ECLI:NL:RBZWB:2025:4291
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van de aanvraag voor een elektrische rolstoel op grond van de Wmo 2015
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 juli 2025, wordt de afwijzing van de aanvraag van eiser voor een elektrische rolstoel en plateaulift op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) behandeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. B. Blanckenburg, is het niet eens met de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, dat zijn aanvraag op 27 september 2023 is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 11 juni 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigden van het college.
De rechtbank oordeelt dat het college op goede gronden de aanvraag heeft afgewezen. Er is geen medische verklaring voor de klachten van eiser, en het college heeft vastgesteld dat eiser met de reeds toegekende voorzieningen, waaronder een handbewogen rolstoel en deeltaxi, in aanvaardbare mate kan participeren in de maatschappij. De rechtbank wijst het verzoek van eiser om een deskundige te benoemen af, omdat er geen sprake is van een schending van het beginsel van equality of arms. Eiser heeft ook een beroep gedaan op de hardheidsclausule, maar de rechtbank oordeelt dat dit beroep niet slaagt, omdat niet is aangetoond dat de afwijzing van de elektrische rolstoel leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
De rechtbank concludeert dat het besluit van het college standhoudt en verklaart het beroep van eiser ongegrond. Het beroep tegen de afwijzing van de aanvraag voor de plateaulift wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser geen procesbelang meer heeft. De rechtbank veroordeelt het college tot betaling van de proceskosten van eiser en het vergoeden van het griffierecht.