ECLI:NL:RBZWB:2025:4292

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 juli 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
BRE 25/733 ZW
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van verzoek om vergoeding van scholingskosten door het UWV

Op 3 juli 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. M.A.T. Sick, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser had een aanvraag ingediend voor vergoeding van scholingskosten, maar het UWV had deze aanvraag afgewezen. Eiser was van mening dat de afwijzing onterecht was en voerde verschillende beroepsgronden aan.

De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat eiser in 2011 was begonnen met de opleiding tot docent aardrijkskunde, maar dat hij ziek uit dienst was gegaan en sinds 1 augustus 2024 een uitkering op grond van de Ziektewet ontving. Eiser had op 7 november 2024 om vergoeding van de scholingskosten gevraagd, maar het UWV had geweigerd deze te vergoeden. De rechtbank oordeelde dat volgens de Beleidsregels scholing en voorwaarden vergoedingen scholingskosten UWV 2024, de noodzaak van de studie voorafgaand aan de scholing vastgesteld moest worden. Aangezien eiser de opleiding al was gestart voordat hij om vergoeding vroeg, voldeed hij niet aan deze voorwaarde.

De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om af te wijken van het beleid van het UWV, en dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en hij kreeg geen proceskostenvergoeding of griffierecht terugbetaald. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter R.J.H. van der Linden, in aanwezigheid van griffier A.J.M. van Hees.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/733 ZW
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.A.T. Sick),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van eisers aanvraag voor vergoeding van scholingskosten. Eiser is het niet eens met die afwijzing. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.2
De rechtbank heeft het beroep van eiser op 3 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en namens het UWV was mr. M. Duric aanwezig.
1.3
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Totstandkoming van het afwijzingsbesluit

2. Eiser is in 2011 gestart met de opleiding docent aardrijkskunde aan de [hogeschool] . Hij was werkzaam als docent aardrijkskunde bij [stichting] . Eiser is daar ziek uit dienst gegaan. Sinds 1 augustus 2024 ontvangt hij een uitkering op grond van de Ziektewet.
3. Eiser heeft zich ingeschreven voor het schooljaar 2024-2025. Op 7 november 2024 heeft hij aan het UWV gevraagd of hij een vergoeding kan krijgen voor de scholingskosten. Het UWV heeft geweigerd de scholingskosten te vergoeden.

Beoordeling door de rechtbank

4. In artikel 7, eerste lid van de Beleidsregels scholing en voorwaarden vergoedingen scholingskosten UWV 2024 (Beleidsregels) is de voorwaarde opgenomen dat het UWV eerst de noodzaak van de studie moet vaststellen voordat gestart kan worden met een opleiding. Het opnemen van deze voorwaarde is een bewuste keuze geweest. Van belang daarbij is dat het hier om een subsidie gaat, zodat het ook daarom noodzakelijk is dat de noodzaak voorafgaand aan de scholing wordt vastgesteld.
5. Niet in geschil is dat de opleiding al was gestart voordat eiser om vergoeding van de scholingskosten heeft gevraagd. Eiser voldoet dus niet aan de voorwaarde dat de noodzaak van de opleiding is vastgesteld voorafgaand aan de scholing. Anders dan door eiser is gesteld, staat ook anderszins niet vast dat de opleiding noodzakelijk is. Eiser is inmiddels weliswaar werkzaam als aardrijkskundeleraar maar doet dit niet in een fulltime dienstverband. Uit de feitelijk verrichte werkzaamheden kan dus niet zondermeer de conclusie worden getrokken dat dit werk voor eiser de beste oplossing is.
6. In de beleidsregels is geen hardheidsclausule opgenomen. Waarom eiser niet eerder in de gelegenheid was vergoeding van scholingskosten aan te vragen is daarom niet relevant. Eiser zegt dat, ondanks het ontbreken van een hardheidsclausule, toch van het beleid afgeweken moet worden. De rechtbank volgt dit niet. Daarbij is betrokken dat eiser op het moment dat hij zich in heeft geschreven voor de opleiding nog niet wist dat hij mogelijk voor een vergoeding in aanmerking zou kunnen komen. Bij inschrijving ging hij er dus van uit dat hij zelf de scholingskosten zou moeten betalen. Er bestaat daarom geen reden om te oordelen dat het UWV, in afwijking van de beleidsregels, tot vergoeding van de scholingskosten zou moeten overgaan. Het UWV heeft dus terecht geweigerd een subsidie te verlenen voor de scholingskosten.
7. Het beroep wordt ongegrond verklaard. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiser geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2025 door mr. R.J.H. van der Linden, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.