ECLI:NL:RBZWB:2025:4339

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
C/02/431302/HA ZA 25-55 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van voorschot en toestemming voor realisatie ontwerp na opzegging overeenkomst met architect

In deze civiele zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [de klant] en [architectenbureau] B.V. De eiser, [de klant], heeft de overeenkomst met de architect rechtsgeldig opgezegd op basis van de algemene voorwaarden. De rechtbank oordeelt dat [de klant] recht heeft op terugbetaling van een deel van het betaalde voorschot, omdat de architect onvoldoende heeft aangetoond dat er werkzaamheden zijn verricht voor het bedrag dat is betaald. De rechtbank wijst de vordering van [de klant] tot betaling van € 93.418,05 toe, inclusief wettelijke rente vanaf 30 september 2024. Daarnaast krijgt [de klant] toestemming om het vervaardigde ontwerp te realiseren, met een dwangsom van € 500,00 per dag als [architectenbureau] hier niet aan voldoet. De rechtbank wijst ook de vordering van [architectenbureau] in reconventie af, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. Tot slot wordt [architectenbureau] veroordeeld tot betaling van de proceskosten en buitengerechtelijke kosten aan [de klant].

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/431302 / HA ZA 25-55
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 2 juli 2025
in de zaak van
[de klant],
te [plaats 1] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [de klant] ,
advocaat: mr. R.J. Roks,
tegen
[architectenbureau] B.V.,
te [plaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [architectenbureau] ,
advocaat: mr. C.A. Bos.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van de rechtbank in Breda.
De zaak wordt behandeld door mr. P.H.J.G. Römers, rechter, en mr. M. Veuger-Hakze als griffier.
Aanwezig zijn:
- [de klant] , bijgestaan door mr. G.M.E. de Vries, met als toehoorder de heer [adviseur] (adviseur van [de klant] , werkzaam bij [adviesbureau] ).
- Namens [architectenbureau] : de heer [directeur] (directeur), bijgestaan door mr. Bos.
Partijen hebben op de zitting hun standpunten toegelicht. Vervolgens is de mondelinge behandeling gesloten en heeft de rechtbank op de zitting in aanwezigheid van partijen mondeling uitspraak gedaan.

1.De beoordeling

in conventie
De opzegging van de overeenkomst
1.1.
Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden consument-architect consumentenregeling 2013 (‘algemene voorwaarden’) van toepassing. In artikel 5.1 is bepaald dat de opdrachtgever de opdracht op elk moment schriftelijk kan opzeggen onder vermelding van reden(en) en het tijdstip vanaf wanneer wordt opgezegd. [de klant] heeft dit gedaan bij brief van 16 september 2024. De reden van opzegging hoeft niet aanvaardbaar te zijn voor de andere partij. Opzegging is een eenzijdige rechtshandeling en vereist geen wilsovereenstemming. Het voorgaande betekent dat [de klant] de overeenkomst met [architectenbureau] rechtsgeldig heeft opgezegd.
Afrekening naar stand van het werk
1.2.
Het gevolg daarvan is dat op grond van artikel 5.2 van de algemene voorwaarden moet worden afgerekend naar de stand van het werk. Voorafgaand aan de opzegging heeft [adviesbureau] een memo opgesteld waarin de stand van het werk wordt weergegeven. [architectenbureau] heeft in het kader van dit voortraject zelf aangegeven dat een deel van het betaalde bedrag nog niet was gebruikt. Voor het overige deel, waarvan [adviesbureau] aangeeft dat dit te veel is betaald, heeft [architectenbureau] onvoldoende gemotiveerd aangetoond dat er wel werkzaamheden zijn verricht voor dat bedrag. [architectenbureau] stelt feitelijk dat alles wat betaald is door [de klant] is de stand van het werk is. De rechtbank volgt [architectenbureau] niet in dat standpunt.
1.3.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering van [de klant] tot betaling van een bedrag van € 93.418,05 wordt toegewezen.
Wettelijke rente
1.4.
De gevorderde rente over een bedrag van € 45.360,48 inclusief btw is toewijsbaar vanaf 30 september 2024. [de klant] heeft [architectenbureau] gesommeerd om dit bedrag uiterlijk op 30 september 2024 te betalen, wat [architectenbureau] niet heeft gedaan. Daardoor is zij in verzuim geraakt. Het verzuim voor het restant van de gevorderde hoofdsom (€ 48.057,57 inclusief btw) is ontstaan op de dag van dagvaarding. [architectenbureau] is niet eerder aangemaand tot betaling van dit bedrag. Er is in de correspondentie voorafgaand aan de dagvaarding ten aanzien van dit bedrag alleen aangemaand om in gesprek te gaan.
Toestemming om het ontwerp te realiseren en dwangsom
1.5.
Wat betreft de toestemming om het tot het moment van opzegging vervaardigde ontwerp te realiseren bepaalt artikel 5.3 van de algemene voorwaarden dat de architect deze niet onthoudt wanneer dat in strijd is met gerechtvaardigde belangen van de opdrachtgever.
[de klant] heeft aangevoerd dat het weigeren van de toestemming haar beperkt in de realisatie van haar woning. Er is naar het oordeel van de rechtbank dan ook sprake van een gerechtvaardigd belang waardoor toestemming door [architectenbureau] moet worden gegeven. Het al dan niet verlenen van de toestemming is niet afhankelijk van een geschil over een betalingsverplichting. De toestemming had vrij kort na de opzegging verleend moeten worden.
1.6.
[architectenbureau] heeft op de zitting aangevoerd dat [de klant] niet heeft voldaan aan artikel 4.1 van de algemene voorwaarden. In dit artikel is bepaald dat de opdrachtgever het recht heeft het ontwerp uit te voeren, mits aan de betalingsverplichtingen is voldaan. Dit standpunt van [architectenbureau] is onjuist. [de klant] heeft wel voldaan aan haar betalingsverplichting op grond van de overeenkomst. Sterker nog, zij heeft dus nog recht op terugbetaling conform haar vordering.
1.7.
[architectenbureau] heeft ook een beroep gedaan op artikel 4.2 van de algemene voorwaarden, waarin is bepaald dat de opdrachtgever niet mag afwijken van een ontwerp en geen wijzigingen daarop mag aanbrengen, tenzij hij dit doet in overleg met de architect. [de klant] heeft de kelder in het ontwerp laten vervallen en [architectenbureau] stelt dat [de klant] hierdoor tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. Op de zitting is gebleken dat [architectenbureau] de kelder in het ontwerp onder de woning heeft gepositioneerd, maar realisatie daarvan bleek niet binnen het budget van [de klant] te kunnen. [de klant] heeft voldoende gemotiveerd gesteld dat zij in overleg is getreden met [architectenbureau] over aanpassing van het ontwerp op het punt van de kelder. [de klant] heeft in overleg met [architectenbureau] al aangegeven van de kelder af te willen zien, omdat de realisatie daarvan niet binnen het budget paste. In die zin is er sprake geweest van overleg en daarmee is geen sprake van een schending van artikel 4.2 van de algemene voorwaarden.
1.8.
De rechtbank wijst het gevorderde gebod tot geven van de toestemming toe op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of gedeelte van een dag met een maximum van € 10.000,00.
Buitengerechtelijke incassokosten
1.9.
[de klant] vordert een bedrag van € 1.809,18 aan buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). [de klant] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. [de klant] heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. Gelet op de hoofdsom bedraagt het op grond van het Besluit toewijsbare bedrag € 1.709,18. Dit bedrag zal worden toegewezen, net als de over de buitengerechtelijke incassokosten gevorderde wettelijke rente.
Proceskosten
1.10.
[architectenbureau] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [de klant] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
146,80
- griffierecht
1.374,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2 punten × € 1.214,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
4.087,80
1.11.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
in (voorwaardelijke) reconventie
1.12.
Omdat de voorwaarde waaronder de reconventionele vordering is ingesteld wordt vervuld, komt de rechtbank toe aan beoordeling daarvan. De vordering tot schadevergoeding is niet (of onvoldoende) onderbouwd door [architectenbureau] , zowel niet wat betreft de grondslag als wat betreft de gestelde schade. De vordering wordt afgewezen.
1.13.
[architectenbureau] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [de klant] worden begroot op:
- salaris advocaat
1.214,00
(2 punten × factor 0,5 x € 1.214,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.353,00

2.De beslissing

De rechtbank
in conventie
2.1.
veroordeelt [architectenbureau] om aan [de klant] te betalen een bedrag van € 93.418,05, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over:
- een bedrag van € 45.360,48 met ingang van 30 september 2024,
- een bedrag van € 48.057,57met ingang van 2 januari 2025,
telkens tot de dag van volledige betaling,
2.2.
gelast [architectenbureau] om binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis aan [de klant] schriftelijk toestemming te verlenen om het ontwerp dat [architectenbureau] per datum opzegging heeft vervaardigd te realiseren, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of dagdeel dat [architectenbureau] niet voldoet aan dit gebod, met een maximum van € 10.000,00,
2.3.
veroordeelt [architectenbureau] om aan [de klant] te betalen een bedrag van € 1.709,18 aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf de dag van dagvaarding, tot de dag van volledige betaling,
2.4.
veroordeelt [architectenbureau] in de proceskosten van € 4.087,80, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
2.5.
veroordeelt [architectenbureau] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
in (voorwaardelijke) reconventie
2.6.
wijst de vorderingen van [architectenbureau] af,
2.7.
veroordeelt [architectenbureau] in de proceskosten van € 1.353,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
2.8.
veroordeelt [architectenbureau] tot betaling van € 92,00 plus de kosten van betekening als [architectenbureau] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
2.9.
veroordeelt [architectenbureau] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
2.10.
verklaart dit vonnis wat betreft de daarin opgenomen veroordelingen en dat wat gelast is uitvoerbaar bij voorraad,
2.11.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze mondelinge uitspraak is gewezen door mr. Römers en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
Dit proces-verbaal is opgemaakt en ondertekend door de rechter.