In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 juli 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Oisterwijk beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde van de woning van belanghebbende vastgesteld op € 926.000 per 1 januari 2020. Belanghebbende stelde dat deze waarde te hoog was en had bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikking. De rechtbank behandelt het beroep en concludeert dat de heffingsambtenaar voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woning en de referentiewoningen die zijn gebruikt voor de waardebepaling. De rechtbank oordeelt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld en verklaart het beroep ongegrond. Dit betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen gehandhaafd blijven. De rechtbank betreurt de lange duur van de procedure, die betrekking heeft op een beschikking over het jaar 2021.