ECLI:NL:RBZWB:2025:4366

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
C/02/432952 KG ZA 25-109( E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M. van der Weide
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzekeraar veroordeeld tot schadevergoeding en dwangsom in kort geding over bereddingskosten

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 juni 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Achmea Schadeverzekeringen NV (Interpolis) en een VOF die schade heeft geleden door een defect in een koelinstallatie. De eisende partij, Interpolis, was bij verstek veroordeeld om schade te vergoeden aan de VOF, maar weigerde bepaalde bereddingskosten te vergoeden. De VOF claimde verbeurde dwangsommen omdat Interpolis niet aan de veroordeling had voldaan. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vorderingen van Interpolis om de executie van het vonnis te verbieden, moesten worden afgewezen. De rechter concludeerde dat Interpolis niet had voldaan aan de veroordeling en dat de bereddingskosten onder de dekking van de verzekering vielen. De proceskosten werden toegewezen aan de VOF, die in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/432952 / KG ZA 25-109
Vonnis in kort geding van 11 juni 2025
in de zaak van
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN NVhandelende onder de naam
INTERPOLIS
te Apeldoorn,
eisende partij,
hierna te noemen: Interpolis,
advocaat: mr. E.H. Verweij,
tegen

1.[verweerder 1] VOF,

te [plaats] ,
2.
[verweerder 2],
te [plaats] ,
3.
[verweerder 3],
te [plaats] ,
4.
[verweerder 4] B.V.,
te [plaats] ,
verwerende partijen,
hierna gezamenlijk in enkelvoud te noemen: [verweerders] ,
advocaat: mr. J.A.M. van de Sande.

1.De zaak in het kort

1.1.
[verweerders] heeft als gevolg van een defect in de koelinstallatie schade geleden aan de koelinstallatie en aan witlofpennen. Interpolis is bij verstekvonnis van deze rechtbank onder meer veroordeeld om uitvoering te geven aan de vaststelling van de geleden schade overeenkomstig de regeling zoals is vastgelegd in de van toepassing zijnde polisvoorwaarden, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Interpolis heeft het verzekerde bedrag voor de witlofpennen volledig uitgekeerd. [verweerders] claimt op basis van de verzekeringspolis ook vergoeding van beredderingskosten. Omdat Interpolis zich op het standpunt stelt dat de [verweerders] gemaakte kosten geen beredderingskosten zijn en niet onder de dekking van de verzekering vallen, weigert zij deze door een deskundige te laten vaststellen. [verweerders] vindt dat Interpolis daarom niet aan de veroordeling heeft voldaan en dat zij dwangsommen heeft verbeurd. Interpolis is het daar niet mee eens en wil dat het [verweerders] verboden wordt om het vonnis te executeren. De voorzieningenrechter oordeelt dat de vorderingen moeten worden afgewezen. De beslissing zal hierna verder worden toegelicht.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de vrijwillige verschijning van [verweerders] ,
- de als conclusie van eis overgelegde conceptdagvaarding met producties 1 t/m 8,
- de conclusie van antwoord met producties I t/m XIII,
- de mondelinge behandeling van 28 mei 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitnota van Interpolis.

3.De feiten

3.1.
Verweerder sub 1 is een biologische witlofkwekerij. Verweerders 2, 3 en 4 zijn haar vennoten. [verweerders] heeft bij Interpolis een Bedrijven Compact Polis afgesloten. Onder deze polis zijn onder meer de bedrijfsmiddelen en het bedrijfsgebouw met opruimingskosten gedekt. Onder de bedrijfsmiddelen vallen onder andere: producten en voorraden object 2001, inventaris object 202 en witlof/pennen object 207.
3.2.
In de van toepassing zijnde polisvoorwaarden staat, voor zover van belang,
onder “Schaderegeling” dat de omvang van de schade en de hoogte van de kosten worden vastgesteld ofwel in onderling overleg, ofwel, bij onderling goedvinden, door één expert, ofwel als partijen dat wensen door twee ter zake deskundige experts, waarvan één wordt benoemd door de verzekerde en één door de verzekeraar,
en onder “verzekerde kosten” :
“In de voorwaarden die van toepassing zijn kunnen verzekerde kosten zijn vermeld. Hiernaast zijn ook nog de volgende kosten verzekerd:
Bij inventaris, voorraad zaken en/of producten, levende have en inboedel
(…)
• de bereddingskosten, tot maximaal één maal het verzekerde bedrag “.
In de begrippenlijst behorende bij de verzekeringsvoorwaarden zijn bereddingskosten als volgt gedefinieerd:
“Kosten die verbonden zijn aan maatregelen die tijdens de contractsduur van de verzekering door of vanwege de verzekerde worden getroffen en die redelijkerwijs geboden zijn om het onmiddellijk dreigende gevaar van schade af te wenden en/of om die schade te beperken en de schade aan zaken die daarbij zijn ingezet”.
3.3.
Op 6 augustus 2022 is een defect ontstaan in de koelinstallatie van [verweerders] , waardoor er schade is veroorzaakt aan de koelinstallatie en aan de witlofpennen. De witlofpennen zijn (voor een gedeelte) ontdooid geweest, wat gevolgen heeft voor de trek. [verweerders] heeft de schade bij Interpolis gemeld.
3.4.
Interpolis heeft expertisedienst Brand (hierna: Brand) opdracht gegeven om de schade vast te stellen. Ing [persoon] , verbonden aan Brand heeft in een rapport van 12 augustus 2022 de totale schade voorlopig ingeschat op € 30.000,00, exclusief btw. Daarbij is aangegeven dat de schade met betrekking tot de witlofpennen en de bedrijfsschade zeer onduidelijk is en nog niet in te schatten. De vaststelling van het schadebedrag is gedaan onder het uitdrukkelijk voorbehoud dat de in de verzekeringsvoorwaarden en/of het polisblad vermelde bepalingen over de regeling en vergoeding van de schade onverminderd gelden en dat de verzekeraar met deze vaststelling dus geen polisdekking erkent.
3.5.
Bij brief van 15 augustus 2022 heeft Interpolis [verweerders] bericht dat de schade niet gedekt is, omdat de oorzaak van de schade aan de koelinstallatie niet onder de dekking valt. [verweerders] heeft daartegen bezwaar gemaakt. Interpolis heeft haar standpunt gehandhaafd. Vervolgens heeft tussen partijen een discussie plaatsgevonden over de dekking en de schadevaststelling.
3.6.
De rechtbank Zeeland -West-Brabant heeft bij verstekvonnis van 17 mei 2023 tussen partijen (met [verweerders] als eisers en Interpolis als gedaagde), voor zover relevant, als volgt beslist:
“3.1. verklaart voor recht dat gedaagde gehouden is om de door eiseres sub 1 geleden schade aan de
bedrijfsmiddelen onder de tussen gedaagde en eiseres sub 1 gesloten verzekeringsovereenkomst ( [polisnummer] ) te vergoeden en veroordeelt gedaagde om uitvoering te geven aan de vaststelling van de geleden schade overeenkomstig de regeling zoals is vastgelegd in de van toepassing zijnde polisvoorwaarden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 voor elke dag dat gedaagde daarmee in gebreke blijft tot een maximum van € 75.000,00 is bereikt.”
Het vonnis is - met uitzondering van de verklaring voor recht- uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3.7.
[verweerders] heeft geprobeerd de ontdooide witlofpennen alsnog op te kweken.
3.8.
Brand heeft bij aanvullend rapport van 1 juli 2024 de totale schade met betrekking tot de witlofpennen vastgesteld op € 179.070,00 exclusief btw.
3.9
[verweerders] heeft in september 2024 Interpolis te kennen gegeven dat zij -door het trachten op te kweken van de ontdooide witlofpennen- bereddingskosten heeft gemaakt en dat het door de deskundigen in overeenstemming met de toepasselijke polisvoorwaarden vast te stellen bedrag uitgekeerd moet worden. Interpolis heeft [verweerders] te kennen gegeven dat de bereddingskosten geen verzekerde kosten zijn volgens de verzekerings-overeenkomst, zodat contra expertise niet meer van toepassing is.
3.10.
Interpolis heeft het verzekerde bedrag voor de witlofpennen ter grootte van
€ 155.000,00 op 3 december 2024 aan [verweerders] uitgekeerd.
3.11.
Tussen (de advocaten van) partijen is gecorrespondeerd over de vergoeding van de bereddingskosten. Partijen hebben daarover geen overeenstemming bereikt.
3.12.
[verweerders] heeft op 6 februari 2025 het vonnis van 17 mei 2023 aan Interpolis doen betekenen, waarbij bevel is gedaan om de veroordeling na te komen op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 voor elke dat dat Interpolis met nakoming van dat vonnis in gebreke blijft tot een maximum van € 75.000,00. Bij brief van 11 maart 2025 heeft (de advocaat van) [verweerders] aan (de advocaat van) Interpolis bericht dat inmiddels de dwangsom tot het maximum van € 75.000,00 is volgelopen. Aan Interpolis is bevel gedaan tot betaling van dit bedrag. Interpolis is daarbij de gelegenheid geboden om op een termijn van vijf werkdagen na datum van deze brief bij de voorzieningenrechter een executiegeschil aanhangig te maken. Aan Interpolis is te kennen gegeven dat als zij van die gelegenheid gebruik wil maken de voortzetting van de executie zal worden opgeschort totdat de voorzieningenrechter hierover heeft geoordeeld.

4.Het geschil

4.1.
Interpolis vordert als voorlopige voorziening, samengevat,
1. [verweerders] te verbieden om uitvoering te geven aan het vonnis van 17 mei 2023, zulks op straffe van een dwangsom,
2. [verweerders] te veroordelen in de kosten van dit geding.
4.2.
[verweerders] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van Interpolis.

5.Standpunt partijen

Standpunt Interpolis
5.1.
Zij heeft aan het vonnis voldaan, zodat de tenuitvoerlegging daarvan moet worden geschorst. In de inleidende dagvaarding werden geen bereddingskosten gevorderd zodat daarover in het dictum ook niets is opgenomen. Interpolis hoeft dus op grond van het vonnis geen bereddingskosten te vergoeden, zodat deze ook niet hoeven te worden vastgesteld door een deskundige. Bovendien is er geen sprake van bereddingskosten in de zin van de van toepassing zijnde polisvoorwaarden. De poging van [verweerders] om ontdooide witlofpennen alsnog te laten volgroeien is niet in het belang van Interpolis gedaan. [persoon] heeft direct na het opnemen van de schade al aangegeven dat het opzetten van de ontdooide witlofpennen meer zou kosten dan het zou opleveren. Er is geen sprake van kosten die zijn gemaakt ter afweer van een onmiddellijk dreigend gevaar of het bestrijden van een acute schadeoorzaak. Ook zijn de kosten niet ten bate van Interpolis gemaakt. Interpolis heeft namelijk de volledige verzekerde som van de witlofpennen uitgekeerd.
Standpunt [verweerders]
5.2.
Uit het rapport van Brand van 12 augustus 2022 blijkt dat de exacte schade nog niet kon worden vastgesteld omdat de daadwerkelijke waardevermindering van de witlof op dat moment onduidelijk was. Omdat onbekend was of er nog voldoende groeikracht aanwezig was in de ontdooide witlofpennen of dat deze waren afgestorven, heeft [verweerders] geprobeerd om de witlofpennen alsnog op te kweken met als doel om de schade te beperken. Helaas bleek dit niet tot het gewenste resultaat te leiden en heeft zij de pennen alsnog moeten afvoeren. [verweerders] heeft voor dit alles kosten moeten maken, bestaande uit kosten voor arbeid, doorlopende energiekosten en uiteindelijk ook afvoerkosten. Deze kosten zijn in het belang van de verzekeraar gemaakt en vallen daarom onder bereddingskosten. Op grond van de polisvoorwaarden dienen deze kosten vastgesteld te worden door een deskundige. Omdat Interpolis dat weigert heeft zij niet voldaan aan het vonnis en heeft zij dus dwangsommen verbeurd.
5.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

6.De beoordeling

kern van dit geschil
6.1.
De kern van dit geschil betreft het antwoord op de vraag of Interpolis aan de onder 3.1. van het dictum van het vonnis van 17 mei 2023 gegeven veroordeling heeft voldaan en of er dwangsommen zijn verbeurd. De voorzieningenrechter dient in deze procedure te beoordelen of de bodemrechter, indien in het executiegeschil een bodemprocedure zou worden gevoerd, tot het oordeel zal komen dat Interpolis aan het vonnis heeft voldaan. Er zal dus een inschatting worden gemaakt van de kans dat [verweerders] als executant in een eventuele bodemprocedure er in zal slagen te bewijzen dat Interpolis als geëxecuteerde niet (volledig) aan de veroordeling in het vonnis heeft voldaan.
beoordelingskader
6.2.
De voorzieningenrechter is als executierechter bevoegd om te beoordelen in hoeverre aan de veroordeling is voldaan en of de daaraan verbonden dwangsommen zijn verbeurd. In dat kader heeft te gelden dat de voorzieningenrechter niet tot taak heeft de rechtsverhouding zelfstandig opnieuw te beoordelen, maar zich ertoe dient te beperken de ter uitvoering van het vonnis verrichte handelingen te toetsen aan de inhoud van de veroordeling, zoals deze door uitleg moet worden vastgesteld. Daarbij dient de voorzieningenrechter het doel en de strekking van de veroordeling tot richtsnoer te nemen, in die zin dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel.
6.3.
Doel en strekking van de onder 3.1. gegeven verklaring voor recht en veroordeling is dat Interpolis gehouden is aan [verweerders] de schade aan de bedrijfsmiddelen onder de verzekeringsovereenkomst te vergoeden en dat zij uitvoering moet geven aan de
vaststelling van de door [verweerders] geleden schade, met inachtneming van de van toepassing zijnde polisvoorwaarden.
bereddingskosten
6.4.
In deze zaak spitst het geschil zich toe op de bereddingskosten. Vooropgesteld word dat in de van toepassing zijnde polisvoorwaarden is bepaald dat bereddingskosten verzekerd zijn. De voorzieningenrechter stelt vast dat de omschrijving van de bereddingskosten in de polisvoorwaarden in overeenstemming is met de dwingendrechtelijke bepaling van artikel 7:957 BW.
6.5.
Interpolis is onder 3.1. van het vonnis veroordeeld om uitvoering te geven aan de vaststelling van de geleden schade overeenkomstig de regeling zoals is vastgelegd in de van toepassing zijnde polisvoorwaarden. Dit betekent dat het dictum van het vonnis ook betrekking heeft op de bereddingskosten.
6.6.
Interpolis stelt in wezen dat er sprake is van onrechtmatige executie omdat er geen sprake is van bereddingskosten. Zij stelt in dat verband dat wil er sprake zijn van bereddingskosten het moet gaan om buitengewone, schadebeperkende maatregelen.
6.7.
Blijkens de omschrijving in de polisvoorwaarden zien de bereddingskosten op 2 elementen:
- kosten die verbonden zijn aan maatregelen die redelijkerwijs geboden zijn om het onmiddellijk dreigende gevaar van schade af te wenden, en/of
- kosten om die schade te beperken.
6.8.
Interpolis geeft als uitleg dat het bij maatregelen ter beperking van de schade tevens moet gaan om maatregelen om de schade
als gevolg van het onmiddellijk dreigendegevaar te beperken of
ter bestrijding van een acute schadeoorzaak.Omdat het gevaar zich al had verwezenlijkt kan er naar haar mening geen sprake zijn van bereddingskosten. Deze uitleg kan naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet als juist worden aangenomen. Dit zou immers betekenen dat aan het tweede element geen betekenis zou toekomen omdat dit element feitelijk identiek zou zijn aan het eerste element.
De voorzieningenrechter acht de uitleg die [verweerders] aan de omschrijving in de polisvoorwaarden geeft, namelijk enerzijds het voorkomen van het intreden van de schadeveroorzakende gebeurtenis en anderzijds het matigen van de gevolgen van een eenmaal ingetreden gebeurtenis, meer plausibel.
6.9.
De maatregelen die [verweerders] heeft genomen -het trachten op te kweken van ontdooide witlofpennen zijn maatregelen die in redelijkheid niet anders uitgelegd kunnen worden dan gericht op het trachten te voorkomen van (verdere) schade. De omstandigheid dat het opkweken van de ontdooide witlofpennen uiteindelijk is mislukt doet daar niet aan af. Anders dan Interpolis meent zijn de kosten die op deze maatregelen betrekking hebben in het belang van de verzekeraar gemaakt. Zou het opkweken namelijk wel zijn gelukt dan zou dit tot een lagere schadepost (dus schadebeperking) hebben geleid.
6.10.
Interpolis kan zich niet succesvol beroepen op het argument dat [verweerders] met haar op voorhand had moeten overleggen over het opkweken van de ontdooide witlofpennen, want zij had [verweerders] immers op 15 augustus 2022 bericht dat de dekking van de schade volledig werd geweigerd en zij heeft in dat standpunt volhard.
Ook slaagt de stelling van Interpolis niet dat de bereddingskosten gering of zelfs nihil zouden zijn. Zij heeft dit volstrekt onvoldoende gemotiveerd gesteld door tegelijkertijd te erkennen niet bekend te zijn met de aard en de omvang van alle schadeposten die [verweerders] in dit geval als bereddingskosten in aanmerking heeft genomen.
6.11.
Ten slotte heeft Interpolis nog gesteld dat het aan haar als verzekeraar is om te beslissen of er al dan niet sprake is van bereddingskosten en dat dit niet aan de schade-expert is. Die hoeft alleen de schade- omvang vaststellen als de schadebehandelaar heeft geoordeeld dat er dekking is voor een bepaalde post. Zij heeft tijdens de mondelinge behandeling in dit verband desgevraagd verwezen naar de verzekeringsvoorwaarden behorende bij de Interpolis Bedrijven Compact Polis, Hoofdstuk 2 Bedrijfsmiddelen, waarin onder Schaderegeling het volgende staat:
“Het melden van schade en verplichtingen van verzekerde
Zodra de verzekerde op de hoogte is of behoort te zijn van eengebeurtenisdie vooronstot een verplichting kan leiden, is hij verplicht diegebeurteniszo spoedig mogelijk te melden aanons. Bovendien moet hij zo spoedig mogelijk alle gegevens verstrekken en stukken doorzenden. Alswijdaarom vragen, dient hij een schriftelijke en ondertekende verklaring aanonste overleggen waarin hij aannemelijk maakt hoe degebeurtenisis ontstaan en welke omvang de schade heeft die uit degebeurtenisvoortvloeit.
Hij dientonszijn volle medewerking te verlenen, zoals het toegang verschaffen en het geven van inlichtingen aanonsof aan door ons aangewezen deskundigen. Verder dient hij alles na te laten wat onze belangen zou kunnen schaden. Ook dient hijonszijn volle medewerking te verlenen bij het eventueel verhalen van uitgekeerde schade. De opgaven die de verzekerde mondeling of schriftelijk heeft verstrekt of nog zal verstrekken, kunnen gebruikt worden om de oorzaak, de toedracht en de omvang van de schade te bewijzen”.
6.12.
De voorzieningenrechter stelt vast dat voormelde passage geen enkele aanwijzing bevat voor de stelling van Interpolis. De systematiek van de voorwaarden is erop gericht om uiteindelijk middels het aanstellen van 1 of zo nodig 2 deskundigen te komen tot vaststelling van de omvang van de schade en de hoogte van de hoogte van de kosten die Interpolis gehouden is te vergoeden. Daarmee is niet in overeenstemming te brengen dat, zoals Interpolis betoogt, zij op voorhand bevoegd zou zijn bepaalde soorten van kosten en schades al van die vaststelling uit te sluiten. Daarmee zou in wezen de dekking eenzijdig worden aangetast.
6.13.
Ook het dictum van het vonnis van 17 mei 2023 verzet zich tegen het door Interpolis ingenomen standpunt. In het vonnis is immers zonder enig voorbehoud beslist dat er voldoende dekking is. Dit geldt ook voor de bereddingskosten nu in de polisvoorwaarden is bepaald dat deze verzekerd zijn.
conclusie
6.14.
De voorzieningenrechter komt op grond van wat hiervoor is overwogen tot de slotsom dat aannemelijk is dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat Interpolis niet heeft voldaan aan de haar in het vonnis van 17 mei 2023 onder 3.1. gegeven veroordeling en dat zij dwangsommen heeft verbeurd. [verweerders] maakt geen misbruik van recht door het vonnis te executeren.
proceskosten
6.15.
Interpolis is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [verweerders] worden begroot op:
- griffierecht
714,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.999,00

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
7.1.
wijst de vorderingen af,
7.2.
veroordeelt Interpolis in de proceskosten van [verweerders] van € 1.999,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Interpolis niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
7.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Weide en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2025.