ECLI:NL:RBZWB:2025:428

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
C/02/430405 / JE RK 25-7
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Beer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige in de zaak van het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Schouwen-Duiveland

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 januari 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de machtiging voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2011. Het verzoek is ingediend door het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Schouwen-Duiveland, met als doel de minderjarige op te nemen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De kinderrechter heeft eerder op 3 januari 2025 een spoedmachtiging verleend voor een periode van twee weken, die nu wordt beoordeeld in het licht van nieuwe feiten en omstandigheden. Tijdens de mondelinge behandeling zijn de minderjarige, haar advocaat, de moeder en de stiefvader gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de minderjarige, waaronder fysieke en verbale agressie, middelengebruik en wegloopgedrag, nog steeds actueel zijn. De moeder heeft ingestemd met het verzoek tot gesloten jeugdhulp, en de gedragswetenschapper heeft ook een instemmende verklaring afgegeven. De kinderrechter heeft besloten de spoedmachtiging te bekrachtigen en een reguliere machtiging voor gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van drie maanden, met ingang van 14 januari 2025. Het resterende deel van het verzoek wordt aangehouden voor verdere beoordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/430405 / JE RK 25-7
Datum uitspraak: 14 januari 2025
Nadere beschikking (spoed)machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN DE GEMEENTE SCHOUWEN-DUIVELAND, zetelende te Zierikzee,
hierna te noemen: het college,
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2011 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. E.A.G. van Acker te Sint Jansteen.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de stiefvader],
hierna te noemen: de stiefvader,
wonende te [woonplaats] .

1.Het nadere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt mee in de beoordeling:
- de spoedbeschikking van de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, van 3 januari 2025 en alle daarin opgenomen en vermelde stukken;
- het op schrift gestelde mondelinge spoedverzoek van het college van 3 januari 2025, bij de rechtbank binnengekomen op 6 januari 2025;
- het e-mailbericht van het college van 10 januari 2025, met als bijlage onder meer de instemmende verklaring van de gekwalificeerde gedragswetenschapper, de heer [naam 2], van 9 januari 2025.
1.2.
Aan [minderjarige] is als advocaat toegevoegd mr. E.A.G. van Acker te Sint Jansteen.
1.3.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
- mr. Van Acker, advocaat, namens [minderjarige] ;
- een tweetal casusregisseurs vanuit Juvent, namens het college;
- de moeder en de stiefvader.
1.4.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter [minderjarige] gehoord, in het bijzijn van haar advocaat. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] . Volgens de informatie van het college is er met de vader ( [naam 1] ) geen contact (mogelijk). Hij zou zich hebben aangesloten bij een Russisch regiment en onbekend is waar hij verblijft. Zo de vader al gezag zou hebben, oefent de moeder krachtens artikel 1:253r jo. artikel 1:253q van het Burgerlijk Wetboek op dit moment alleen het gezag uit.
2.2.
Bij beschikking van de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, van 3 januari 2025 is een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp voor de duur van twee weken, met ingang van 3 januari 2025 en tot 17 januari 2025. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
2.3.
Op basis van de voorgaande beschikking verblijft [minderjarige] bij [accommodatie] te [plaats] .

3.Het verzoek

3.1.
Het college verzoekt een (spoed)machtiging te verlenen om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van zes maanden. Het college verzoekt hierop te beslissen zonder de belanghebbenden te horen.
3.2.
Anders dan de kinderrechter die op 3 januari 2025 op het mondelinge spoedverzoek van het college heeft beslist, leest en begrijpt deze kinderrechter het verzoek van het college als enerzijds een spoedverzoek om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van vier weken, en anderzijds een aansluitend regulier verzoek om [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van vijf maanden. De advocaat heeft tijdens de mondelinge behandeling namens [minderjarige] met deze lezing ingestemd.
3.3.
Het voorgaande betekent dat de kinderrechter op dit punt in de procedure moet beoordelen of zich feiten en/of omstandigheden voordoen die er toe leiden dat de spoedbeslissing van 3 januari 2025 met ingang van heden dient te worden herroepen. Verder zal de kinderrechter een beoordeling moeten geven over het resterende deel van het spoedverzoek alsmede over het reguliere verzoek.
3.4.
De moeder stemt blijkens haar verklaring in met het verblijf van [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp.
3.5.
De gekwalificeerde gedragswetenschapper, dhr. [naam 2], heeft schriftelijk ingestemd met het verzoek tot het verlenen van een machtiging gesloten jeugdhulp betreffende [minderjarige] voor de duur van drie maanden nadat hij [minderjarige] op 9 januari 2025 (nogmaals) in persoon heeft onderzocht. Dit blijkt uit de verklaring van 9 januari 2025.

4.De standpunten

4.1.
In het gesprek met de kinderrechter heeft [minderjarige] verteld dat het goed met haar gaat in [accommodatie] . Zij heeft daar al vrienden gemaakt en gaat daar naar school. Ondanks dat [minderjarige] het liefst zo snel mogelijk naar een open groep zou gaan, vindt zij het niet erg om nog wat langer, bijvoorbeeld drie maanden of een half jaar, in [accommodatie] te blijven. Het lijkt [minderjarige] niet fijn om weer terug naar de moeder te gaan, omdat het al langere tijd niet goed gaat thuis. [minderjarige] vertelt dat er thuis veel ruzie is, met verbale en soms met fysieke agressie. Ook zou er sprake zijn van middelengebruik. Het doet [minderjarige] veel verdriet dat zij en haar moeder elkaar de laatste tijd niet goed lijken te begrijpen en veel ruzie hebben, en dat de moeder negatief over [minderjarige] praat tegen anderen. Desondanks houdt [minderjarige] veel van haar moeder en wil [minderjarige] heel graag contact blijven houden met haar moeder, stiefvader en halfbroertje. [minderjarige] maakt zich ook veel zorgen over haar halfbroertje in de thuissituatie. Tot slot vreest zij ervoor dat de moeder de toestemming voor de machtiging gesloten plaatsing intrekt.
4.2.
De advocaat stemt namens [minderjarige] in met het verzoek van het college, dat in dit geval kan worden gelezen als een spoedverzoek machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van vier weken en aansluitend een regulier verzoek machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van vijf maanden. De reguliere machtiging kan gelet op de verklaring van de gedragswetenschapper en nu aan de wettelijke vereisten wordt voldaan, worden verleend voor de duur van drie maanden. Er zijn erg veel zorgen over [minderjarige] en haar opvoedsituatie. [minderjarige] heeft in haar jonge leven al veel wisselingen van verblijfplaats en tussen haar ouders meegemaakt. Ook is [minderjarige] meermaals blootgesteld aan fysiek en verbaal geweld en is er in de thuissituatie mogelijk sprake van middelengebruik. Daarnaast lijkt de band tussen [minderjarige] en de moeder te zijn verstoord. [minderjarige] is door dit alles erg beschadigd en daarom dient er op korte termijn diagnostiek te worden verricht. Daar staat [minderjarige] voor open. [minderjarige] wil ook graag dat er een vertrouwenspersoon bij haar betrokken raakt. De advocaat vindt het vanwege de ernstige zorgen opmerkelijk dat er (nog) geen ondertoezichtstelling van [minderjarige] is verzocht. Daarbij merkt de advocaat ook op dat [minderjarige] aangeeft dat zij bang is dat de moeder haar toestemming voor de machtiging gesloten jeugdhulp intrekt, en dat zij het in [accommodatie] fijner vindt dan thuis. Het is dan ook van groot belang dat het verblijf van [minderjarige] in [accommodatie] de komende tijd wordt voortgezet en [minderjarige] rust, regelmaat en veiligheid wordt geboden. De advocaat merkt tot slot op dat de vader van [minderjarige] niet zo kwijt is als het college in de stukken beschrijft. De vader zou een gezin in Oekraïne hebben en er is af en toe contact tussen de ouders. Aangezien de vader erg belangrijk is voor [minderjarige] en [minderjarige] ook een lange tijd bij hem heeft gewoond, moet daar in het vervolg aandacht voor zijn.
4.3.
Het college handhaaft het verzoek en verwijst voor de onderbouwing daarvan naar de ingediende stukken. Er is erg veel gebeurd in het verleden en er zijn flinke zorgen over [minderjarige] en haar opvoedsituatie. In de [crisisgroep] was het gedrag van [minderjarige] ook dusdanig ernstig dat haar veiligheid daar niet kon worden gewaarborgd. Zo liep [minderjarige] weg uit de [crisisgroep], naar eigen zeggen omdat de spanning van het weglopen haar emoties onderdrukt. Om deze reden kon de hulpverlening in de vorm van MST niet worden opgestart. Een open setting is op dit moment dus geen optie. Het college hoopt dat [minderjarige] in [accommodatie] tot rust kan gaan komen, dat zij zich daar gezien voelt en dat er diagnostiek kan gaan plaatsvinden. Vanuit daar kan worden bekeken wat er verder in het belang van [minderjarige] moet gaan gebeuren. Tot slot benoemt het college dat er eerder contact is geweest met de Raad over de noodzaak tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] . Op dat moment waren er volgens de Raad nog alternatieven voorhanden. Dat is nu niet meer het geval en daarom is een ondertoezichtstelling nu de aangewezen, volgende stap.
4.4.
De moeder stemt in met het verzoek. De moeder en de stiefvader maken zich erg veel zorgen over [minderjarige] , die de afgelopen tijd steeds verder afglijdt. Er is onder meer sprake van drugsgebruik, fysieke agressie, crimineel gedrag en het versturen van naaktfoto’s naar mannen. De moeder heeft het gevoel dat zij er alleen voor staat en zij weet niet wat zij nog kan doen om de situatie van [minderjarige] onder controle te krijgen. Daarbij komt dat het gedrag van [minderjarige] een gevaar vormt voor het gezin van de moeder. Daarom willen de moeder en stiefvader dat er passende hulp voor [minderjarige] wordt ingezet, zodat [minderjarige] straks haar leven weer kan oppakken en haar school goed kan afronden. Verder wordt door de moeder en de stiefvader opgemerkt dat er in de thuissituatie geen sprake is van (overmatig) middelengebruik.

5.De verdere beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1.
Uit de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens volgt dat zowel [minderjarige] als haar moeder de Oekraïense nationaliteit hebben. Dit brengt mee dat deze zaak een internationaal karakter heeft, waardoor de kinderrechter (ambtshalve) dient te beoordelen of haar in deze zaak rechtsmacht toekomt. Indien dit het geval is, dient de kinderrechter het toepasselijk recht te bepalen.
5.2.
Op grond van artikel 7 lid 1 van de verordening Brussel II-ter zijn ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de minderjarige haar gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt. Nu de gewone verblijfplaats van [minderjarige] ten tijde van het verzoek van het college in Nederland was, komt de Nederlandse kinderrechter rechtsmacht toe.
5.3.
Nu de Nederlandse kinderrechter bevoegd is om op het verzoek te beslissen, zal op grond van artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 het Nederlands recht op het verzoek worden toegepast.
Wettelijk kader
5.4.
Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.3, tweede lid, Jeugdwet dient onmiddellijke verlening van jeugdzorg noodzakelijk te zijn indien naar het oordeel van de kinderrechter:
jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren;
de opneming en het verblijf noodzakelijk en geschikt zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken; en
er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen te behandelen.
Inhoudelijke beoordeling restant spoedverzoek
5.5.
De kinderrechter moet allereerst bepalen of de spoedmachtiging gesloten jeugdhulp al dan niet moet worden herroepen. Bij mondelinge beslissing van 3 januari 2025, schriftelijk uitgewerkt op 6 januari 2025, heeft de kinderrechter een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van twee weken, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden. Voorafgaand aan dan wel tijdens de mondelinge behandeling zijn [minderjarige] , haar advocaat, de moeder, de stiefvader en het college gehoord. Naar aanleiding daarvan is naar het oordeel van de kinderrechter niet gebleken dat sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden die aanleiding geven tot herroeping van die beslissing. De kinderrechter zal de beslissing van 3 januari 2025 dan ook bekrachtigen.
5.6.
Daarnaast zal de kinderrechter het resterende deel van de verzochte spoedmachtiging gesloten jeugdhulp afwijzen, nu bij deze beschikking zal worden beslist op het reguliere verzoek voor een machtiging gesloten jeugdhulp.
Inhoudelijke beoordeling regulier verzoek
5.7.
De kinderrechter is op basis van de beschikbare informatie en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria van artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet alsmede aan de formele vereisten in de Jeugdwet, aangezien de moeder van [minderjarige] met het verzoek instemt en de gekwalificeerde gedragswetenschapper, die [minderjarige] recent (nogmaals) heeft gesproken en onderzocht, een instemmende verklaring heeft afgegeven voor de duur van drie maanden. Daarom zal de kinderrechter het – onweersproken – verzoek van het college toewijzen voor de duur van drie maanden. Dit betekent dat de kinderrechter de machtiging voor opname en verblijf van [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verleent met ingang van 14 januari 2025 en tot 14 april 2025. Het resterende deel van het verzoek zal worden aangehouden. De kinderrechter legt hierna uit waarom hij deze beslissing neemt.
5.8.
De kinderrechter stelt vast dat de ernstige zorgen over [minderjarige] en haar opvoedomgeving, zoals omschreven in de beschikking van 3 januari 2025 en die hebben geleid tot de plaatsing van [minderjarige] op de [crisisgroep], nog steeds actueel zijn. Deze zijn onder meer gelegen in fysieke en verbale agressie, middelengebruik, wegloopgedrag en schoolverzuim. Het is ook zorgelijk dat [minderjarige] en moeder beiden een heel ander beeld geven van wat er thuis is gebeurd en wie schuld heeft van de escalaties en onveiligheid thuis. Op de [crisisgroep] vertoonde [minderjarige] daarnaast zorgelijk gedrag waarbij zij zich via internet seksueel en mogelijk in ruil voor drank en drugs aan (Russische) mannen zou aanbieden en is zij ook meermaals weggelopen. Mede daardoor is het niet gelukt om hulpverlening in de vorm van MST in te zetten. Uiteindelijk is de situatie in de [crisisgroep] verder geëscaleerd en is er een situatie ontstaan, waarin de plaatsing van [minderjarige] op de [crisisgroep] niet meer kon worden gehandhaafd omwille van de veiligheid van Nicol zelf, de groepsgenoten en de groepsleiding. Er werd geen andere optie meer gezien dan over te gaan tot plaatsing in een gesloten accommodatie, te weten [accommodatie] te [plaats] .
5.9.
Bovenstaande, ernstige zorgen maken naar het oordeel van de kinderrechter dat een voortzetting van de gesloten jeugdhulp op dit moment nodig is om [minderjarige] tegen zichzelf (en volgens [minderjarige] tegen haar moeder en stiefvader) in bescherming te nemen en er voor te zorgen dat zij zichzelf en haar omgeving niet in gevaarlijke situaties brengt. Dit is bovendien van belang om te borgen dat er samen met [minderjarige] kan worden gewerkt aan stabilisatie, het verrichten van diagnostiek en het vervolgens inzetten van een passend behandeltraject en het vinden van een passende vervolgplek voor [minderjarige] . Daarbij merkt de kinderrechter op dat hij de noodzaak van het inzetten van een vertrouwenspersoon voor [minderjarige] onderschrijft en hoopt dat daar op korte termijn uitvoering aan kan worden gegeven. Gelet op het voorgaande stelt de kinderrechter tot slot ook vast dat er op dit moment geen alternatief voor handen is voor de gesloten plaatsing van [minderjarige] in [accommodatie] . Daarom zal het verzoek worden toegewezen voor de duur van drie maanden.
5.10.
Het resterende deel van het verzoek zal in afwachting van het verloop van de komende periode worden aangehouden. Uiterlijk twee weken voorafgaand aan de nadere mondelinge behandeling dient het college de rechtbank en de belanghebbenden middels een briefrapport te voorzien van het verloop van de afgelopen periode, de actuele stand van zaken en het gewenste verdere procesverloop, waarbij het college indien het verzoek wordt gehandhaafd, ook een nieuwe (instemmende) verklaring van een gekwalificeerde gedragswetenschapper, die [minderjarige] kort van te voren in persoon heeft gesproken en onderzocht, dient te overleggen.
5.11.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
bekrachtigt de beslissing van de kinderrechter van deze rechtbank van 3 januari 2025, voor zover aan het oordeel van de kinderrechter onderworpen, en wijst het resterende deel van het spoedverzoek af;
6.2.
verleent een reguliere machtiging om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden, met ingang van 14 januari 2025 en tot 14 april 2025;
6.3.
houdt de behandeling van het resterende deel van het reguliere verzoek aan tot de mondelinge behandeling van
[datum] 2025 om [uur], bij de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, in het gerechtsgebouw aan de Kousteensedijk 2, te Middelburg, ten overstaan van de kinderrechter mr. De Beer, voor de duur van ongeveer 45 minuten;
6.4.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping voor die mondelinge behandeling voor het college, [minderjarige] en haar advocaat en de moeder;
6.5.
bepaalt dat de stiefvader voor de nadere mondelinge behandeling wordt opgeroepen via een aparte brief;
6.6.
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2025 door mr. De Beer, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. De Haas als griffier, en op schrift gesteld op 28 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.