ECLI:NL:RBZWB:2025:4295

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
02-361089-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging tot verkrachting en veroordeling voor opzetaanranding met geweld

Op 9 juli 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot verkrachting en opzetaanranding met geweld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot verkrachting, omdat het dossier onvoldoende bewijs bevatte. Wel werd de verdachte schuldig bevonden aan opzetaanranding met geweld tegen aangeefster 1. De feiten vonden plaats op 11 november 2024, toen de verdachte aangeefster 1 in haar woning volgde en haar gewelddadig benaderde. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van aangeefster 1 niet volledig betrouwbaar waren, maar dat er voldoende bewijs was voor de opzetaanranding. De verdachte werd verminderd toerekeningsvatbaar geacht, wat leidde tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, zoals reclasseringstoezicht en opname in een zorginstelling. De benadeelde partij, aangeefster 1, kreeg een schadevergoeding toegewezen, terwijl de vordering van aangeefster 2 werd afgewezen omdat de verdachte van dat feit was vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-361089-24
vonnis van de meervoudige kamer van 9 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 2000 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht
raadsman mr. G.R. Stolk, advocaat te Schiedam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 juni 2025, waarbij de officier van justitie, mr. A. Verhoeven, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1: primair heeft geprobeerd om [aangeefster 1] te verkrachten, subsidiair haar heeft aangerand en daarbij geweld heeft gebruikt. Meer subsidiair is dit ten laste gelegd als mishandeling;
feit 2: primair heeft geprobeerd [aangeefster 2] te verkrachten, subsidiair haar heeft aangerand en daarbij geweld heeft gebruikt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair ten laste gelegde feit. De verklaring van [aangeefster 1] is betrouwbaar en het dossier bevat voldoende steunbewijs. Verdachte heeft gepoogd seksueel bij haar binnen te dringen. Daarnaast acht de officier van justitie het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft geen handelingen verricht die zien op het daadwerkelijk pogen seksueel binnen te dringen bij [aangeefster 2] . De handelingen passen bij een opzettelijke aanranding met geweld.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit vrijspraak van het primaire en subsidiaire onder 1 ten laste gelegde feit. Enkel de mishandeling van [aangeefster 1] kan worden bewezen. Dit feit bekent verdachte te hebben gepleegd. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit bepleit de verdediging een integrale vrijspraak. Het dossier bevat geen steunbewijs voor de verklaring van [aangeefster 2] . Het is de lezing van aangeefster tegen die van verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Vaststelling feiten
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte heeft [aangeefster 1] op 11 november 2024 opgehaald. Zij zijn met de auto van verdachte gaan rijden. Zij hebben drugs gehaald en hebben dit gebruikt. Op enig moment is er onenigheid ontstaan in de auto, waardoor [aangeefster 1] terug naar huis wilde. Zij is met de auto van verdachte naar haar woning te [plaats] gereden. Eenmaal aangekomen bij de woning heeft zij verdachte gevraagd in de auto op haar te wachten terwijl zij zou gaan plassen in haar woning. Verdachte is [aangeefster 1] gevolgd toen zij het appartementencomplex betrad. In de woning van [aangeefster 1] en op de galerij voor de woning is een vechtpartij ontstaan tussen verdachte en [aangeefster 1] .
Op 11 november 2024 omstreeks 22:40 heeft [aangeefster 1] gebeld naar de meldkamer van de politie. Zij geeft bij de meldkamer aan dat er iemand in haar woning is binnengedrongen die op haar zit, haar slaat en zoent en probeert in haar broek te komen. Na herhaaldelijk vragen geeft aangeefster aan dat het verdachte is die bij haar in de woning is binnengedrongen. Omstreeks 23:04 komt de politie ter plaatse. Op de galerij ter hoogte van [huisnummer] staat een man. Hij is aan het schreeuwen en roept dat hij cocaïne heeft gebruikt en dat hij daardoor nu psychotisch en agressief is. Hij geeft aan dat hij [aangeefster 1] heeft geslagen. Verdachte wordt aangehouden. [verbalisant] heeft [aangeefster 1] aangetroffen in haar woning. Hij ziet dat zij onder het bloed zit en blauwe plekken heeft op haar gezicht en een snee in haar linkerwang. [aangeefster 1] vertelde tegen de verbalisant dat verdachte haar bij haar borsten heeft gepakt en haar broek open heeft gedaan. De verbalisant zag dat haar broek nog open stond. De verdachte heeft bekend dat hij op [aangeefster 1] heeft gezeten en haar heeft geslagen. De rechtbank stelt vast dat de lezing van verdachte en [aangeefster 1] over wat er zich in de woning heeft afgespeeld verschillend is.
Betrouwbaarheid aangeefster
De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of de verklaring van [aangeefster 1] is aan te merken als betrouwbaar. De rechtbank constateert dat [aangeefster 1] op verschillende momenten een verklaring heeft afgelegd. De verklaringen bevatten discrepanties en zijn niet consistent. Zo heeft zij verschillend verklaard over de handelingen van verdachte en waar deze handelingen zouden zijn verricht. Ook heeft [aangeefster 1] niet direct verklaard over het drugsgebruik en de aanwezigheid van een mes. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat deze verklaringen niet als betrouwbaar zijn aan te merken en niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
Kwalificatie seksuele handelingen
Ondanks dat de verklaringen van [aangeefster 1] niet voor het bewijs worden gebruikt is de rechtbank van oordeel dat het dossier voldoende bewijsmiddelen bevat voor een bewezenverklaring van de hierboven genoemde feiten. Verdachte heeft op [aangeefster 1] gezeten, haar geslagen, haar borsten betast, haar gezoend en haar broek geopend. De vraag de rechtbank dient te beantwoorden is hoe deze handelingen moeten worden gekwalificeerd.
Om tot een bewezenverklaring van de poging gekwalificeerde opzetverkrachting te komen is een begin van uitvoering vereist. De handelingen van verdachte moeten zijn gericht op het seksueel binnendringen bij [aangeefster 1] . De rechtbank is van oordeel dat de hierboven vastgestelde handelingen van verdachte niet voldoende zijn om te kwalificeren als een begin van uitvoering van seksueel binnendringen. De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde feit dan ook niet wettig bewezen. Wel zijn deze handelingen te kwalificeren als een opzetaanranding met geweld. Verdachte heeft handelingen verricht die bestaan uit het op een seksuele wijze aanraken van het lichaam van [aangeefster 1] .
Conclusie
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen en het verhandelde ter zitting wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit, opzetaanranding met geweld, heeft begaan.
Feit 2
Op 12 november 2024 heeft [aangeefster 2] gemeld dat zij aangifte wil doen van aanranding door verdachte op 11 november 2024. [aangeefster 2] is een buurvrouw van [aangeefster 1] . Zij heeft verklaard dat zij ruzie hoorde bij de buren en er op haar voordeur werd gebonkt, waarna ze haar hondje heeft vastgepakt onder haar arm en de voordeur heeft geopend. Volgens de aangifte is verdachte bij haar binnen in de woning binnengedrongen en heeft hij haar meteen bij haar keel gepakt. Vervolgens heeft verdachte haar tegen de muur gedrukt en de borsten van [aangeefster 2] vastgepakt. Hierbij zou verdachte hebben gezegd dat hij [aangeefster 2] wilde verkrachten. De verbalisant zag ter hoogte van de linkerborst van [aangeefster 2] twee krassen zitten. Ook zag de verbalisant in de nek van [aangeefster 2] een blauwkleurige- en roodkleurige plek. Verdachte ontkent [aangeefster 2] te hebben aangeraakt.
De rechtbank stelt vast dat er twee lezingen zijn van het gebeurde, die van aangeefster en die van verdachte. Voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde is het essentieel dat de verklaring van [aangeefster 2] wordt ondersteund door een ander bewijsmiddel dat ziet op de kern van het verwijt, te weten de seksuele handelingen. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet zonder meer vastgesteld worden dat het waargenomen letsel aan de borst passend is bij de ten laste gelegde seksuele handelingen (het aanraken van de borsten). Niet kan worden uitgesloten dat dit letsel op een andere wijze is ontstaan, bijvoorbeeld maar niet alleen door haar hondje, die [aangeefster 2] vasthield onder haar arm toen verdachte haar huis binnendrong. De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende steunbewijs bevat voor de verklaring van [aangeefster 2] dat verdachte haar borsten heeft aangeraakt.
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde feit niet wettig bewezen, waardoor verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 11 november 2024 te [plaats] ,
met een persoon, te weten [aangeefster 1]
meer seksuele handelingen heeft verricht, te weten
- het meermalen tong zoenen van die [aangeefster 1]
- het met zijn handen betasten van de borsten van die
[aangeefster 1] en
- ( gedeeltelijk) naar
beneden trekken van de broek van die [aangeefster 1]
terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [aangeefster 1] daartoe de wil
ontbrak,
en welke opzetaanranding werd voorafgegaan door, vergezeld van
en gevolgd door geweld en bedreiging, door:
- die [aangeefster 1] meermalen met kracht tegen haar gezicht, te
slaan en/of
- op het lichaam van die [aangeefster 1] te gaan zitten en
- vervolgens tegen die [aangeefster 1] te roepen (zakelijk
weergegeven) dat hij haar ging vermoorden, althans woorden van
gelijke aard of strekking en
- de broek van die [aangeefster 1] te openen
en
- tegen die [aangeefster 1] te roepen: “Ik ga je verkrachten”,
althans woorden van gelijke aard of strekking
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie houdt bij de strafeis enerzijds rekening met de heftigheid van het door verdachte gepleegde geweld. Anderzijds houdt de officier van justitie rekening met de schuldbewuste proceshouding van verdachte en zijn verminderde toerekenbaarheid. De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 22 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar met aftrek van het voorarrest. Aan het voorwaardelijke gedeelte dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering. Ten slotte verzoekt de officier van justitie de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest. Hierbij kan een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd met reclasseringstoezicht. Verdachte is bereid zich aan de voorwaarden te houden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanranden van [aangeefster 1] door haar bij de borsten te pakken, te zoenen en haar broek open te trekken. Verdachte heeft met zijn handelen een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [aangeefster 1] . Daarbij heeft verdachte gebruik gemaakt van fors geweld. Hij heeft met kracht geslagen op het gezicht van [aangeefster 1] , waardoor zij letsel heeft opgelopen. De rechtbank acht het begrijpelijk dat dit voor [aangeefster 1] een angstige en bedreigende situatie is geweest. De impact van het handelen van verdachte blijkt ook uit hetgeen [aangeefster 1] op zitting heeft verteld en de toelichting bij de vordering tot schadevergoeding.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 7 januari 2025, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van psychiatrisch onderzoek van 5 maart 2025. De psychiater heeft geconstateerd dat verdachte lijdt aan een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of een andere psychotische stoornis en dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit leed aan een maniforme psychose na gecombineerd gebruik van cocaïne, ketamine en alcohol, en heeft geadviseerd het feit hem in verminderde mate toe te rekenen. De reclassering heeft op 15 april 2025 geadviseerd om aan verdachte bijzondere voorwaarden op te leggen, onder andere bestaande uit een opname in een zorginstelling en behandeling, waaronder ook het innemen van medicijnen kan vallen. De rechtbank neemt het advies van de psychiater en de reclassering over en zal hier in strafmatigende zin rekening mee houden.
De straf
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf passend een geboden is. De rechtbank komt tot een andere bewezenverklaring dan waartoe de officier van justitie heeft gerequireerd. De rechtbank heeft als uitgangspunt, gelet op hetgeen in vergelijkbare zaken werd opgelegd, een gevangenisstraf van 1 jaar genomen. De rechtbank houdt rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en de wenselijkheid van de bijzondere voorwaarden. De rechtbank legt aan verdachte een gevangenisstraf van 10 maanden op waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van het voorarrest. Aan het voorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf worden de bijzondere voorwaarden verbonden, zoals geadviseerd door de reclassering, behoudens het locatieverbod. Gelet op de bewezenverklaring is een locatieverbod voor de gemeente Tilburg te verstrekkend.
Verzocht is om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De reclassering schat het risico op recidive in als laag tot gemiddeld, waardoor er geen ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Er is niet voldaan aan het wettelijke vereisten.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De benadeelde partij

Benadeelde partij [aangeefster 1]
De benadeelde partij [aangeefster 1] vordert een schadevergoeding van € 8.606,95 voor
feit 1.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materieel
De door de benadeelde gevorderde vergoeding van materiële schade acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 303,00 voor vergoeding van de telefoon. In de vordering is uitgegaan van de nieuwprijs van de telefoon. Gelet op de afschrijvingskosten van een telefoon acht de rechtbank het niet redelijk dit bedrag geheel toe te wijzen. De rechtbank heeft gebruik gemaakt van haar schattingsbevoegdheid. Het overige gevorderde verklaart de rechtbank niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Immaterieel
Benadeelde heeft als gevolg van het bewezen verklaarde feit lichamelijk letsel opgelopen en daardoor immateriële schade opgelopen. De door de benadeelde gevorderde vergoeding van immateriële schade acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 500,00, gelet op de onderbouwing en de hoogte van de schadevergoedingen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn toegekend. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal de vordering van immateriële schade voor het overige niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat deze bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen over het toegewezen bedrag vanaf de pleegdatum, te weten 11 november 2024 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Benadeelde partij [aangeefster 2]
De benadeelde partij [aangeefster 2] vordert een schadevergoeding van € 5.302,75 voor feit 2.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 241 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 2 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
opzetaanranding voorafgegaan door en vergezeld van geweld
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* Meldplicht bij reclassering
dat verdachte zich meldt na uitnodiging bij Fivoor-reclassering op het adres Marconistraat 2 Rotterdam. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* Opname in een zorginstelling
dat verdachte zich laat opnemen in een FPA of een andere zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start zo mogelijk aansluitend aan detentie. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* Ambulante behandeling
dat verdachte zich laat behandelen door Fivoor-forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na de klinische behandeling en duurt zolang zo lang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
dat verdachte indien klinisch geïndiceerd verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door NIFP/IFZ of de reclassering. Het verblijf start zo nodig tijdens de proeftijd. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* Contactverbod
dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [aangeefster 1] (geboren op [geboortedag 2] -1995) heeft of zoekt, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
* Meewerken aan middelencontrole
dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- waarbij van
rechtswege de voorwaardengelden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangeefster 1] van € 803,00, waarvan € 303,00 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 11 november 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangeefster 1] (feit 1), € 803,00 te betalen vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 11 november 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 16 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- verklaart de benadeelde partij [aangeefster 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M. Brouwer, voorzitter, mr. R. Combee en mr. L.W.A. Gruijthuijsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Verdult, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 juli 2025.
Mr. Combee is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 11 november 2024 of 12 november 2024 te [plaats] ,
in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met [aangeefster 1]
een of meer seksuele handelingen die bestonden uit of mede
bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam te verrichten
terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [aangeefster 1] daartoe de wil ontbrak
en deze poging tot opzetverkrachting te doen voorafgaan door,
vergezellen van en/of volgen door dwang, geweld en/of bedreiging,
- die [aangeefster 1] met kracht heeft vastgepakt en haar vervolgens heeft
gedwongen haar woning in te gaan en/of
- die [aangeefster 1] meermalen met kracht tegen haar gezicht, althans haar hoofd
heeft geslagen en/of
- op het lichaam van die [aangeefster 1] is gaan zitten en/of vervolgens de
nek/keel/hals van die [aangeefster 1] met kracht heeft dichtgeknepen en/of
- vervolgens tegen die [aangeefster 1] heeft gezegd/geroepen (zakelijk
weergegeven) dat hij haar ging vermoorden, althans woorden van gelijke
aard of strekking en/of
- die [aangeefster 1] meermalen heeft ge (tong) zoend en/of
- de trui en/of de BH van die [aangeefster 1] omhoog heeft gedaan, althans heeft
verschoven en/of
- de borsten van die [aangeefster 1] heeft betast en/of
- de broek van die Lainnaouar open heeft gedaan en/of (gedeeltelijk) naar beneden
heeft getrokken en/of
- tegen die [aangeefster 1] heeft gezegd/geroepen: “Ik ga je verkrachten”,
althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- gezeten op het lichaam van die [aangeefster 1] , zijn broek open heeft gedaan en/of zijn
penis uit zijn broek heeft gehaald,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 243 lid 2 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 november 2024 of 12 november 2024 te [plaats] ,
in elk geval in Nederland,
met een persoon, te weten [aangeefster 1]
een of meer seksuele handelingen heeft verricht, te weten
- het meermalen (tong) zoenen van die [aangeefster 1]
- het met zijn hand(en) betasten/aanraken van de borsten en het lichaam van die
[aangeefster 1] en/of
- het omhoog doen van de trui en/of de BH en/of het openen en/of (gedeeltelijk) naar
beneden trekken van de broek van die [aangeefster 1]
terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [aangeefster 1] daartoe de wil
ontbrak,
en welke opzetaanranding werd voorafgegaan door, vergezeld van
en/of gevolgd door dwang, geweld en/of bedreiging, door:
- die [aangeefster 1] met kracht vast te pakken en/of haar vervolgens te
dwingen haar woning in te gaan en/of
- die [aangeefster 1] meermalen met kracht tegen haar gezicht, althans haar hoofd te
slaan en/of
- op het lichaam van die [aangeefster 1] te gaan zitten en/of vervolgens de
nek/keel/hals van die [aangeefster 1] met kracht dicht te knijpen en/of
- vervolgens tegen die [aangeefster 1] te zeggen/roepen (zakelijk
weergegeven) dat hij haar ging vermoorden, althans woorden van
gelijke aard of strekking en/of
- de trui van die [aangeefster 1] omhoog te doen en/of broek van die [aangeefster 1] te openen
en/of (gedeeltelijk) naar beneden te trekken en/of
- tegen die [aangeefster 1] te zeggen/roepen: “Ik ga je verkrachten”,
althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- gezeten op het lichaam van die [aangeefster 1] , zijn broek te openen en/of zijn penis uit
zijn broek te halen;
(art 241 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 11 november 2024 of 12 november 2024 te [plaats] , in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met een persoon, te weten [aangeefster 2] een of meer seksuele handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam te verrichten terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [aangeefster 2] daartoe de wil ontbrak en deze poging tot opzetverkrachting te doen voorafgaan door,
vergezellen van en/of volgen door dwang, geweld en/of bedreiging,
- ongevraagd en zonder toestemming de woning van die [aangeefster 2] heeft betreden, en/of
- (vervolgens) die [aangeefster 2] (met kracht) bij de keel/hals beet heeft gepakt en/of (vervolgens) in haar keel/hals heeft geknepen en/of haar (vervolgens) tegen de muur heeft gedrukt, en/of
- (vervolgens) met zijn hand(en) in de borst(en) van die [aangeefster 2] heeft geknepen, althans de borst(en) van die [aangeefster 2] heeft
betast/aangeraakt, en/of
- (daarbij) tegen die [aangeefster 2] heeft gezegd/geroepen “Ik ga je verkrachten” en/of “Ik wil je neuken" en/of “Wil je niet neuken? Zij is ook mijn hoer”, althans woorden van gelijke aard of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 243 lid 2 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 november 2024 of 12 november 2024 te [plaats] , in elk geval in Nederland,
met een persoon, te weten [aangeefster 2] een of meer seksuele handelingen heeft verricht, te weten
- het met zijn hand(en) knijpen, althans betasten/aanraken van de borst(en) van die [aangeefster 2] terwijl hij, verdachte, wist dat bij die [aangeefster 2] daartoe de wil ontbrak,
en welke opzetaanranding werd voorafgegaan door, vergezeld van en/of gevolgd door dwang, geweld en/of bedreiging, door:
- ongevraagd en zonder toestemming de woning van die [aangeefster 2] te betreden, en/of
- (vervolgens) die [aangeefster 2] (met kracht) bij de keel/hals beet te pakken en/of (vervolgens) in haar keel/hals te knijpen en/of haar (vervolgens) tegen de muur te drukken, en/of
- (daarbij) tegen die [aangeefster 2] te zeggen/roepen “Ik ga je verkrachten” en/of “Ik wil je neuken" en/of “Wil je niet neuken? Zij is ook mijn hoer”, althans woorden van gelijke aard of strekking;
( art 241 lid 2 Wetboek van Strafrecht )