ECLI:NL:RBZWB:2025:4353
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2022 door de rechtbank
Op 2 juli 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De zaak betreft een beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 26 juni 2024, die een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2022 oplegde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende niet op de zitting is verschenen, ondanks een uitnodiging die op 14 mei 2025 was verzonden. De rechtbank heeft de zaak vervolgens behandeld en direct mondeling uitspraak gedaan.
De rechtbank heeft beoordeeld of de inspecteur bij de vaststelling van de aanslag IB/PVV 2022 een bedrag van € 1.500 aan restant persoonsgebonden aftrek in aanmerking had moeten nemen. De rechtbank concludeert dat de inspecteur dit bedrag terecht niet heeft meegenomen, omdat de belanghebbende in 2021 al een bedrag van € 1.500 aan scholingskosten in aftrek had genomen. De rechtbank oordeelt dat de terugbetaling van studiekosten door de belanghebbende in 2023 niet kan leiden tot een additionele aftrek van scholingsuitgaven over het jaar 2021, aangezien deze kosten niet in 2021 zijn gemaakt. De rechtbank verklaart het beroep van de belanghebbende ongegrond en bevestigt de aanslag IB/PVV 2022.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep. De belanghebbende kan binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal een hogerberoepschrift indienen bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.