ECLI:NL:RBZWB:2025:4294

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
02-166367-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen en verkrachting van minderjarige dochter

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 juli 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader die zich schuldig heeft gemaakt aan ontuchtige handelingen en verkrachting van zijn minderjarige dochter. De verdachte, geboren in 1970, heeft misbruik gemaakt van zijn rol als vader en heeft een ongezonde relatie met zijn dochter gecreëerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn dochter, die ten tijde van de feiten tussen de twaalf en zestien jaar oud was, ontuchtige handelingen heeft laten ondergaan, waaronder het seksueel binnendringen van haar lichaam. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar en heeft een maatregel opgelegd zoals bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast is er een schadevergoeding van €20.239,91 toegekend aan de benadeelde partij, die bestaat uit zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafoplegging. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft de emotionele afhankelijkheid van zijn dochter misbruikt om de seksuele relatie te bestendigen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de seksuele en lichamelijke integriteit van zijn dochter, wat langdurige gevolgen kan hebben voor haar geestelijke gezondheid.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-166367-24
vonnis van de meervoudige kamer van 9 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1970 te [geboorteplaats]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht
raadsman mr. P. van de Kerkhof, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 juni 2025, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen en het verkrachten van zijn (minderjarige) dochter.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn dochter [aangeefster] , mede bestaande uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. [aangeefster] was ten tijde van deze ontuchtige handelingen twaalf tot zestien jaar oud. Ook acht de officier van justitie bewezen dat verdachte [aangeefster] vanaf haar zestiende meermaals heeft verkracht.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak ten aanzien van beide feiten. Het oordeel van de rechtbank
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt de volgende feiten vast. [aangeefster] is geboren op [geboortedag 2] 2000. Zij is de dochter van verdachte en [naam] . Tot januari 2024 heeft [aangeefster] bij haar ouders gewoond op het adres [adres] .
Tussen verdachte en [aangeefster] is in de loop der tijd een atypische en ongezonde vader-dochterrelatie ontstaan die heeft geleid tot wederzijdse seksuele handelingen. Verdachte en [aangeefster] deden tot eind 2023 veel samen, waren erg klef en deelden informatie die ouders en kinderen normaliter niet delen. Zo liepen verdachte en [aangeefster] hand in hand, kusten elkaar op de mond, en sliepen zij samen in het ouderlijk bed. Ook noemden verdachte en [aangeefster] elkaar ‘partner’ en ‘de liefde van hun leven’. Verdachte betrok [aangeefster] in de relatieproblemen die hij met zijn partner had en zijn erectieproblemen. De zeer ongezonde verhouding die verdachte met zijn dochter had blijkt ook uit het berichtenverkeer tussen beiden. In de berichten is te lezen dat verdachte zeer beschermend en jaloers is tegenover [aangeefster] . Zo bevindt zich in het dossier een gesprek van 23 mei 2018 als [aangeefster] met vrienden wil gaan zwemmen. Verdachte waarschuwt [aangeefster] dan voor de aandacht van andere jongens en zegt dat hij haar mist. Als [aangeefster] op 16 mei 2018 op schoolreis is stuurt de verdachte haar ook berichten dat hij haar mist en dat hij haar bij terugkomst wil opeten. Ook bevat het dossier een gesprek tussen verdachte en [aangeefster] uit september 2018 waarbij zij lingerie aan het passen is, [aangeefster] daarvan foto’s stuurt en hierbij advies vraagt aan verdachte. Verdachte geeft in dit gesprek aan welke soort lingerie hij mooi vindt staan bij [aangeefster] .
Vast staat, mede op grond van de eigen verklaring van verdachte, dat in ieder geval na november 2020 ook seksueel contact tussen hem en [aangeefster] plaatsvond.
Op verschillende gegevensdragers van verdachte zijn meerdere foto’s en filmpjes aangetroffen van de seksuele handelingen tussen hem en [aangeefster] . Op deze filmpjes is te zien dat verdachte [aangeefster] vingert, beft en penetreert en dat [aangeefster] verdachte aftrekt en pijpt. Ook zijn foto’s aangetroffen die duiden op een sadomasochisme (SM) setting, waarbij [aangeefster] met handen en voeten geboeid op een bed of massagetafel ligt. Van de beelden is vastgesteld dat zij meestal meerderjarig is. De oudste aangetroffen foto’s van seksuele handelingen tussen verdachte en [aangeefster] dateren van 8 december 2020.
Uit de berichten die zijn gewisseld tussen verdachte en [aangeefster] volgt dat in ieder geval in januari 2024 er een verwijdering tussen hen is opgetreden.
Op 13 februari 2024 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [aangeefster] en verdachte waarbij verdachte aangeeft niet te begrijpen waarom zijn relatie met [aangeefster] is veranderd, dat dit hem pijn doet en dat hij haar mist. Ook spreekt verdachte over het intiem zijn en vrijen met [aangeefster] . De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat het gesprek meer weg lijkt te hebben van het verbreken van een partnerrelatie dan een contact tussen een vader en zijn dochter.
Op 22 april 2024 heeft [aangeefster] aangifte gedaan van seksueel misbruik door haar vader. [aangeefster] heeft verklaard dat het seksueel contact is gestart op vakantie in Frankrijk toen zij twaalf jaar oud was. Verdachte zou met zijn hand in de onderbroek van [aangeefster] zijn gegaan en net zo lang over haar vagina hebben gewreven tot zij een orgasme had. Sindsdien gebeurde dit vaker. Vanaf haar veertiende verrichtte [aangeefster] ook seksuele handelingen bij haar vader. Haar vader heeft haar geleerd hoe zij hem moest bevredigen. De seksuele handelingen bestonden uit vingeren, aftrekken, pijpen, beffen en droogneuken. De seksuele handelingen vonden wekelijks plaats. Op vakantie in Zweden, toen [aangeefster] zestien jaar oud was, zou verdachte haar voor het eerst gepenetreerd hebben. Vanaf dat moment zou verdachte [aangeefster] frequent en veelvuldig gepenetreerd hebben. De seks is heviger geworden vanaf 2019 door het gebruik van attributen en het maken van seksueel getinte foto’s en filmpjes. Het seksueel misbruik is gestopt in december 2023, omdat [aangeefster] is verhuisd.
De rechtbank zal hierna ingaan op de strafrechtelijke verwijten die verdachte gemaakt worden.
Feit 1 – ontuchtige handelingen
Onder feit 1 wordt verdachte verweten dat hij ontuchtige handelingen, mede bestaande uit het seksueel binnendringen, heeft gepleegd met [aangeefster] toen zij twaalf tot zestien jaar oud was. De seksuele handelingen bestonden kortgezegd uit vingeren, beffen, pijpen en aftrekken. Verdachte ontkent dit feit te hebben gepleegd.
Bruikbaarheid van de aangifte voor bewijs
De vraag die de rechtbank allereerst dient te beantwoorden is of de verklaringen van aangeefster bruikbaar zijn voor bewijs. [aangeefster] heeft op 29 maart 2024 een informatiegesprek zeden gehad. Vervolgens heeft zij op 22 april 2024 aangifte gedaan van het seksueel misbruik. Op 13 augustus 2024 is [aangeefster] aanvullend gehoord bij de politie. Ten slotte is zij op 26 mei 2025 gehoord door de rechter-commissaris. De verklaringen die [aangeefster] op verschillende momenten heeft afgelegd zijn consistent en gedetailleerd. [aangeefster] heeft zeer uitgebreide verklaringen afgelegd over de zeer hechte band die zij met verdachte had en het seksueel misbruik dat jarenlang zou hebben plaatsgevonden. [aangeefster] heeft hierin haar eigen aandeel ook benoemd. Zo geeft zij aan dat de seksuele handelingen ook op haar initiatief werden verricht en dat zij het leuk vond dat zij hierdoor soms werd bevoordeeld.
Dat er kleine discrepanties of vergissingen in de verklaringen zitten komt de rechtbank gelet op het tijdsverloop niet vreemd voor. De rechtbank acht de verklaringen van [aangeefster] dan ook bruikbaar voor bewijs.
Steunbewijs
Om tot een bewezenverklaring te komen schrijft de wet voor dat de verklaringen van aangeefster gesteund worden door ander bewijs.
Het steunbewijs dient niet enkel te zien op de niet gebruikelijke verhouding tussen verdachte en [aangeefster] , maar ook daadwerkelijk en voldoende steun te bieden voor het plaatsvinden van en de frequentie van de seksuele handelingen die in de verklaringen van [aangeefster] worden genoemd. De rechtbank overweegt hierover het volgende:
Uit het dossier blijkt dat er zich op 18 augustus 2012 een incident heeft voorgedaan tussen [aangeefster] en verdachte in een opblaasbaar zwembad in de tuin van hun huis. De buurjongen, [getuige] , heeft dit gezien, dit aan zijn vader verteld en heeft hier melding van gedaan bij de politie. Deze getuige heeft in augustus 2012 verklaard dat hij onder andere heeft gezien dat [aangeefster] half bovenop verdachte lag, dat zij aan zijn nek en gezicht likte en dat er werd getongzoend. Ook trok verdachte het bikinibroekje van [aangeefster] naar beneden en ging hij met zijn hand tussen de benen van [aangeefster] ter hoogte van haar kruis.
[aangeefster] is in 2012 niet gehoord, maar heeft in de onderhavige zaak verklaard dat de buurman een melding heeft gedaan bij de politie over een incident in een zwembad. Volgens [aangeefster] zat zij toen op haar vader en heeft zij hem gezoend. Ook heeft [aangeefster] verklaard dat verdachte sinds de vakantie naar Frankrijk in de zomer van 2012 seksuele handelingen bij haar verrichte, waarbij verdachte haar vagina en schaamlippen aanraakte en met zijn vingers tussen haar schaamlippen ging.
Deze getuigenverklaring biedt voldoende steun voor de verklaring van [aangeefster] dat er seksueel contact tussen haar en verdachte heeft plaatsgevonden tijdens het zogenaamde zwembadincident. Voor het verrichten van de handelingen beschreven bij de eerste twee gedachtestreepjes in de tenlastelegging bevat het dossier daarmee voldoende steunbewijs.
Voor de handelingen beschreven bij de overige gedachtestreepjes in de tenlastelegging en de in de aangifte genoemde duur en frequentie van het seksuele contact is de rechtbank van oordeel dat het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende steunbewijs bevatten. Zoals hierboven genoemd heeft de rechtbank vastgesteld dat er sprake is van een zeer ongezonde kleffe relatie tussen verdachte en [aangeefster] in de ten laste gelegde periode, maar dit levert, ook in combinatie met het hiervoor genoemde zwembadincident, onvoldoende steunbewijs op om vast te kunnen stellen dat er ook een langdurige frequente seksuele relatie was in diezelfde periode.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de vagina van [aangeefster] heeft betast en zijn vingers tussen de schaamlippen en in de vagina van [aangeefster] heeft gestopt in de ten laste gelegde periode. Van de overige ten laste gelegde handelingen spreekt de rechtbank verdachte vrij.
Feit 2 – Verkrachting
Onder feit 2 wordt verdachte verweten dat hij [aangeefster] meermaals heeft verkracht door misbruik te maken van zijn vaderrol en de seksuele verhouding tussen hem en zijn dochter te normaliseren. Verdachte ontkent de seksuele handelingen met [aangeefster] in de leeftijd van zestien tot twintig jaar. Volgens verdachte zijn de seksuele handelingen met [aangeefster] gestart na haar zelfmoordpoging in november 2020. Van enige vorm van dwang is geen sprake geweest. Integendeel, de seksuele contacten werden volgens verdachte geïnitieerd door [aangeefster] en die onderging verdachte om zijn dochter te helpen.
Seksuele handelingen
[aangeefster] heeft verklaard dat zij jarenlang en meermaals seksuele handelingen met verdachte heeft verricht die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. [aangeefster] heeft verklaard dat verdachte haar heeft gevingerd en gebeft. Zij heeft verdachte gepijpt en afgetrokken. Ook heeft verdachte haar zowel vaginaal als anaal gepenetreerd. De aangifte van [aangeefster] wordt door andere bewijsmiddelen in het dossier, zoals de aangetroffen foto’s, filmpjes en seksattributen, ondersteund. Ook ondersteunt de bekentenis van verdachte de kern van de aangifte zodanig dat de rechtbank voor de bewezenverklaring van de ten laste gelegde seksuele handelingen en de frequentie daarvan dan ook uitgaat van de juistheid van de aangifte. Ten aanzien van de ten laste gelegde periode bevat het dossier onvoldoende steunbewijs voor de verklaring van aangeefster dat de seksuele handelingen ook hebben plaatsgevonden in de tenlastegelegde periode van [geboortedag 2] 2016 tot november 2020. Dit zal de rechtbank dan ook niet bewezen verklaren.
Dwang door andere feitelijkheden
Om tot een bewezenverklaring van verkrachting te komen moet worden vastgesteld dat verdachte door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid aangeefster heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Vaststaat dat er geen sprake is geweest van geweld of bedreiging met geweld tussen verdachte en [aangeefster] . De vraag die resteert is dan of er sprake is geweest van andere feitelijkheden waardoor verdachte [aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van de ten laste gelegde seksuele handelingen. Met ‘feitelijkheid’ wordt bedoeld een gedraging die geschikt is om iemand te dwingen tot hetgeen van hem of haar wordt verlangd. Uit vaste rechtspraak volgt dat in dat verband moet worden vastgesteld dat verdachte opzettelijk een zodanige psychische druk heeft uitgeoefend of aangeefster in een zodanige afhankelijkheidsrelatie heeft gebracht, dat zij zich daardoor niet tegen die handelingen kon verzetten, of dat verdachte aangeefster in een zodanige, door hem opzettelijk veroorzaakte, (bedreigende) situatie heeft gebracht dat het voor de aangeefster zo moeilijk was om zich aan die handelingen te onttrekken dat er sprake was van dwang van de zijde van verdachte.
[aangeefster] was twaalf jaar oud toen de ontuchtige handelingen voor het eerst plaatsvonden en dus minderjarig. Er is een groot leeftijdsverschil tussen [aangeefster] en verdachte, namelijk dertig jaar. Daarnaast is verdachte de vader van [aangeefster] . Door deze omstandigheden was er geen sprake van een gelijkwaardige relatie, maar had verdachte een natuurlijk overwicht op [aangeefster] . Verdachte heeft van dit natuurlijk overwicht misbruik gemaakt door een ongezonde vader-dochterrelatie met [aangeefster] te creëren, waarin sprake was van veel fysiek contact en nabijheid. [aangeefster] was emotioneel afhankelijk van verdachte, hield van hem en voelde zich verantwoordelijk voor zijn welzijn. Deze emotionele afhankelijkheid blijkt uit het berichtenverkeer tussen [aangeefster] en verdachte, de briefjes die zij voor verdachte schreef en het opgenomen gesprek van 13 februari 2024. De rechtbank stelt vast dat [aangeefster] met haar handelen gefocust was op het gelukkig maken van haar vader. Verdachte heeft de emotionele afhankelijkheid van [aangeefster] gebruikt om de seksuele relatie te bestendigen.
Het lukte [aangeefster] niet om zich daaraan te onttrekken. Verdachte heeft immers ook laten blijken welke gevolgen het voor [aangeefster] zou hebben als zij de bijzondere band, mede bestaande uit het verrichten van seksuele handelingen, zou verbreken. Zo is in de berichten van 20 maart 2024 te lezen dat verdachte dreigt de relatie van [aangeefster] met een collega openbaar te maken door een brief te sturen naar haar stageplek. Verdachte geeft daarnaast in dit gesprek aan dat het leven voor hem niet meer telt zonder [aangeefster] . Deze berichten komen overeen met hetgeen [aangeefster] in haar aangifte heeft verklaard over de afhankelijkheid van haar vader en de mogelijke gevolgen als zij zich hieraan zou onttrekken.
De rechtbank acht het gelet op het hiervoor genoemde aannemelijk dat verdachte met zijn handelen een zodanige psychische druk heeft uitgeoefend op [aangeefster] en [aangeefster] in een zodanige afhankelijkheidsrelatie heeft gebracht dat zij zich hieraan niet heeft kunnen onttrekken. Uit angst dat het gezin uit elkaar zou vallen en dat verdachte zelfmoord zou plegen heeft [aangeefster] zich gedwongen gevoeld tot het hebben van seks met verdachte. De emotionele afhankelijkheid en de dreigementen waren dan ook bedoeld om verzet bij [aangeefster] te voorkomen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hierdoor [aangeefster] heeft gedwongen tot het verrichten en ondergaan van seksuele handelingen.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich van november 2020 tot januari 2024 schuldig heeft gemaakt aan het meermaals verkrachten van zijn dochter, zoals onder feit 2 primair ten laste gelegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
in de periode van [geboortedag 2] 2012 tot en met [datum]
2016 te [plaats] met zijn kind, [aangeefster] (geboren op [geboortedag 2]
2000), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren
had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft
gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , hebbende verdachte
- de vagina en schaamlippen van die [aangeefster] betast en
- zijn vingers tussen de schaamlippen en in de vagina van die [aangeefster]
gebracht
2
in de periode van
november 2020tot 1 januari 2024 te
[plaats] en Egypte,
meermalen
door andere feitelijkheden
[aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen
die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van
die [aangeefster] , hebbende verdachte
- de vagina en schaamlippen van die [aangeefster] betast en gelikt en
- zijn vingers tussen de schaamlippen en in de vagina van die [aangeefster]
gestopt en
- zijn penis in de vagina van die [aangeefster] gestopt en op- en
neergaande bewegingen gemaakt en
- zich door die [aangeefster] laten aftrekken en
- zijn penis in de mond van die [aangeefster] gestopt en
- zijn vingers en penis in de anus van die [aangeefster] gestopt
en bestaande die andere feitelijkheden uit het telkens misbruik maken van zijn
geestelijke overwicht en het uit de feitelijke verhoudingen
voortvloeiende overwicht van zijn positie als vader van die [aangeefster]
en door het normaliseren van de seksuele verhouding tussen die [aangeefster]
en hem verdachte en het wijzen op de gevolgen wanneer zij
voornoemde handelingen niet zou ondergaan;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van acht jaar met aftrek van het voorarrest. Daarnaast vordert de officier van justitie het opleggen van een maatregel als bedoeld in artikel 38z Wetboek van Strafrecht
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verzoekt de verdediging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten en psychologisch onderzoek heeft geen psychische stoornis vastgesteld.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ontuchtige handelingen met zijn dochter en het meermaals verkrachten van zijn meerderjarige dochter. Ten tijde van de ontuchtige handelingen was [aangeefster] twaalf jaar oud. Uit het dossier is gebleken dat het seksueel misbruik na november 2020 op een frequente basis heeft plaatsgevonden. Het seksueel misbruik vond onder meer plaats in het huis waar verdachte samen met zijn vrouw en kinderen woonde en op vakantie. Het was de verantwoordelijkheid van verdachte om zijn dochter een veilige en geborgen gezinssituatie te bieden, waarin zij onbezorgd kon opgroeien en ontwikkelen tot een volwassen persoon. Hier is verdachte ernstig in tekortgeschoten. Verdachte heeft dan ook misbruik gemaakt van zijn rol als vader en daarbij in ernstige mate het vertrouwen geschonden dat [aangeefster] in hem als vader mocht stellen. Verdachte heeft namelijk een dusdanig ongezonde relatie met zijn dochter doen ontstaan, waardoor die ontwikkeling van [aangeefster] is geschaad. Verdachte heeft het hebben van een seksuele relatie met een ouder voor [aangeefster] genormaliseerd en is hierin dusdanig ver gegaan dat het voor de buitenwereld leek alsof [aangeefster] zijn partner was. Verdachte en [aangeefster] spraken elkaar liefdevol aan en noemde elkaar partner en ‘liefde van mijn leven’. Ook liepen zij hand in hand en sliepen zij in hetzelfde bed. Vanuit deze verhouding heeft verdachte aangezet tot de seksuele handelingen.
Verdachte heeft met zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op [aangeefster] haar seksuele en lichamelijke integriteit. Daarmee heeft hij de normale seksuele en lichamelijke ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, doorkruist. Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke feiten vaak langdurig en ernstige schade kunnen toebrengen aan de geestelijke gezondheid van een slachtoffer. Dat de feiten ook voor [aangeefster] grote gevolgen hebben gehad en nog steeds hebben, blijkt uit haar verklaring ter zitting en uit de toelichting bij de vordering tot schadevergoeding. [aangeefster] krijgt psychologische hulp vanwege haar trauma en de constante angst die zij ervaart.
Hoewel verdachte heeft bekend dat hij seksuele handelingen heeft verricht met [aangeefster] , heeft verdachte geen verantwoordelijkheid genomen voor al zijn handelen. De rechtbank heeft de indruk dat verdachte op zitting niet geheel openheid van zaken heeft gegeven. Op directe vragen van de rechtbank over de seksuele handelingen antwoordde verdachte vaag en onsamenhangend. Ook bekent verdachte, na zijn eerdere ontkenning, enkel datgene waar het dossier objectief bewijs van bevat. Bovendien heeft de rechtbank geconstateerd dat verdachte herhaaldelijk benoemt dat het seksuele contact is geïnitieerd door [aangeefster] en dat hij hierin is meegegaan om haar te helpen. Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn rol in het geheel en heeft het moment aangegrepen om [aangeefster] (nog verder) te beschadigen door haar aan te wijzen als de initiator. De rechtbank weegt deze proceshouding in het nadeel van verdachte mee.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 19 juli 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het psychologisch onderzoek van 22 juli 2024, waaruit blijkt dat verdachte niet lijdt aan een psychische stoornis en dat de feiten volledig aan hem kunnen wordt toegerekend. Verdere interventie is door de psycholoog niet geadviseerd. Ook de reclassering adviseert in het rapport van 11 juni 2025 dat het recidiverisico laag is. De rechtbank neemt de adviezen over en stelt gelet hierop vast dat het opleggen van een deels voorwaardelijke straf geen strafdoel dient.
De straf
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat enkel kan worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Verdachte heeft gedurende een lange periode frequent zijn dochter seksueel misbruikt. Ook betrekt de rechtbank in haar oordeel dat verdachte verstrekkende seksuele handelingen heeft verricht met zijn dochter, zoals het anaal penetreren en het gebruik van seksattributen. Het strafdoel is in deze enkel vergelding. De rechtbank heeft bij bepaling van de hoogte van de straf de oriëntatiepunten van de LOVS als uitgangspunt genomen, te weten een gevangenisstraf van drie jaar bij een verkrachting met een meer dan beperkte mate van dwang. Gelet op de frequentie en de aard van de seksuele handelingen en het feit dat verdachte als vader misbruik heeft gemaakt van zijn kwetsbare dochter acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De officier van justitie heeft verzocht de maatregel als bedoeld in artikel 38z Wetboek van Strafrecht op te leggen aan verdachte. Ondanks dat de reclassering heeft beoordeeld dat het recidiverisico laag is, acht de rechtbank deze maatregel passend. De rechtbank acht het noodzakelijk om ter bescherming van de veiligheid van [aangeefster] om een langdurig waarborg op te leggen. Dit met het oog op de toekomstige risico’s als verdachte in vrijheid wordt gesteld. Ter zitting is gebleken dat verdachte nog altijd treurt om het einde van de partnerrelatie met [aangeefster] . Het is in het belang van [aangeefster] om pogingen tot contactherstel te voorkomen.
Ook is verzocht om een locatieverbod op te leggen voor het ouderlijk huis van [aangeefster] (waar haar moeder momenteel woonachtig is). De rechtbank acht dit verzoek niet noodzakelijk en proportioneel, omdat [aangeefster] niet meer op dit adres woonachtig is en verdachte nog altijd de eigenaar is van deze woning.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [aangeefster] vordert een schadevergoeding van € 38.522,09.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
De door benadeelde gevorderde materiële schadevergoeding is onder te verdelen in medische kosten (eigen risico en kosten voor de chiropractor), reis- en parkeerkosten en verhuiskosten. De medische kosten en de verhuiskosten zijn gemotiveerd betwist door de verdediging. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat deze kosten in voldoende verband staan met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, waardoor er geen sprake is van schade die kan worden aangemerkt als een rechtstreeks gevolg van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank verklaart deze schadeposten niet-ontvankelijk. De reiskosten komen wel voor vergoeding in aanmerking, behoudens de reiskosten voor het verhoor bij de rechter-commissaris, en deze wijst de rechtbank toe. De mogelijkheid tot vergoeding van de reis- en parkeerkosten die zijn gemaakt ten behoeve van het verhoor bij de rechter-commissaris is reeds gegeven. Het verzoek tot vergoeding van deze kosten wijst de rechtbank af. Al met al acht de rechtbank de gevorderde materiële schade toewijsbaar tot een bedrag van € 239,91.
Immateriële schade
De door de benadeelde gevorderde vergoeding van immateriële schade acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 20.000,00. Benadeelde is gedurende een lange periode veelvuldig seksueel misbruikt door verdachte. Verdachte heeft hierbij misbruik gemaakt van zijn rol als vader en heeft de seksuele verhouding tussen hem en zijn dochter genormaliseerd. Gelet op de onderbouwing van de vordering is het de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat van de in art. 6:106 sub b BW bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ sprake is. Benadeelde lijdt aan een trauma als gevolg van het seksueel misbruik waarvoor zij behandeling krijgt. Daarnaast heeft ze last van stress- en angstklachten die ook impact hebben op haar lichamelijke gezondheid. Bij bepaling van de hoogte van de immateriële schade heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de hoogte van de schadevergoeding die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn toegekend en de letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. De rechtbank is van oordeel dat deze schade in een voldoende verband staat met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering van immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. Benadeelde kan haar vordering wat betreft dit deel eventueel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen over het toegewezen bedrag vanaf de aangifte, te weten 22 april 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38z, 57, 242 en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam
feit 2:verkrachting, meermalen gepleegd
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van vijf jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- legt aan verdachte op de
maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangeefster] van € 20.239,91, waarvan € 239,91 aan materiële schade en € 20.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 22 april 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- wijst de vordering van de benadeelde partij af voor zover deze ziet op de reis- en parkeerkosten voor het verhoor bij de rechter-commissaris;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangeefster] € 20.239,91 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 22 april 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 136 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter, mr. R. Combee en mr. L.W.A. Gruijthuijsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Verdult, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 juli 2025.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij in of omstreeks de periode van [geboortedag 2] 2012 tot en met [datum]
2016 te [plaats] en/of Frankrijk en/of elders in Europa, meermalen,
althans eenmaal, met zijn kind, [aangeefster] (geboren op [geboortedag 2]
2000), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren
had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft
gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [aangeefster] , hebbende verdachte
(telkens)
- de vagina en/of schaamlippen van die [aangeefster] betast en/of gelikt
en / of
- zijn vinger(s) tussen de schaamlippen en/of in de vagina van die [aangeefster]
gebracht/geduwd en/of
- zijn penis in de mond van die [aangeefster] gestopt en/of
- de hand van die [aangeefster] op zijn penis gelegd en/of zich door die [aangeefster]
laten aftrekken;
(art 245 Wetboek van Strafrecht)
2
hij in of omstreeks de periode van [geboortedag 2] 2016 tot 1januari 2024 te
[plaats] en/of België en/of Frankrijk en/of Duitsland en/of Tsjechië en/of
Polen en/of Zweden en/of Noorwegen en/of Engeland en/of Egypte,
meermalen, althans eenmaal,
door andere feitelijkheden en/of bedreiging met andere feitelijkheden
[aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen
die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van
die [aangeefster] , hebbende verdachte (telkens)
- de vagina en/of schaamlippen van die [aangeefster] betast en/of gelikt
en / of
- zijn vingers tussen de schaamlippen en/of in de vagina van die [aangeefster]
gestopt en/of
- zijn penis in de vagina van die [aangeefster] gestopt en/of op- en
neergaande bewegingen gemaakt en/of
- zich door die [aangeefster] laten aftrekken en/of
- zijn penis in de mond van die [aangeefster] gestopt en/of
- zijn vingers en/of penis in de anus van die [aangeefster] gestopt
en bestaande die andere feitelijkheden en/of die bedreiging met andere
feitelijkheden uit het (telkens) misbruik maken van zijn fysieke en/of
geestelijke overwicht en/of het uit de feitelijke verhoudingen
voortvloeiende overwicht van zijn positie als vader van die [aangeefster]
en/of door het normaliseren van de seksuele verhouding tussen die [aangeefster]
en hem verdachte en/of het wijzen op de gevolgen wanneer zij
voornoemde handelingen niet zou ondergaan;
(art 242 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring
zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van [geboortedag 2] 2016 tot en met [datum]
2018 te [plaats] en/of België en/of Frankrijk en/of Duitsland en/of
Tsjechië en/of Polen en/of Zweden en/of Noorwegen en/of Engeland
en/of Egypte,
meermalen, althans eenmaal,
ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, immers heeft hij
- de vagina en/of schaamlippen van die [aangeefster] betast en/of gelikt
en/of
- zijn vingers tussen de schaamlippen en/of in de vagina van die [aangeefster]
gestopt en/of
- zijn penis in de vagina van die [aangeefster] gestopt en/of op- en
neergaande bewegingen gemaakt en/of
- zich door die [aangeefster] laten aftrekken en/of
- zijn penis in de mond van die [aangeefster] gestopt en/of
- zijn vingers en/of penis in de anus van die [aangeefster] gestopt
(art 249 Wetboek van Strafrecht)