ECLI:NL:RBZWB:2025:4287

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juli 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
24/7191
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure betreffende omgevingsvergunning voor appartementsgebouwen

In deze zaak heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk, dat op 10 september 2024 een omgevingsvergunning heeft verleend voor de realisatie van drie appartementsgebouwen. Verzoeker heeft daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening. Op 15 april 2025 heeft verzoeker zijn verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken en verzocht om het college te veroordelen in de proceskosten. De voorzieningenrechter heeft het college in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek, maar het college heeft hierop niet gereageerd.

De voorzieningenrechter heeft zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. In de beoordeling heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat het college niet tegemoet is gekomen aan het verzoek om voorlopige voorziening, omdat er nog geen nieuw besluit was genomen dat aan de bezwaren van verzoeker tegemoetkwam. Het college had in een brief van 20 februari 2025 aangegeven dat het bestreden besluit in de nog te nemen beslissing op bezwaar zou worden herroepen, maar dit besluit was op het moment van intrekking nog niet genomen. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen.

Wel heeft de voorzieningenrechter besloten om het griffierecht aan verzoeker terug te laten betalen, omdat vergunninghoudster in een brief had aangegeven voorlopig geen plannen te hebben om te beginnen met de werkzaamheden. De uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op 7 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/7191

uitspraak van de voorzieningenrechter van 7 juli 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker,

(gemachtigde: mr. L.A. Pronk),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk, (het college).

Inleiding

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van 10 september 2024, over het verlenen van een omgevingsvergunning voor het realiseren van drie appartementsgebouwen. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter daarnaast verzocht om een voorlopige voorziening.
Verzoeker heeft zijn verzoek om voorlopige voorziening op 15 april 2025 ingetrokken en heeft de voorzieningenrechter verzocht om het college te veroordelen in de proceskosten. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter dat verzoek. De voorzieningenrechter heeft het college in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek. Het college heeft hierop niet gereageerd.
De voorzieningenrechter doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
2. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is (het college) aan het verzoek tegemoetgekomen?
3. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het college niet tegemoetgekomen aan het verzoek om voorlopige voorziening, omdat het college (nog) geen nieuw besluit heeft genomen waarbij aan de bezwaren van verzoeker geheel of gedeeltelijk is tegemoetgekomen. [3] In een brief van 20 februari 2025 heeft het college aan de rechtbank medegedeeld dat het bestreden besluit in de nog te nemen beslissing op bezwaar zal worden herroepen en dat een nieuw besluit genomen zal worden. Het college verwacht de beslissing op bezwaar uiterlijk op 25 augustus 2025 te kunnen nemen. Omdat dit besluit op het moment van de intrekking nog niet was genomen, wijst de voorzieningenrechter het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
4. De voorzieningenrechter ziet wel aanleiding om het griffierecht aan verzoeker terug te laten betalen [4] , omdat vergunninghoudster in een brief heeft aangegeven voorlopig geen plannen te hebben om te beginnen met de werkzaamheden.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 7 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met toepassing van 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Artikel 8:75a van de Awb is op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige-voorzieningenprocedure.
3.ABRvS 25 april 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW3843, r.o. 2.3.
4.Met toepassing van artikel 8:82, vierde lid, onder b, van de Awb.