioneren.
4.4.
De rechtbank heeft na de zitting het onderzoek heropend en een onafhankelijk deskundige ingeschakeld voor advies over de beperkingen van eiser vanwege zijn medische klachten, met name de combinatie van polyartrose en slaapapneu, en de vraag of die beperkingen voldoende zijn meegenomen in de FML. De rechtbank heeft verzekeringsarts [deskundige 1] als deskundige benoemd.
4.5.
De deskundige heeft het dossier bestudeerd en eiser uitgebreid gesproken op het spreekuur. Zij heeft eiser ook lichamelijk en psychisch onderzocht. De deskundige komt tot het oordeel dat op de meeste aspecten van de belastbaarheid in voldoende mate rekening is gehouden met de medisch te objectiveren aard en ernst van de polyartrose en/in combinatie met slaapapneu op de datum in geding. Alleen ten aanzien van rubriek 4: dynamische handelingen, hand- en vingergebruik, en rubriek 6: werktijden, perioden van het etmaal, komt de deskundige tot iets meer beperkingen dan het UWV.
4.6.
Als uitgangspunt geldt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige volgt als de motivering van deze deskundige hem overtuigend voorkomt. Naar het oordeel van de rechtbank doet deze situatie zich hier voor. De motivering van [deskundige 1] is overtuigend. Het uitgebrachte rapport geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek en is inzichtelijk en consistent.
4.7.
De door eiser tegen dit rapport aangevoerde bezwaren vormen geen aanleiding om de conclusie van de deskundige niet te volgen.
4.8.
De verzekeringsarts b&b heeft de FML op 5 februari 2025 aangepast in overeenstemming met het advies van de deskundige.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de aangepaste FML van 5 februari 2025, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: Baliemedewerker (Sbc-code 315150), schadecorrespondent (Sbc-code 516080) en administratief ondersteunend medewerker (Sbc-code 315100).
De eerder geduide functies productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180) en telefonist (Sbc-code 315174) zijn volgens de arbeidsdeskundige b&b niet passend, omdat er repetitieve hand/vingerbewegingen in voorkomen, dan wel omdat in de avond gewerkt wordt.
5.1.
De beroepsgronden van eiser geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 57,42 %. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 15 september 2022 heeft vastgesteld op 57,42 %.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is gegrond omdat het UWV pas in beroep de medische geschiktheid van eiser voor de functies juist heeft vastgesteld. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit wegens een motiveringsgebrek. De rechtbank laat met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Drie van de vijf geduide functies zijn immers wel terecht aan de schatting ten grondslag zijn gelegd en het bestreden besluit kan ook voor het overige de rechterlijke toetsing doorstaan. Dit betekent dat er inhoudelijk niets verandert.
7.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het UWV het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser een vergoeding voor zijn proceskosten. Het UWV moet de proceskostenvergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend.
Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend (1 punt), aan de zitting van de rechtbank deelgenomen (1 punt) en schriftelijk gereageerd op het deskundige rapport (0,5 punt). In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. De vergoeding bedraagt dan in totaal
€ 2.267,50.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 50 aan eiser moet vergoeden;
  • veroordeelt het UWV tot betaling van € 2.267,50 aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier, op 7 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage

Wettelijk kader
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen:
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.