ECLI:NL:RBZWB:2025:4365

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
02-141222-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het meermalen (mede)plegen van oplichting en diefstal door middel van een valse sleutel en poging daartoe (bankhelpdeskfraude)

Op 10 juli 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere gevallen van oplichting en diefstal door middel van een valse sleutel. De verdachte, geboren in 1998, werd beschuldigd van het (mede)plegen van oplichting en diefstal met een valse sleutel, waarbij hij samen met anderen slachtoffers heeft benaderd onder het mom van bankmedewerkers. De slachtoffers, vaak kwetsbare ouderen, werden telefonisch benaderd en misleid om hun bankpassen en pincodes af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij een georganiseerd samenwerkingsverband dat gericht was op het plegen van deze strafbare feiten. Tijdens de zitting op 26 juni 2025 zijn de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, terwijl de verdediging pleitte voor een straf gelijk aan de duur van het voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van oplichting en diefstal, en legde een gevangenisstraf van 147 dagen op, gelijk aan de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 7.800 aan de benadeelde partij toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele feiten wegens onvoldoende bewijs.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-141222-22
vonnis van de meervoudige kamer van 10 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
raadsman mr. R.W. van Voorst Vader, advocaat te Hulst.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 juni 2025, waarbij de officier van justitie, mr. S.A.J. Louwers, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan (een poging tot) oplichting en diefstal met een valse sleutel door zeven personen (proberen) te dwingen tot afgifte van hun bankpassen en vervolgens door middel van het gebruik van die bankpassen geld van hen te stelen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is stelt zich op het standpunt dat feit 7 niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, omdat het signalement van degene die de bankpas van het slachtoffer heeft opgehaald, niet overeenkomt met dat van verdachte. Voor dat feit dient vrijspraak te volgen. De officier van justitie acht de overige feiten wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier en, voor zover aan de orde, de bekennende verklaring van verdachte. Bij alle feiten waar dat ten laste is gelegd kan worden bewezen dat verdachte het feit samen met één of meer anderen heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de feiten 12 en 13, omdat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor de betrokkenheid van verdachte bij deze feiten. Voor de feiten 5 en 7 bevat het dossier onvoldoende bewijs dat verdachte degene is geweest die bij de woning van de slachtoffers de pinpassen heeft opgehaald. De omstandigheid dat verdachte de pinpassen in die gevallen van iemand overhandigd heeft gekregen en daar vervolgens mee heeft gepind, is onvoldoende om zijn rol als die van medepleger aan te merken bij de oplichting. Voor die feiten dient vrijspraak te volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Inleidende opmerkingen
In deze zaak hebben meerdere personen aangifte gedaan van (een poging tot) oplichting en (een poging tot) diefstal met een valse sleutel. Uit de verschillende aangiftes komt naar voren dat de daders een min of meer vaste werkwijze hanteerden om de slachtoffers bankpassen, en in één geval ook contant geld, afhandig te maken. De slachtoffers werden allemaal gebeld door iemand die zich voordeed als bankmedewerkster en die hen vertelde dat er problemen waren met hun bankrekeningen of bankpas. Vervolgens werd tegen hen gezegd dat zij hun pincode door moesten geven en dat iemand bij hen thuis de bankpas kwam ophalen. Om het vertrouwen van de slachtoffers te winnen werd in de meeste gevallen door de zogenaamde bankmedewerkster in het telefoongesprek een code genoemd waarmee de persoon die de bankpas zou ophalen zich aan de deur zou identificeren. Nadat de bankpassen waren opgehaald, werd er door middel van die bankpas geld opgenomen van de bankrekening van het betreffende slachtoffer. Het samenwerkingsverband bestond bij alle ten laste gelegde feiten uit ten minste drie personen: een beller, een koerier/pinner en een chauffeur. De rol van de beller was de slachtoffers zodanig bang te maken dat zij ertoe overgingen hun pincode te verstrekken en bereid waren hun bankpas af te geven aan de koerier, die vervolgens verschillende pintransacties met de bankpas verrichtte. De chauffeur vervoerde de koerier/pinner naar de woning van de slachtoffers en vervolgens naar plekken waar geld opgenomen kon worden. Verdachte wordt ervan verdacht dat hij betrokken is bij deze strafbare feiten en de feiten samen met anderen heeft gepleegd.
De rechtbank gaat ervan uit dat bij deze vorm van oplichting een zekere vorm van organisatie nodig is waarbij verschillende personen betrokken zijn die ieder een bepaalde rol vervullen, met financieel gewin als gezamenlijk doel. De handelingen die zijn verricht bij de oplichtingen duiden op een gezamenlijk en vooropgezet plan. Het bellen met de slachtoffers, het doorgeven van de pincodes, het ophalen van de bankpassen en het vervolgens opnemen van geld met deze bankpassen, zijn handelingen die een nauwgezette planning en afstemming vereisen. Vanaf het moment dat er contact wordt gelegd met de slachtoffers, is snelheid geboden. De hiervoor genoemde handelingen moeten worden verricht voordat de frauduleuze overboekingen en geldopnames met de bankpassen worden ontdekt en rekeningen worden geblokkeerd. Deze vorm van oplichting vergt dus een intensieve en nauwe samenwerking tussen de verschillende betrokkenen.
Overwegingen per feit
Feit 1 en 2 - [aangeefster 1] - 23 mei 2022 te [plaats 1] (zaak 1)
Aangezien verdachte ten aanzien van de feiten 1 en 2 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht de feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 26 juni 2025;
- de aangifte van [aangeefster 1] .
Feit 3 en 4 - [aangeefster 2] - 1 juni 2022 te [plaats 2] (zaak 3)
Aangezien verdachte ten aanzien van de feiten 3 en 4 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht de feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 26 juni 2025;
- de aangifte van [aangeefster 2] .
Feit 5 en 6 - [aangeefster 3] – 20 mei 2022 te [plaats 3] (zaak 8)
Feit 5
Uit de bewijsmiddelen volgt dat aangeefster op 20 mei 2022 is opgelicht op de wijze zoals omschreven bij de inleidende opmerkingen. Verdachte heeft bekend dat hij degene is geweest die het geldbedrag heeft opgenomen met de bankpas van aangeefster, maar hij is niet degene geweest die bij aangeefster de bankpas heeft opgehaald. Verdachte heeft verklaard dat de bankpas aan hem is overgedragen door degene die de bankpas bij de woning van aangeefster heeft opgehaald.
Ondanks dat het door aangeefster opgegeven signalement van de dader in grote lijnen overeenkomt met het signalement van verdachte, is het onvoldoende onderscheidend om met zekerheid te kunnen vaststellen dat het verdachte moet zijn geweest die bij de woning van aangeefster is geweest om de bankpas op te halen. Naar het oordeel van de rechtbank doet dit echter niet ter zake: indien hij niet zelf de bankpas bij aangeefster heeft opgehaald , is verdachte – zoals hij zelf heeft verklaard – in ieder geval wel degene geweest aan wie de bankpas van aangeefster, kort nadien in de buurt van haar woning, is overgedragen om daar vervolgens geld mee op te nemen.
De rechtbank is van oordeel dat de rol van verdachte bij de oplichting door zo te handelen als die van medepleger kan worden gekwalificeerd. Er was sprake van een intensieve samenwerking: hij was betrokken bij het plan om aangeefster op te lichten, stond klaar op een met de mededader afgesproken plek in de buurt en heeft de bankpas zeer kort nadat aangeefster in haar woning is opgelicht, overgenomen om daar uiteindelijk mee te gaan pinnen. Hij had daarmee een cruciale rol in het geheel en dus ook bij de oplichting. Op grond daarvan is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte(n) is komen vast te staan. De bijdrage van verdachte aan het tenlastegelegde is naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting.
Feit 6
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 6 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht feit 6 wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 26 juni 2025;
- de aangifte van [aangeefster 3] .
Feit 7 en 8 - [aangeefster 4] – 7 juni 2022 te [plaats 4] (zaak 7)
Feit 7
Uit de bewijsmiddelen volgt dat aangeefster op 7 juni 2022 is opgelicht op de wijze zoals omschreven bij de inleidende opmerkingen. Verdachte heeft bekend dat hij degene is geweest die het geldbedrag heeft opgenomen met de bankpas van aangeefster, maar hij is niet degene geweest die bij aangeefster de bankpas heeft opgehaald. Verdachte heeft verklaard dat de bankpas aan hem is overgedragen door degene die de bankpas bij de woning van aangeefster heeft opgehaald.
Het door aangeefster doorgegeven signalement van de dader stemt niet overeen met het signalement van verdachte. De rechtbank kan dus niet vaststellen dat het verdachte is geweest die bij de woning van aangeefster is geweest om de bankpas op te halen. Naar het oordeel van de rechtbank doet dit echter niet ter zake: indien hij niet zelf de bankpas bij aangeefster heeft opgehaald, is verdachte – zoals hij zelf heeft verklaard – net als bij feit 5 in ieder geval wel degene geweest aan wie de bankpas van aangeefster kort nadien in de buurt van de haar woning is overgedragen om daar vervolgens geld mee op te nemen. De rechtbank is van oordeel dat de rol van verdachte bij de oplichting door zo te handelen als die van medepleger kan worden gekwalificeerd en verwijst daarvoor naar hetgeen zij heeft overwogen over feit 5. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting.
Feit 8
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 8 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht feit 8 wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 26 juni 2025;
- de aangifte van [aangeefster 4] .
Feit 9 - [aangeefster 5] - 30 mei 2022 te [plaats 5] (zaak 2)
Aangezien verdachte ten aanzien van feit 9 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht feit 9 wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 26 juni 2025;
- de aangifte van [aangeefster 5] .
Feit 10 en 11 - [aangeefster 6] – 1 juni 2022 te [plaats 6] (zaak 4)
Aangezien verdachte ten aanzien van de feiten 10 en 11 een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De rechtbank acht de feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 26 juni 2025;
- de aangifte van [aangeefster 6] .
Feit 12 en 13 - [aangever] – 14 april 2022 te [plaats 7] (zaak 6)
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om vast te kunnen stellen dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. Verdachte heeft ontkend dat hij betrokken was bij deze feiten. Het door aangever opgegeven signalement van de dader zou bij verdachte kunnen passen, maar is onvoldoende onderscheidend om te kunnen concluderen dat verdachte daadwerkelijk de dader moet zijn geweest. De persoon die is te zien op de camerabeelden van de juwelier waar betaald is met de bankpas van aangever, is evenmin herkend als verdachte.
Hoewel de werkwijze in dit geval grotendeels overeenkomt met de werkwijze van verdachte en de mededaders bij de andere feiten, wijkt deze ook op onderdelen af. Daarnaast komen feiten als deze vaker voor en wordt daarbij een vergelijkbare werkwijze gebruikt. De omstandigheid dat een envelop met de naam en inloggegevens van de aangever in de auto zijn aangetroffen waarin verdachte is aangehouden, is onvoldoende om hem als dader van de feiten te kunnen aanmerken. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van deze feiten.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 23 mei 2022, te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [aangeefster 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed
enhet
terbeschikking stellen van gegevens, te weten twee, bankpassen en een contant geldbedrag van
ongeveer 6.000 euro, door
- voornoemde [aangeefster 1] te bellen en zich voor te doen als een bankmedewerkster, en
- in een telefoongesprek mee te delen dat er geprobeerd was geld over te maken van de rekening van voornoemde [aangeefster 1] en
- opdracht te geven aan die [aangeefster 1] om de bankpassen in enveloppen)te stoppen en daarbij een code te geven en
- aan te geven dat de enveloppen zouden worden opgehaald door een koerier/medewerker van de bank die de code zou noemen en
- tegen die [aangeefster 1] te zeggen dat zij haar pincode moest doorgeven en
- die [aangeefster 1] te melden dat ze haar contant geld ook mee moest geven aan de koerier/medewerker van de bank, zodat dat in de kluis kon worden gelegd en
- mede te delen dat die [aangeefster 1] de volgende dag naar de bank moest
gaan voor de verder procedure en
- naar het adres van die [aangeefster 1] te gaan en zich voor te doen als zijnde de koerier/bankmedewerker die de enveloppen en het contante geld komt ophalen;
2
op 23 mei 2022 te [plaats 1] , gemeente Terneuzen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, geldbedragen, in totaal
2.05euro, toebehorende aan [aangeefster 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) die weg te nemen geldbedragen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door zonder toestemming en medeweten van die [aangeefster 1] geld te pinnen/op te nemen met bankpassen op naam van die [aangeefster 1] met bijbehorende pincode;
3
op 1 juni 2022, te [plaats 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [aangeefster 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed
enhet ter beschikking stellen van gegevens, te weten een bankpas, door
- voornoemde [aangeefster 2] te bellen en zich voor te doen als een bankmedewerkster van de afdeling helpdesk fraude, en
- in een telefoongesprek mee te delen dat er geprobeerd was geld over te maken van de rekening van voornoemde [aangeefster 2] en
- opdracht te geven aan die [aangeefster 2] om de bankpas in een envelop te stoppen en
- aan te geven dat de envelop zou worden opgehaald door een medewerker van de bank en
- tegen die [aangeefster 2] te zeggen dat zij haar pincode moest doorgeven en
- naar het adres van die [aangeefster 2] te gaan en zich voor te doen als zijnde de koerier/bankmedewerker die de envelop en bankpas komt ophalen;
4
op 1 juni 2022 te gemeente Sluis tezamen en in vereniging met een of meer anderen, geldbedragen, in totaal 1550 euro, toebehorende aan [aangeefster 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) die weg te nemen geldbedragen onder zijn/hun bereik heeft/hebben
gebracht door middel van een valse sleutel, door zonder toestemming en medeweten van die [aangeefster 2] geld te pinnen/op te nemen met een bankpas op naam van die [aangeefster 2] met bijbehorende pincode;
5
op 20 mei 2022, te [plaats 3] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [aangeefster 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed,
enhet ter beschikking stellen van gegevens, te weten een bankpas en een pincode door
- voornoemde [aangeefster 3] te bellen en zich voor te doen als een bankmedewerkster, en
- in een telefoongesprek mee te delen dat er een virus op haar bankpas zat en
- opdracht te geven aan die [aangeefster 3] om de bankpas in een envelop te stoppen en daarbij een code te geven en
- aan te geven dat de envelop zou worden opgehaald door een koerier die de code zou noemen en
- tegen die [aangeefster 3] te zeggen dat zij haar pincode moest doorgeven en
- naar het adres van die [aangeefster 3] te gaan en zich voor te doen als zijnde de koerier die de envelop en bankpas komt ophalen;
6
op 20 mei 2022 te [plaats 3] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een geldbedrag van 1.200 euro, toebehorende aan [aangeefster 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededaders
datweg te nemen geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door zonder toestemming en medeweten van die [aangeefster 3] geld te pinnen/op te nemen met een
bankpas op naam van die [aangeefster 3] met bijbehorende pincode;
7
op 7 juni 2022, te [plaats 4] gemeente Noord-Beveland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [aangeefster 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed,
enhet ter beschikking stellen van gegevens, te weten een bankpas, door
- voornoemde [aangeefster 4] te bellen en zich voor te doen als een bankmedewerkster, en
- in een telefoongesprek mee te delen dat er iets niet goed was met de bank/pinpas van voornoemde [aangeefster 4] en
- opdracht te geven aan die [aangeefster 4] om de bankpas in een envelop te stoppen en
- aan te geven dat de envelop zou worden opgehaald door een koerier/medewerker van de bank en
- tegen die [aangeefster 4] te zeggen dat zij haar pincode moest doorgeven en
- naar het adres van die [aangeefster 4] te gaan en zich voor te doen als zijnde de koerier/bankmedewerker die de bankpas komt ophalen;
8
op 7 juni 2022 te [plaats 4] gemeente Noord-Beveland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een geldbedrag van 250 euro, toebehorende aan [aangeefster 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededaders
datweg te nemen geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben
gebracht door middel van een valse sleutel, door zonder toestemming en medeweten van die [aangeefster 4] geld te pinnen/op te nemen met een bankpas op naam van die [aangeefster 4] met bijbehorende pincode;
9
op 30 mei 2022, te [plaats 5] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) vooringenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [aangeefster 5] te bewegen tot de afgifte van enig goed
enhet ter beschikking stellen van gegevens, te weten een bankpas, waarbij hij en/of zijn mededader(s)
- voornoemde [aangeefster 5] heeft/hebben gebeld en zich heeft/hebben voorgedaan als een bankmedewerkster, en
- in een telefoongesprek heeft/hebben medegedeeld dat er iets mis was met haar
bankrekening
terwijlde uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
10
op 1 juni 2022, te [plaats 6] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [aangeefster 6] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed,
enhet ter beschikking stellen van gegevens, te weten een bankpas, door
- voornoemde [aangeefster 6] te bellen en zich voor te doen als een bankmedewerkster, en
- in een telefoongesprek mee te delen dat er geld was overgemaakt vanaf de rekening van voornoemde [aangeefster 6] en
- opdracht te geven aan die [aangeefster 6] om de bankpas in een envelop te stoppen en daarbij een code te geven en
- aan te geven dat de envelop zou worden opgehaald door een medewerker van de bank die de code zou noemen en
- tegen die [aangeefster 6] te zeggen dat zij haar pincode moest doorgeven en
- naar het adres van die [aangeefster 6] te gaan en zich voor te doen als zijnde de bankmedewerker die de envelop en bankpas komt ophalen;
11
op 1 juni 2022 te [plaats 6] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een geldbedrag, dat geheel aan [aangeefster 6] toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en dat weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, waarbij verdachte zonder toestemming en
medeweten van die [aangeefster 6] geld heeft gepind/opgenomen met een bankpas op naam van die [aangeefster 6] met bijbehorende pincode terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest. Hij heeft bij zijn eis rekening gehouden met de ernst van de feiten, de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, de overschrijding van de redelijke termijn en hetgeen de reclassering naar voren heeft gebracht.
Verder vordert de officier van justitie de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ter hoogte van het totale bedrag aan geleden schade door de slachtoffers. Op deze wijze wordt voorkomen dat verdachte voordeel geniet door de gepleegde feiten en worden de slachtoffers in de gelegenheid gesteld hun geld terug te krijgen door tussenkomst van de overheid.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest en daarnaast een geheel of deels voorwaardelijke taakstraf. Hij verzoekt rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn, het langdurige schorsingstoezicht, deels met elektronische monitoring, en de positieve ontwikkeling die verdachte volgens de reclassering heeft doorgemaakt. Er is telkens sprake van een voortgezette handeling voor zover twee feiten betrekking hebben op dezelfde aangifte. Verzocht wordt de gevorderde schadevergoedingsmaatregel voor het totale schadebedrag niet op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in een tijdsbestek van slechts enkele weken samen met anderen schuldig gemaakt aan (een poging tot) oplichting van zes kwetsbare slachtoffers op leeftijd en (een poging tot) diefstal door middel van een valse sleutel. Hij heeft er samen met anderen op een geraffineerde manier voor gezorgd dat vijf slachtoffers hun bankpassen en pincodes en, in één geval, ook een contant geldbedrag hebben afgegeven om vervolgens met die bankpassen aanzienlijke geldbedragen van hun rekeningen op te nemen. Bij één slachtoffer is het bij een poging tot diefstal gebleven en bij één slachtoffer bij een poging tot oplichting. Het spreekt voor zich dat dergelijke feiten zeer kwalijk zijn en voor gevoelens van onveiligheid maar ook schaamte bij de slachtoffers zorgen. Daarnaast was er sprake van aanzienlijke financiële schade. Verdachte heeft bij de gevolgen voor de slachtoffers kennelijk niet stilgestaan en alleen oog gehad voor het financieel gewin. De rechtbank rekent dat verdachte aan.
Voortgezette handeling?
De rechtbank overweegt dat van een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht sprake is indien de verschillende bewezen verklaarde, elkaar in de tijd opvolgende gedragingen (ook met betrekking tot het 'wilsbesluit') zo nauw met elkaar samenhangen dat de verdachte daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen niet (meer dan enigszins) uiteenloopt.
Verdachte heeft samen met anderen telkens eerst via oplichting een bankpas en een pincode verkregen van een slachtoffer, om vervolgens met die bankpas en pincode (een valse sleutel) geld te pinnen van de rekening van het betreffende slachtoffer. Daar zat telkens enige tijd tussen. De rechtbank is van oordeel er weliswaar samenhang in de bewezenverklaarde feiten zit, maar dat het desondanks telkens gaat om afzonderlijke strafbare handelingen, waar telkens een nieuw ongeoorloofd wilsbesluit van verdachte aan ten grondslag ligt om een stap verder te komen in het proces om uiteindelijk geld van het slachtoffer weg te kunnen nemen.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte. Hieruit volgt dat hij eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, waaronder een vermogensfeit. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is van toepassing.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de stukken over het voorarrest van verdachte.
Het voorarrest van verdachte is op 8 juni 2022 aangevangen. De voorlopige hechtenis is met ingang van 1 november 2022 geschorst onder voorwaarden, waaronder een locatiegebod met elektronisch toezicht. Per 4 juli 2023 zijn het locatiegebod en het elektronisch toezicht komen te vervallen.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van de rapporten die zijn opgemaakt door de reclassering en in het bijzonder het rapport van 17 juni 2025. Hieruit volgt dat verdachte is geschrokken van de detentie als gevolg van de aanhouding in deze zaak. Sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft hij zijn leven weer op orde gekregen. Hij heeft zijn leven opgebouwd en laten zien aan zijn ontwikkeling te werken, waardoor van een stabiel maatschappelijk bestaan kan worden gesproken met voldoende beschermende factoren. Verdachte is aan het werk gegaan als pakketbezorger op zzp-basis. Zijn familie op wie hij terug kan vallen en het hebben van een fulltime dagbesteding worden als beschermende factoren gezien. Hij is afspraken met de reclassering gedurende het toezicht goed nagekomen, wat ook een beschermende factor is. Verdachte heeft een regeling voor zijn schulden getroffen en die inmiddels grotendeels afbetaald. Er zijn het afgelopen jaar twee politiecontacten geweest, waarbij lachgas mede de aanleiding was. Die hebben niet tot een veroordeling geleid. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag tot gemiddeld. Geadviseerd wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering vindt interventies of toezicht niet nodig.
Redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in art. 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling op zitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Van dergelijke omstandigheden is geen sprake. De redelijke termijn is in deze zaak aangevangen op 8 juni 2022. Dat betekent dat de redelijke termijn met ruim 13 maanden is overschreden.
Strafmaat
De rechtbank is van oordeel dat de aard, ernst en hoeveelheid van de feiten in beginsel een gevangenisstraf van (aanzienlijk) langere duur dan de duur van het voorarrest rechtvaardigen. De rechtbank zal hier echter niet toe besluiten, gelet op de forse overschrijding van de redelijke termijn en de omstandigheid dat verdachte langdurig schorsingstoezicht heeft ondergaan en goed heeft meegewerkt aan alle opgelegde voorwaarden. Daarbij gold gedurende ongeveer een half jaar een locatiegebod dat werd gecontroleerd door middel van elektronische monitoring, waardoor verdachte in zijn vrijheid was beperkt. Daarnaast blijkt uit de inlichtingen van de reclassering dat verdachte een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt en zijn leven inmiddels op orde heeft, waardoor van een stabiel maatschappelijk bestaan kan worden gesproken. Een gevangenisstraf zou deze ontwikkeling doorkruisen. Tot slot wordt het recidiverisico als laag ingeschat. De rechtbank zal aan verdachte daarom een gevangenisstraf opleggen die gelijk is aan duur van het voorarrest, te weten 147 dagen. De rechtbank is van oordeel dat daarmee niet kan worden volstaan, maar dat daarnaast de maximale taakstraf van 240 uur moet worden opgelegd om de ernst van de feiten te benadrukken.

7.De benadeelde partij

Benadeelde partij [aangeefster 1] vordert een schadevergoeding van € 7.800,= voor feit 1 en 2, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Verzocht wordt de vordering hoofdelijk toe te wijzen.
De rechtbank heeft hiervoor bewezen verklaard dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 7.800,= aan materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2022 tot aan de dag der voldoening. Deze schade is niet betwist en staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
Schadevergoedingsmaatregel totale schadebedrag
De rechtbank zal niet overgaan tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de overige slachtoffers, zoals gevorderd door de officier van justitie. De rechtbank constateert dat de overige slachtoffers zich niet als benadeelde partij in het strafproces hebben gevoegd. Hoewel de schadevergoedingsmaatregel ook kan worden opgelegd indien het slachtoffer geen schadevergoeding heeft gevorderd, heeft de rechtbank onvoldoende informatie om vast te stellen, dan wel te schatten, wat de concreet geleden schade is van ieder afzonderlijk slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat Nederlandse banken een coulanceregeling kennen, waarbij slachtoffers van dergelijke fraudezaken in aanmerking kunnen komen voor vergoeding van de geleden schade, zoals ook (deels) is gebeurd bij de benadeelde partij [aangeefster 1] . De rechtbank kan niet vaststellen of en in hoeverre dit bij de overige slachtoffers heeft plaatsgevonden.

8.Het beslag

8.1
De in beslag genomen voorwerpen
Onder verdachte zijn in beslag genomen:
  • 1 STK Motorfiets (Groen, chassisnr: [nummer] );
  • 1 STK GSM (Smartphone, Zwart, merk: Apple).
De officier van justitie heeft ter zitting aangevoerd dat op de motorfiets alleen nog conservatoir beslag rust ten behoeve van een eventueel op te leggen schadevergoedingsverplichting en dat een beslagbeslissing daarom niet nodig is. De rechtbank zal daarom geen beslissing nemen over de in beslag genomen motorfiets.
8.2
De verbeurdverklaring
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp, te weten een GSM, is vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat het voorwerp aan verdachte toebehoort en dat de feiten zijn begaan of voorbereid met behulp van het voorwerp.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 45, 47, 57, 63, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 12 en 13 ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Medeplegen van oplichting;
feit 2:Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 3:Medeplegen van oplichting;
feit 4:Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 5:Medeplegen van oplichting;
feit 6:Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 7:Medeplegen van oplichting;
feit 8:Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 9:Medeplegen van een poging tot oplichting;
feit 10:Medeplegen van oplichting;
feit 11:Poging tot diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 147 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten;
* 1 STK GSM (Omschrijving: G2469310 Smartphone, Zwart, merk: Apple);
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan benadeelde partij [aangeefster 1] van € 7.800,= aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van benadeeldepartij [aangeefster 1] (feit 1 en 2), € 7.800,= te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 74 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. H. Skalonjic en mr. J.B. Polak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van der Welle, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 juli 2025.
Mr. Skalonjic is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

11.Bijlage I

De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 23 mei 2022, te [plaats 1] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen, door het aannemen van een valse naam, een valse
hoedanigheid, door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
van verdichtsels,
[aangeefster 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen
van een dienst, het beschikking stellen van gegevens, het aangaan van
een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten twee,
althans een of meer een bankpas(sen) en/of een contant geldbedrag van
ongeveer 6.000 euro, althans een hoeveelheid contant geld,
door
- voornoemde [aangeefster 1] te bellen en zich voor te doen als een
bankmedewerk(st)er van de afdeling helpdesk fraude, en/of
- in een telefoongesprek mee te delen dat er geprobeerd was geld over te
maken van de rekening van voornoemde [aangeefster 1] en/of
- opdracht te geven aan die [aangeefster 1] om de bankpassen in (een)
envelop(pen) te stoppen en/of daarbij een code te geven en/of
- aan te geven dat de envelop(pen) zou(den) worden opgehaald door een
koerier/medewerker van de bank die de code zou noemen en/of
- tegen die [aangeefster 1] te zeggen dat zij haar pincode via een zgn. beveiligde
lijn moest inspreken en/of doorgeven en/of
- die [aangeefster 1] te melden dat ze haar contant geld ook mee moest geven
aan de koerier/medewerker van de bank, zodat dat in de kluis kon
worden gelegd en/of
- mede te delen dat die [aangeefster 1] de volgende dag naar de bank moest
gaan voor de verder procedure en/of
- naar het adres van die [aangeefster 1] te gaan en zich voor te doen als zijnde de
koerier/bankmedewerker die de envelop(pen) en/of het contante geld
komt ophalen;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 23 mei 2022 te [plaats 1] , gemeente Terneuzen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meer contante geldbedragen, in totaal ongeveer 9.050 euro, in elk
geval enig goed,
toebehorende aan [aangeefster 1] , althans aan (een) ander(en) dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s)(telkens) dat/die weg
te nemen geldbedragen/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben
gebracht door middel van een valse sleutel, door zonder toestemming
en/of medeweten van die [aangeefster 1] geld te pinnen/op te nemen met
bankpassen op naam van die [aangeefster 1] met bijbehorende pincode;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van
Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 1 juni 2022, te [plaats 2] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen, door het aannemen van een valse naam, een valse
hoedanigheid, door listige kunstgrepen en /of door een samenweefsel
van verdichtsels,
[aangeefster 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van
een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van
een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een
bankpas, door
- voornoemde [aangeefster 2] te bellen en zich voor te doen als een
bankmedewerk(st)er van de afdeling helpdesk fraude, en/of
- in een telefoongesprek mee te delen dat er geprobeerd was geld over te
maken van de rekening van voornoemde [aangeefster 2] en/of
- opdracht te geven aan die [aangeefster 2] om de bankpas in een envelop te
stoppen en/of daarbij een code te geven en/of
- aan te geven dat de envelop zou worden opgehaald door een
koerier/medewerker van de bank die de code zou noemen en/of
- tegen die [aangeefster 2] te zeggen dat zij haar pincode (via een zgn. beveiligde
lijn) moest inspreken en/of doorgeven en/of
- naar het adres van die [aangeefster 2] te gaan en zich voor te doen als zijnde de
koerier/bankmedewerker die de envelop en/of bankpas komt ophalen;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 1 juni 2022 te [plaats 2] , gemeente Sluis
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meer geldbedragen, in totaal ongeveer 1550 euro, althans een
geldbedrag, in elk geval enig goed, toebehorende aan [aangeefster 2] , althans
aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) dat/die weg
te nemen geldbedragen/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben
gebracht door middel van een valse sleutel, door zonder toestemming
en/of medeweten van die [aangeefster 2] geld te pinnen/op te nemen met een
bankpas op naam van die [aangeefster 2] met bijbehorende pincode;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van
Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
5
hij op of omstreeks 20 mei 2022, te [plaats 3] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen, door het aannemen van een valse naam, een valse
hoedanigheid, door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
van verdichtsels,
[aangeefster 3] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een
dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een
schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een bankpas
en/of een pincode door
- voornoemde [aangeefster 3] te bellen en zich voor te doen als een
bankmedewerk(st)er van de afdeling helpdesk fraude, en/of
- in een telefoongesprek mee te delen dat er een virus op haar bankpas
zat en/of
- opdracht te geven aan die [aangeefster 3] om de bankpas in een envelop te
stoppen en/of daarbij een code te geven en/of
- aan te geven dat de envelop zou worden opgehaald door een
koerier/medewerker van de bank die de code zou noemen en/of
- tegen die [aangeefster 3] te zeggen dat zij haar pincode (via een zgn. beveiligde
lijn) moest inspreken en/of doorgeven en/of
- naar het adres van die [aangeefster 3] te gaan en zich voor te doen als zijnde de
koerier/bankmedewerker die de envelop en/of bankpas komt ophalen;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht )
6
hij op of omstreeks 20 mei 2022 te [plaats 3] ,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een geldbedrag van ongeveer 1.200 euro, althans een geldbedrag,
toebehorende aan [aangeefster 3] , althans aan (een) ander(en) dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededaders (telkens) die weg te
nemen geldbedragen/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben
gebracht door middel van een valse sleutel, door zonder toestemming
en/of medeweten van die [aangeefster 3] geld te pinnen/op te nemen met een
bankpas op naam van die [aangeefster 3] met bijbehorende pincode;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van
Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
7
hij op of omstreeks 7 juni 2022, te [plaats 4] gemeente Noord-Beveland,
in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen, door het aannemen van een valse naam, een valse
hoedanigheid, door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
van verdichtsels,
[aangeefster 4] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen
van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan
van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een
bankpas, door
- voornoemde [aangeefster 4] te bellen en zich voor te doen als een
bankmedewerk(st)er van de afdeling helpdesk fraude, en/of
- in een telefoongesprek mee te delen dat er iets niet goed was met de
bank/pinpas van voornoemde [aangeefster 4] en/of
- opdracht te geven aan die [aangeefster 4] om de bankpas in een envelop
te stoppen en/of daarbij een code te geven en/of
- aan te geven dat de envelop zou worden opgehaald door een
koerier/medewerker van de bank die de code zou noemen en/of
- tegen die [aangeefster 4] te zeggen dat zij haar pincode (via een zgn.
beveiligde lijn) moest inspreken en/of doorgeven en/of
- naar het adres van die [aangeefster 4] te gaan en zich voor te doen als
zijnde de koerier/bankmedewerker die de envelop en/of bankpas komt
ophalen;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht )
8
hij op of omstreeks 7 juni 2022 te [plaats 4] gemeente Noord-Beveland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een geldbedrag van ongeveer 250 euro, althans een geldbedrag,
toebehorende aan [aangeefster 4] , althans aan (een) ander(en) dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededaders (telkens) die weg te
nemen geldbedragen/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben
gebracht door middel van een valse sleutel, door zonder toestemming
en/of medeweten van die [aangeefster 4] geld te pinnen/op te nemen
met een bankpas op naam van die [aangeefster 4] met bijbehorende
pincode;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van
Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
9
Hij op of omstreeks 30 mei 2022, te [plaats 5] , althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
vooringenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam,
een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en/of door een
samenweefsel van verdichtsels,
[aangeefster 5] te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen
van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan
van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een
bankpas, waarbij hij en/of zijn mededader(s)
- voornoemde [aangeefster 5] heeft/hebben gebeld en zich heeft/hebben
voorgedaan als een bankmedewerk(st)er van de afdeling helpdesk
fraude, en/of
- in een telefoongesprek heeft/hebben medegedeeld dat er geprobeerd
was geld over te maken van de rekening van voornoemde [aangeefster 5]
en/of heeft/hebben medegedeeld dat er iets mis was met haar
bankrekening en/of
- opdracht heeft/hebben gegeven aan die [aangeefster 5] om de
bankpassen in (een) envelop(pen) te stoppen en/of daarbij een code te
geven en/of
- heeft/hebben aangegeven dat de envelop(pen) zou(den) worden
opgehaald door een koerier/medewerker van de bank die de code zou
noemen en/of
- tegen die [aangeefster 5] heeft/hebben gezegd dat zij haar pincode via
een zgn. beveiligde lijn moest inspreken en/of doorgeven en/of
- naar het adres van die [aangeefster 5] is/zijn gegaan en zich voorgedaan
als zijnde de koerier/bankmedewerker die de envelop(pen) en/of het
contante geld komt ophalen;
Terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
10
Hij op of omstreeks 1 juni 2022, te [plaats 6] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen, door het aannemen van een valse naam, een valse
hoedanigheid, door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
van verdichtsels,
[aangeefster 6] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van
een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van
een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een
bankpas, door
- voornoemde [aangeefster 6] te bellen en zich voor te doen als een
bankmedewerk(st)er van de afdeling helpdesk fraude, en/of
- in een telefoongesprek mee te delen dat er geld was overgemaakt vanaf
de rekening van voornoemde [aangeefster 6] en/of
- opdracht te geven aan die [aangeefster 6] om de bankpas in een envelop te
stoppen en/of daarbij een code te geven en/of
- aan te geven dat de envelop zou worden opgehaald door een
koerier/medewerker van de bank die de code zou noemen en/of
- tegen die [aangeefster 6] te zeggen dat zij haar pincode (via een zgn. beveiligde
lijn) moest inspreken en/of doorgeven en/of
- naar het adres van die [aangeefster 6] te gaan en zich voor te doen als zijnde de
koerier/bankmedewerker die de envelop en/of bankpas komt ophalen;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht )
11
Hij op of omstreeks 1 juni 2022 te [plaats 6] , althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[aangeefster 6] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en dat/die
weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van
een valse sleutel, waarbij verdachte zonder toestemming en/of
medeweten van die [aangeefster 6] geld heeft gepind/opgenomen met een
bankpas op naam van die [aangeefster 6] met bijbehorende pincode
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van
Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1
Wetboek van Strafrecht )
12
Hij op of omstreeks 14 april 2022, te [plaats 7] , in elk geval in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen, door het aannemen van een valse naam, een valse
hoedanigheid, door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
van verdichtsels,
[aangever] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van
een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van
een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een
bankpas, een laptop en een telefoon,
door
- voornoemde [aangever] te bellen en zich voor te doen als een
bankmedewerk(st)er van de afdeling helpdesk fraude, en/of
- in een telefoongesprek mee te delen dat er geld was overgemaakt vanaf
de rekening van voornoemde [aangever] en/of dat zijn bankpas, laptop
en/of telefoon waren besmet en/of
- opdracht te geven aan die [aangever] om de bankpas in een envelop te
stoppen en/of daarbij een code te geven en/of zijn inlogcodes daarin op
te schrijven en/of
- aan te geven dat de envelop, laptop en/of telefoon zou(den) worden
opgehaald door een koerier/medewerker van de bank die de code zou
noemen en/of
- tegen die [aangever] te zeggen dat hij zijn pincode (via een zgn.
beveiligde lijn) moest inspreken en/of doorgeven en/of
- mede te delen dat die [aangever] de volgende dag naar de Bruna in
Meppel moest gaan voor de verder procedure en/of
- naar het adres van die [aangever] te gaan en zich voor te doen als zijnde
de koerier/bankmedewerker die de envelop, bankpas, laptop en/of
telefoon komt ophalen;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht )
13
hij op of omstreeks 14 en/of 15 april 2022 te [plaats 7] en/of [plaats 8] ,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een laptop, telefoon en/of een of meer geldbedragen, in totaal ongeveer
38.175 euro, althans enig geldbedrag,
in elk geval enig goed, toebehorende aan [aangever] , althans aan (een)
ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) dat/die weg
te nemen geldbedragen en/of goederen onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
door zonder toestemming en/of medeweten van die [aangever] geld te
pinnen en/of goederen af te rekenen met een bankpas op naam van die
[aangever] met bijbehorende pincode;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van
Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )