ECLI:NL:RBZWB:2025:4369

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
02-141264-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het meermalen medeplegen van oplichting en diefstal door middel van een valse sleutel en poging daartoe (bankhelpdeskfraude)

Op 10 juli 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het meermalen medeplegen van oplichting en diefstal door middel van een valse sleutel. De verdachte, geboren in 1998, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N. Roos. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 26 juni 2025, waarbij de officier van justitie, mr. S.A.J. Louwers, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten van oplichting en diefstal, waarbij de verdachte samen met anderen slachtoffers heeft benaderd onder het voorwendsel dat er problemen waren met hun bankrekeningen. De slachtoffers werden gedwongen hun bankpassen en pincodes af te geven, waarna geld van hun rekeningen werd opgenomen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte een cruciale rol speelde in de uitvoering van deze strafbare feiten, ondanks dat hij zelf niet de oplichtingshandelingen verrichtte. De rechtbank achtte bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van oplichting en diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 92 dagen, gelijk aan de duur van het voorarrest, en een taakstraf van 120 uren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, [aangeefster 1], ter hoogte van € 7.800,=, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank oordeelde dat de overschrijding van de redelijke termijn in deze zaak een verzachtende omstandigheid was, wat leidde tot een lagere strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-141264-22
vonnis van de meervoudige kamer van 10 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
raadsvrouw mr. N. Roos, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 26 juni 2025, waarbij de officier van justitie, mr. S.A.J. Louwers, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan (een poging tot) oplichting en diefstal met een valse sleutel door vier personen (proberen) te dwingen tot afgifte van hun bankpassen en vervolgens door middel van het gebruik van die bankpassen geld van hen te stelen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat feit 3, primair en subsidiair, niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, omdat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de chauffeur is geweest. Voor dat feit dient vrijspraak te volgen. Ten aanzien van de overige feiten kan niet worden bewezen dat de rol van verdachte als die van medepleger kan worden gekwalificeerd. Voor de primair ten laste gelegde feiten dient daarom vrijspraak te volgen. Wel kan worden bewezen dat de medeverdachte de feiten samen met een of meer anderen heeft gepleegd en dat verdachte daarbij behulpzaam is geweest als medeplichtige. De officier van justitie acht de subsidiair ten laste gelegde feiten dus wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de ten laste gelegde feiten. Verdachte kan niet gekoppeld worden aan de feiten 6 en 7. Bij de andere feiten is niet in geschil dat verdachte als chauffeur heeft opgetreden. Verdachte had echter geen wetenschap van het plan van de medeverdachte, waardoor geen sprake is van medeplegen of medeplichtigheid bij de feiten. Verdachte dient volledig te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Inleidende opmerkingen
In deze zaak hebben meerdere personen aangifte gedaan van (een poging tot) oplichting en (een poging tot) diefstal met een valse sleutel. Uit de verschillende aangiftes komt naar voren dat de daders een min of meer vaste werkwijze hanteerden om de slachtoffers bankpassen, en in één geval ook contant geld, afhandig te maken. De slachtoffers werden allemaal gebeld door iemand die zich voordeed als bankmedewerkster en die hen vertelde dat er problemen waren met hun bankrekeningen of bankpas. Vervolgens werd tegen hen gezegd dat zij hun pincode door moesten geven en dat iemand bij hen thuis de bankpas kwam ophalen. Om het vertrouwen van de slachtoffers te winnen werd in de meeste gevallen door de zogenaamde bankmedewerkster in het telefoongesprek een code genoemd waarmee de persoon die de bankpas zou ophalen zich aan de deur zou identificeren. Nadat de bankpassen waren opgehaald, werd er door middel van die bankpas geld opgenomen van de bankrekening van het betreffende slachtoffer. Het samenwerkingsverband bestond bij alle ten laste gelegde feiten uit ten minste drie personen: een beller, een koerier/pinner en een chauffeur. De rol van de beller was de slachtoffers zodanig bang te maken dat zij ertoe overgingen hun pincode te verstrekken en bereid waren hun bankpas af te geven aan de koerier, die vervolgens verschillende pintransacties met de bankpas verrichtte. De chauffeur vervoerde de koerier/pinner naar de woning van de slachtoffers en vervolgens naar plekken waar geld opgenomen kon worden. Verdachte wordt ervan verdacht dat hij betrokken is bij deze strafbare feiten en de feiten samen met anderen heeft gepleegd, dan wel dat hij daaraan medeplichtig is geweest.
De rechtbank gaat ervan uit dat bij deze vorm van oplichting een zekere vorm van organisatie nodig is waarbij verschillende personen betrokken zijn die ieder een bepaalde rol vervullen, met financieel gewin als gezamenlijk doel. De handelingen die zijn verricht bij de oplichtingen duiden op een gezamenlijk en vooropgezet plan. Het bellen met de slachtoffers, het doorgeven van de pincodes, , het ophalen van de bankpassen en het vervolgens opnemen van geld met deze bankpassen, zijn handelingen die een nauwgezette planning en afstemming vereisen. Vanaf het moment dat er contact wordt gelegd met de slachtoffers, is snelheid geboden. De hiervoor genoemde handelingen moeten worden verricht voordat de frauduleuze overboekingen en geldopnames met de bankpassen worden ontdekt en rekeningen worden geblokkeerd. Deze vorm van oplichting vergt dus een intensieve en nauwe samenwerking tussen de verschillende betrokkenen.
Overwegingen per feit
Feit 1 en 2 - [aangeefster 1] - 23 mei 2022 te [plaats 1] (zaak 1)
Uit de bewijsmiddelen volgt dat aangeefster op 20 mei 2022 is opgelicht op de wijze zoals omschreven bij de inleidende opmerkingen en dat [medeverdachte] degene is geweest die de bankpassen en het geld heeft opgehaald bij aangeefster. Vervolgens heeft hij met de bankpassen geld opgenomen. Ook volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte degene is geweest die [medeverdachte] met zijn auto naar de woning van aangeefster heeft gebracht en hem vervolgens naar een plek heeft gebracht waar hij geld op kon nemen. Verdachte heeft dit ook niet ontkend, maar heeft enige betrokkenheid bij de feiten betwist. Hij heeft verklaard dat hij niet wist wat [medeverdachte] ging doen en ervan uitging dat hij hem naar vrienden toe reed.
De rechtbank acht die verklaring van verdachte ongeloofwaardig. Uit onderzoek aan de telefoons die onder verdachte en [medeverdachte] in beslag zijn genomen en ten aanzien waarvan op basis van de inhoud kan worden vastgesteld dat zij daar de gebruiker van waren, volgt dat zij allebei contact hebben gehad met hetzelfde telefoonnummer. In de chatgesprekken die zij ieder afzonderlijk hebben gehad met de gebruiker van dit telefoonnummer (door verdachte opgeslagen als ‘ [bijnaam 1] ’ en door [medeverdachte] als ‘ [bijnaam 2] ’), wordt gesproken over zaken die aan oplichting kunnen worden gerelateerd. In de chatgesprekken tussen [medeverdachte] en ‘ [bijnaam 2] ’ wordt meermalen gesproken over ‘ophaal’. In de gesprekken tussen verdachte en ‘ [bijnaam 1] ’ wordt gesproken over ‘ [bijnaam 3] ’. De rechtbank acht aannemelijk dat dit [medeverdachte] betreft, nu hij een gezamenlijk contact van beiden is. Daarnaast wordt in datzelfde gesprek op 6 juni 2022 gezegd ‘Vanaf morgen kunnen we echt knallen’ terwijl op 7 juni 2022 een oplichting heeft plaatsgevonden waar verdachte van wordt verdacht. De rechtbank leidt uit de chatgesprekken af dat verdachte zich samen met [medeverdachte] bezig hield met oplichtingspraktijken.
Daarnaast zijn er in de auto van verdachte, waarin verdachte en [medeverdachte] zijn aangehouden kort nadat de feiten 3 en 4 zijn gepleegd, verschillende goederen aangetroffen die ofwel gebruikt kunnen worden bij feiten als deze, te weten een ABN AMRO-scanner, meerdere telefoons en Lebara simkaarten, ofwel zijn verkregen door dergelijke feiten, te weten een envelop met daarop de naam ‘ [aangever] ’ (de naam van [aangever] van feit 6 en 7) en een aantal inlogcodes. Deze goederen zijn niet aangetroffen in de tas die [medeverdachte] bij zich had, maar in het dashboardkastje en op de middenconsole van de auto. De feiten waarvan [aangever] aangifte heeft gedaan, dateren van 14 en 15 april 2022, terwijl verdachte op 7 juni 2022 in zijn auto is aangehouden. Het is, gelet op de plaats van aantreffen van de envelop, onaannemelijk dat de envelop met gegevens in de auto van verdachte lag, zonder dat hij daar iets van afwist.
Verder betrekt de rechtbank bij haar oordeel dat verdachte en [medeverdachte] ten tijde van de feiten goede vrienden waren en in korte tijd meermalen vanuit hun woonplaats (in de omgeving van) [woonplaats] naar Zeeland zijn gereden, [medeverdachte] telkens heel kort in of bij de woning was waar verdachte hem moest afzetten en verdachte kort daarna telkens weer moest stoppen bij plekken waar geld opgenomen kon worden. Bij het opnemen van geld bij een geldautomaat is [medeverdachte] meermalen heen en weer gelopen naar de auto van verdachte. Dat verdachte dacht dat [medeverdachte] telkens voor een bezoek aan vrienden op de betreffende plekken aanwezig moest zijn, acht de rechtbank onder die omstandigheden ongeloofwaardig.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien en gelet op wat bij de inleidende opmerkingen is overwogen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte telkens niet alleen wetenschap had van het plan om de slachtoffers op te lichten en geld van hun rekening op te nemen, maar dat hij daarbij ook betrokken is geweest.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de rol van verdachte – het telkens brengen van [medeverdachte] naar de woningen van de slachtoffers en vervolgens naar de plekken waar geld opgenomen kon worden – als die van medepleger kan worden gekwalificeerd. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Zoals hiervoor bij de inleidende opmerkingen reeds is overwogen, vergt het plegen van feiten als deze een intensieve samenwerking. Verdachte maakte onderdeel uit van het samenwerkingsverband: hij was betrokken bij het plan om aangeefster op te lichten, bracht [medeverdachte] naar de woning van aangeefster, stond met zijn auto gereed op een met [medeverdachte] afgesproken plek in de buurt en heeft [medeverdachte] onmiddellijk nadat aangeefster in haar woning was opgelicht, naar een plek toegereden waar hij geld kon opnemen met de bankpassen. Verdachte was dus op alle essentiële momenten, namelijk toen de bankpassen werden opgehaald en toen er geld werd opgenomen, aanwezig. Hij had daarmee een cruciale rol in het geheel, met name gelet op de snelheid die bij dit soort feiten van belang is. Daaruit volgt dat hij overleg moet hebben gehad met de medeverdachte(n) aangaande de planning van de oplichtingen. Hij heeft voorafgaand en na de feiten handelingen verricht die verder reikten dan het enkel behulpzaam zijn bij de uitvoering van de feiten. Op grond daarvan is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de mededaders is vast komen te staan, zowel voor de oplichting als voor de daarop volgende diefstal met valse sleutel. Hoewel verdachte de oplichtingshandelingen niet zelf heeft verricht en het geld niet zelf heeft opgenomen, is de bijdrage van verdachte aan het ten laste gelegde naar het oordeel van de rechtbank van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen.
De rechtbank acht dus bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting en een diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel.
Feit 3 en 4 - aangeefster [aangeefster 2] – 7 juni 2022 te [plaats 2] (zaak 7)
Uit de bewijsmiddelen volgt dat aangeefster op 7 juni 2022 is opgelicht op de wijze zoals omschreven bij de inleidende opmerkingen en dat [medeverdachte] degene is geweest die de bankpas heeft opgehaald bij aangeefster. Vervolgens heeft hij met de bankpas geld opgenomen. Ook volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte degene moet zijn geweest die [medeverdachte] met zijn auto naar de woning van aangeefster heeft gebracht en hem vervolgens naar een plek heeft gebracht waar hij geld op kon nemen, nu verdachte en [medeverdachte] kort na deze feiten zijn aangehouden in de auto van verdachte. Verdachte heeft dit ook niet ontkend, maar heeft enige betrokkenheid bij de feiten betwist. Hij heeft verklaard dat hij niet wist wat [medeverdachte] ging doen en ervan uit ging dat hij hem naar vrienden toe reed.
De rol van verdachte was dezelfde als die bij feit 1 en 2. De rechtbank verwijst naar haar overwegingen over het medeplegen ten aanzien van die feiten en is op dezelfde gronden van oordeel dat de rol van verdachte ook bij feit 3 en 4 als medepleger gekwalificeerd kan worden.
De rechtbank acht dus bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting en een diefstal in vereniging door middel van een valse sleutel.
Feit 5 - [aangeefster 3] – 30 mei 2022 te [plaats 3] (zaak 2)
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. Op 30 mei 2022 is een poging tot oplichting bij [aangeefster 3] gepleegd. Zij werd gebeld door iemand die zich voordeed als een bankmedewerkster en die haar mededeelde dat er problemen waren. Zij moest haar pincode en bankpas afgeven. Aangeefster heeft de verbinding verbroken. Kort daarna werd er op haar slaapkamerraam geklopt, maar zij heeft de deur niet opengedaan. De rechtbank gaat ervan uit dat de persoon die heeft aangeklopt de bankpas kwam ophalen. De rechtbank is van oordeel dat hiermee sprake is van een poging tot oplichting.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [medeverdachte] degene is geweest die bij aangeefster heeft aangeklopt. Ook volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte degene is geweest die [medeverdachte] met zijn auto naar de woning van aangeefster heeft gebracht. Verdachte heeft dit ook niet ontkend, maar heeft enige betrokkenheid bij het feit betwist. Hij heeft verklaard dat hij niet wist wat [medeverdachte] ging doen en ervan uit ging dat hij hem naar vrienden toe reed.
De rol van verdachte was dezelfde als die bij feit 1 en 2. De rechtbank verwijst naar haar overwegingen over het medeplegen ten aanzien van die feiten en is op dezelfde gronden van oordeel dat de rol van verdachte ook bij feit 5 als medepleger kan gekwalificeerd.
De rechtbank acht dus bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot oplichting.
Feit 6 en 7 - [aangever] – 14 april 2022 te [plaats 4] (zaak 6)
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om vast te kunnen stellen dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. Verdachte heeft ontkend dat hij betrokken was bij deze feiten. Het door aangever opgegeven signalement van de dader zou bij [medeverdachte] – met wie verdachte steeds samen optrok bij het plegen van de andere feiten – kunnen passen, maar is onvoldoende onderscheidend om te kunnen concluderen dat [medeverdachte] daadwerkelijk de dader moet zijn geweest. De persoon die is te zien op de camerabeelden van de juwelier waar met de bankpas van aangever is betaald, is evenmin herkend als [medeverdachte] . De auto van verdachte is bij deze feiten niet gezien.
Hoewel de werkwijze in dit geval grotendeels overeenkomt met de werkwijze van verdachte en de mededaders bij de andere feiten, wijkt deze ook op onderdelen af. Daarnaast komen feiten als deze vaker voor en wordt daarbij een vergelijkbare werkwijze gebruikt. De omstandigheid dat een envelop met de naam en inloggegevens van de aangever in de auto zijn aangetroffen waarin verdachte is aangehouden, is onvoldoende om hem als dader van de feiten te kunnen aanmerken. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van deze feiten.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 23 mei 2022, te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [aangeefster 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed
enhet ter beschikking stellen van gegevens, te weten twee, bankpassen en een contant geldbedrag van
6000 euro, door
- voornoemde [aangeefster 1] te bellen en zich voor te doen als een
bankmedewerkster, en
- in een telefoongesprek mee te delen dat er geprobeerd was geld over te maken van de rekening van voornoemde [aangeefster 1] en
- opdracht te geven aan die [aangeefster 1] om de bankpassen in enveloppen te stoppen en daarbij een code te geven en
- aan te geven dat de enveloppen zouden worden opgehaald door een koerier/medewerker van de bank die de code zou noemen en
- tegen die [aangeefster 1] te zeggen dat zij haar pincode moest doorgeven en
- die [aangeefster 1] te melden dat ze haar contant geld ook mee moest geven aan de koerier/medewerker van de bank, zodat dat in de kluis kon worden gelegd en
- mede te delen dat die [aangeefster 1] de volgende dag naar de bank moest gaan voor de verder procedure en
- naar het adres van die [aangeefster 1] te gaan en zich voor te doen als zijnde de koerier/bankmedewerker die de enveloppen en het contante geld komt ophalen;
2
op 23 mei 2022 te [plaats 1] , gemeente Terneuzen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, geldbedragen, in totaal
2.05euro, toebehorende aan [aangeefster 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededaders (telkens) die weg te nemen geldbedragen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door zonder toestemming en medeweten van die [aangeefster 1] geld te pinnen/op te nemen met bankpassen op naam van die [aangeefster 1] met bijbehorende pincode;
3
op 7 juni 2022, te [plaats 2] , gemeente Noord-Beveland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [aangeefster 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed
enhet ter beschikking stellen van gegevens, te weten een bankpas, door
- voornoemde [aangeefster 2] te bellen en zich voor te doen als een bankmedewerkster, en
- in een telefoongesprek mee te delen dat er iets niet goed was met de bank/pinpas van voornoemde [aangeefster 2] en
- opdracht te geven aan die [aangeefster 2] om de bankpas in een envelop te stoppen en daarbij een code te geven en
- aan te geven dat de envelop zou worden opgehaald door een koerier/medewerker van de bank en
- tegen die [aangeefster 2] te zeggen dat zij haar pincode moest doorgeven en
- naar het adres van die [aangeefster 2] te gaan en zich voor te doen als zijnde de koerier/bankmedewerker die de bankpas komt ophalen;
4
op 7 juni 2022 te [plaats 2] , gemeente Noord-Beveland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een geldbedrag van 250 euro, toebehorende aan [aangeefster 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededaders dat weg te nemen geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben
gebracht door middel van een valse sleutel, door zonder toestemming en medeweten van die [aangeefster 2] te pinnen met een bankpas op naam van die [aangeefster 2] met bijbehorende pincode;
5
op 30 mei 2022, te
[plaats 3], tezamen en in vereniging met een of meer anderen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) vooringenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van
een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [aangeefster 3] te bewegen tot de afgifte van enig goed,
enhet ter beschikking stellen van gegevens, te weten een bankpas, waarbij hij en/of zijn mededader(s)
- voornoemde [aangeefster 3] heeft/hebben gebeld en zich heeft/hebben voorgedaan als een bankmedewerkster en
- in een telefoongesprek heeft/hebben medegedeeld dat er iets mis was met haar bankrekening,
terwijlde uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, te weten 86 dagen, op te leggen. Hij heeft bij zijn eis rekening gehouden met de ernst van de feiten en de rol van verdachte daarbij (uitgaande van de medeplichtigheid bij de feiten), de overschrijding van de redelijke termijn en hetgeen de reclassering naar voren heeft gebracht.
Verder vordert de officier van justitie de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ter hoogte van het totale bedrag aan geleden schade door de slachtoffers. Op deze wijze wordt voorkomen dat verdachte voordeel geniet door de gepleegde feiten en worden de slachtoffers in de gelegenheid gesteld hun geld terug te krijgen door tussenkomst van de overheid.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit een straf gelijk aan de duur van het voorarrest en is van mening dat er geen ruimte is voor een aanvullende straf. Daartoe is ook geen noodzaak, gelet op de inlichtingen van de reclassering. Verzocht wordt de gevorderde schadevergoedingsmaatregel voor het totale schadebedrag niet op te leggen, dan wel de hoogte ervan te matigen. Verder wordt verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in een tijdsbestek van slechts enkele weken samen met anderen schuldig gemaakt aan (een poging tot) oplichting van drie kwetsbare slachtoffers op leeftijd en diefstal door middel van een valse sleutel. Hij heeft er samen met anderen op een geraffineerde manier voor gezorgd dat twee slachtoffers hun bankpassen en pincodes en, in één geval, ook een contant geldbedrag hebben afgegeven om vervolgens met die bankpassen aanzienlijke geldbedragen van hun rekeningen op te nemen. Bij één slachtoffer is het bij een poging tot oplichting gebleven. Het spreekt voor zich dat dergelijke feiten zeer kwalijk zijn en voor gevoelens van onveiligheid maar ook schaamte bij de slachtoffers zorgen. Daarnaast was er sprake van aanzienlijke financiële schade. Verdachte heeft bij de gevolgen voor de slachtoffers kennelijk niet stilgestaan en alleen oog gehad voor het financieel gewin. De rechtbank rekent dat verdachte aan. De rechtbank houdt er rekening mee dat zijn rol die van chauffeur was en dat hij niet de daadwerkelijke oplichtingshandelingen heeft verricht en geen contact met de slachtoffers heeft gehad. De rechtbank zal verder rekening houden met de omstandigheid dat sprake is van (meerdaadse) samenloop tussen de feiten.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte. Hieruit volgt dat hij eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, maar dat er geen sprake is van recidive. Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is van toepassing.
Ook heeft de rechtbank kennis genomen van de stukken over het voorarrest van verdachte.
Het voorarrest van verdachte is op 8 juni 2022 aangevangen. De voorlopige hechtenis is met ingang van 1 september 2022 geschorst onder voorwaarden, waaronder een locatiegebod met elektronisch toezicht. Per 31 mei 2023 zijn het locatiegebod en het elektronisch toezicht komen te vervallen.
Verder heeft de rechtbank kennis genomen van de rapporten die zijn opgemaakt door de reclassering en in het bijzonder het rapport van 18 juni 2025. Hieruit volgt dat, ondanks dat verdachte eerder is veroordeeld voor verschillende feiten, nog niet kan worden gesproken van een delictpatroon. Verdachte heeft meegewerkt aan de bijzondere voorwaarden die hem in het kader van het schorsingstoezicht zijn opgelegd. Hij heeft een CoVa-plustraining positief afgerond. Hierdoor heeft hij inzicht gekregen in risicovolle situaties en een manier geleerd om daarmee om te gaan. Omdat verdachte de feiten ontkent, is het voor de reclassering niet mogelijk een verband te leggen tussen de factoren die tot de verdenking hebben geleid. Er zijn wel een aantal factoren ten aanzien waarvan de reclassering niet uitsluit dat deze bij een veroordeling delictgerelateerd zijn, zoals het contact met een negatief sociaal netwerk ten tijde van de verdenkingen en mogelijk het psychosociaal functioneren. Uit verouderde diagnostiek blijkt dat sprake is van een lichtverstandelijke beperking en verdachte geeft zelf aan dat hij naïef en beïnvloedbaar is. Dit zijn kenmerken van een licht verstandelijke beperking, die het risico om met justitie in aanraking te komen, verhogen. Als beschermende factoren worden gezien het contact met zijn ouders, zijn relatie, de rol als stiefvader die verdachte op zich heeft genomen, zijn eigen bedrijf met voldoende inkomsten en de stabiele huisvesting waarover hij beschikt. Hij heeft afstand genomen van het negatieve sociale netwerk waar hij eerder contact mee had. Gelet op de beschermende factoren en de positieve veranderingen, schat de reclassering het risico op recidive in als laag. De reclassering ziet geen noodzaak voor het adviseren van toezicht en/of interventies. Geadviseerd wordt een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Een gevangenisstraf zou gevolgen kunnen hebben voor zijn werk.
Redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in art. 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling op zitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Van dergelijke omstandigheden is geen sprake. De redelijke termijn is in deze zaak aangevangen op 8 juni 2022. Dat betekent dat de redelijke termijn met ruim 13 maanden is overschreden.
Strafmaat
De rechtbank is van oordeel dat de aard, ernst en hoeveelheid van de feiten in beginsel een gevangenisstraf van (aanzienlijk) langere duur dan de duur van het voorarrest rechtvaardigen. De rechtbank zal hier echter niet toe besluiten, gelet op de forse overschrijding van de redelijke termijn en de omstandigheid dat verdachte langdurig schorsingstoezicht heeft ondergaan en goed heeft meegewerkt aan alle opgelegde voorwaarden. Daarbij gold gedurende ruim acht maanden een locatiegebod dat werd gecontroleerd door middel van elektronische monitoring, waardoor verdachte in zijn vrijheid was beperkt. Daarnaast blijkt uit de inlichtingen van de reclassering dat verdachte een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Hij heeft werk, stabiele huisvesting en een gezin. Een gevangenisstraf zou deze ontwikkeling doorkruisen. Tot slot wordt het recidiverisico als laag ingeschat. De rechtbank zal aan verdachte daarom een gevangenisstraf opleggen die gelijk is aan duur van het voorarrest, te weten 92 dagen. De rechtbank is van oordeel dat daarmee niet kan worden volstaan, maar dat daarnaast een taakstraf van 120 uur moet worden opgelegd om de ernst van de feiten te benadrukken.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank stelt vast dat verdachte de op te leggen gevangenisstraf al in het kader van het voorarrest heeft ondergaan. Gelet daarop heeft de rechtbank de voorlopige hechtenis van verdachte op 26 juni 2025 op grond van artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering opgeheven.

7.De benadeelde partij

Benadeelde partij [aangeefster 1] vordert een schadevergoeding van € 7.800,= voor feit 1 en 2, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Verzocht wordt de vordering hoofdelijk toe te wijzen.
De rechtbank heeft hiervoor bewezen verklaard dat verdachte deze feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 7.800,= aan materiële schade vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2022 tot aan de dag der voldoening. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de strafbare feiten samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
Schadevergoedingsmaatregel totale schadebedrag
De rechtbank zal niet overgaan tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de overige slachtoffers, zoals gevorderd door de officier van justitie. De rechtbank constateert dat de overige slachtoffers zich niet als benadeelde partij in het strafproces hebben gevoegd. Hoewel de schadevergoedingsmaatregel ook kan worden opgelegd indien het slachtoffer geen schadevergoeding heeft gevorderd, heeft de rechtbank onvoldoende informatie om vast te stellen, dan wel te schatten, wat de concreet geleden schade is van ieder afzonderlijk slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat Nederlandse banken een coulanceregeling kennen, waarbij slachtoffers van dergelijke fraudezaken in aanmerking kunnen komen voor vergoeding van de geleden schade, zoals ook (deels) is gebeurd bij de benadeelde partij [aangeefster 1] . De rechtbank kan niet vaststellen of en in hoeverre dit bij de overige slachtoffers heeft plaatsgevonden.

8.Het beslag

8.1
De in beslag genomen voorwerpen
Onder verdachte zijn in beslag genomen:
- een geldbedrag van 340 euro;
- een personenauto;
- een autosleutel;
- een kentekenbewijs;
- 5 horloges;
- 3 smartphones van het merk Apple.
De officier van justitie heeft ter zitting aangevoerd dat op de auto alleen nog conservatoir beslag rust ten behoeve van een eventueel op te leggen schadevergoedingsverplichting en dat een beslagbeslissing daarom niet nodig is. De rechtbank gaat ervan uit dat dit ook voor de bij de auto horende autosleutel geldt. De rechtbank zal daarom geen beslissing nemen over de in beslag genomen personenauto en autosleutel. Hetzelfde geldt voor de smartphone met nummer G2473962 en de vijf horloges, nu uit de kennisgevingen van inbeslagneming volgt dat verdachte van die voorwerpen afstand heeft gedaan.
Volgens de officier van justitie dient het geldbedrag tot een bedrag van 250 euro verbeurd te worden verklaard. Het resterende bedrag (90 euro), de horloges en het kentekenbewijs kunnen volgens de officier van justitie worden teruggegeven aan verdachte. De verdediging heeft om teruggave van alle in beslag genomen voorwerpen verzocht.
8.2
De verbeurdverklaring
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp, te weten een geldbedrag van 250 euro, is vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat het voorwerp aan verdachte toebehoorde en dat dit door middel van een strafbaar feit (4) is verkregen, nu het geldbedrag is aangetroffen bij verdachte terwijl kort daarvoor een bedrag van 250 euro van de rekening van [aangeefster 2] is gepind.
8.3
De teruggave aan verdachte / bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, te weten een geldbedrag van 90 euro en het kentekenbewijs, nu deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen. Ten aanzien van de twee telefoons (nummer G2469311 en G2469308) kan de eigenaar niet worden vastgesteld. De rechtbank zal bepalen dat die moeten worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 33, 33a, 36f, 45, 47, 57, 63, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 6 en 7 ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, primair:Medeplegen van oplichting
feit 2, primair:Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 3, primair:Medeplegen van oplichting
feit 4, primair:Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 5, primair:Medeplegen van een poging tot oplichting;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 92 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
60 dagen;
Beslag
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten;
* een deel van het inbeslaggenomen geld (340 EU ibn 07-06-2022 (omschrijving: G2469333), te weten een bedrag van 250 euro;
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten;
* een deel van het inbeslaggenomen geld (340 EU ibn 07-06-2022 (omschrijving: G2469333), te weten een bedrag van 90 euro;
* 1 STK Kentekenbewijs (Omschrijving: G2469337);
- gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten;
* 1 STK GSM (Omschrijving: G2469311 Smartphone, Wit, merk: Apple);
* 1 STK GSM (Omschrijving: G2469308 Smartphone, Grijs, merk: Apple);
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan benadeelde partij [aangeefster 1] van € 7.800,= aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [aangeefster 1] (feit 1 en 2), € 7.800,= te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 mei 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 74 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H. Nomes, voorzitter, mr. H. Skalonjic en mr. J.B. Polak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van der Welle, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 10 juli 2025.
Mr. Skalonjic is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

11.Bijlage I

De tenlastelegging
1
op of omstreeks 23 mei 2022, te [plaats 1] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen, door het aannemen van een valse naam, een valse
hoedanigheid, door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
van verdichtsels,
[aangeefster 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen
van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan
van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten twee,
althans een of meer bankpas(sen) en/of een contant geldbedrag van
ongeveer 6000 euro, althans een hoeveelheid contant geld
door
- voornoemde [aangeefster 1] te bellen en zich voor te doen als een
bankmedewerk(st)er van de afdeling helpdesk fraude, en/of
- in een telefoongesprek mee te delen dat er geprobeerd was geld over te
maken van de rekening van voornoemde [aangeefster 1] en/of
- opdracht te geven aan die [aangeefster 1] om de bankpassen in (een)
envelop(pen) te stoppen en/of daarbij een code te geven en/of
- aan te geven dat de envelop(pen) zou(den) worden opgehaald door een
koerier/medewerker van de bank die de code zou noemen en/of
- tegen die [aangeefster 1] te zeggen dat zij haar pincode via een zgn. beveiligde
lijn moest inspreken en/of doorgeven en/of
- die [aangeefster 1] te melden dat ze haar contant geld ook mee moest geven
aan de koerier/medewerker van de bank, zodat dat in de kluis kon
worden gelegd en/of
- mede te delen dat die [aangeefster 1] de volgende dag naar de bank moest
gaan voor de verder procedure en/of
- naar het adres van die [aangeefster 1] te gaan en zich voor te doen als zijnde de
koerier/bankmedewerker die de envelop(pen) en/of het contante geld
komt ophalen;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht )
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een
bewezenverklaring en/of veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 23 mei 2022
te [plaats 1] , althans in Nederland,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen, door het aannemen van een valse naam, een valse
hoedanigheid, door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
van verdichtsels,
[aangeefster 1] heeft bewogen tot afgifte van enig goed, het verlenen van
een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van
een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten twee,
althans een of meer bankpas(sen) en/of een contant geldbedrag van
ongeveer €6000, althans een hoeveelheid contant geld,
door
- voornoemde [aangeefster 1] te bellen en zich voor te doen als een
bankmedewerk(st)er van de afdeling helpdesk fraude, en/of
- in een telefoongesprek mee te delen dat er geprobeerd was geld over te
maken van de rekening van voornoemde [aangeefster 1] en/of
- opdracht te geven aan die [aangeefster 1] om de bankpassen in (een)
envelop(pen) te stoppen en/of daarbij een code te geven en/of
- aan te geven dat de envelop(pen) zou(den) worden opgehaald door een
koerier/medewerker van de bank die de code zou noemen en/of
- tegen die [aangeefster 1] te zeggen dat zij haar pincode via een zgn. beveiligde
lijn moest inspreken en/of doorgeven en/of
- die [aangeefster 1] te melden dat ze haar contant geld ook mee moest geven
aan de koerier/medewerker van de bank, zodat dat in de kluis kon
worden gelegd en/of
- mede te delen dat die [aangeefster 1] de volgende dag naar de bank moest
gaan voor de verdere procedure en/of
- naar het adres van die [aangeefster 1] te gaan en zich voor te doen als zijnde de
koerier/bankmedewerker die de envelop(pen) en/of het contante geld
komt ophalen;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte en/of zijn
mededader(s) op of omstreeks 23 mei 2022 te [plaats 1] , althans in
Nederland, opzettelijk behulpzaam is/zijn geweest en/of opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft,
door naar het woonadres van [aangeefster 1] te rijden en/of (als
bankmedewerker) de bankpassen en het geld bij de woning van [aangeefster 1]
[aangeefster 1] op te halen en/of in ontvangst te nemen en/of naar een
geldautomaat en/of een pinautomaat te rijden en/of met die
bankpas(sen) geld te pinnen;
(Artikel art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2
Wetboek van Strafrecht, art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 23 mei 2022 te [plaats 1] , gemeente Terneuzen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meer contante geldbedragen, in totaal ongeveer 9050 euro, in elk
geval enig goed,
althans een geldbedrag, toebehorende aan [aangeefster 1] , althans aan
(een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededaders (telkens) dat/die weg
te nemen geldbedragen/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben
gebracht door middel van een valse sleutel, door zonder toestemming
en/of medeweten van die [aangeefster 1] geld te pinnen/ op te nemen met
bankpassen op naam van die [aangeefster 1] met bijbehorende pincode;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van
Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een
bewezenverklaring en/of veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 23 mei 2022
te [plaats 1] , althans in Nederland,
een of meer contante geldbedragen, in totaal ongeveer 9050 euro, in elk
geval enig goed,
toebehorende aan [aangeefster 1] , althans aan (een) ander(en) dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens)
dat/die weg te nemen geldbedragen/goederen onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door zonder
toestemming en/of medeweten van die [aangeefster 1] geld te pinnen met
bankpassen op naam van die [aangeefster 1] met bijbehorende pincode,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte en/of zijn
mededader(s) op of omstreeks 23 mei 2022 te [plaats 1] , althans in
Nederland, opzettelijk behulpzaam is/zijn geweest en/of opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft,
door naar het woonadres van [aangeefster 1] te rijden en/of (als
bankmedewerker) het/de bankpasjes en het geld bij de woning van [aangeefster 1]
[aangeefster 1] op te halen en/of in ontvangst te nemen en/of naar een
geldautomaat en/of een pinautomaat te rijden en/of met die
bankpas(sen) te pinnen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van
Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub
1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 7 juni 2022, te [plaats 2] , gemeente Noord-Beveland,
in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen, door het aannemen van een valse naam, een valse
hoedanigheid, door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van
verdichtsels,
[aangeefster 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen
van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan
van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een
bankpas, door
- voornoemde [aangeefster 2] te bellen en zich voor te doen als een
bankmedewerk(st)er van de afdeling helpdesk fraude, en/of
- in een telefoongesprek mee te delen dat er iets niet goed was met de
bank/pinpas van voornoemde [aangeefster 2] en/of
- opdracht te geven aan die [aangeefster 2] om de bankpas in een envelop
te stoppen en/of daarbij een code te geven en/of
- aan te geven dat de envelop zou worden opgehaald door een
koerier/medewerker van de bank die de code zou noemen en/of
- tegen die [aangeefster 2] te zeggen dat zij haar pincode (via een zgn.
beveiligde lijn) moest inspreken en/of doorgeven en/of
- naar het adres van die [aangeefster 2] te gaan en zich voor te doen als
zijnde de koerier/bankmedewerker die de envelop en/of bankpas komt
ophalen;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht )
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een
bewezenverklaring en/of veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 7 juni 2022 te
[plaats 2] , althans in Nederland,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen, door het aannemen van een valse naam, een valse
hoedanigheid, door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
van verdichtsels,
[aangeefster 2] heeft bewogen tot afgifte van enig goed, het verlenen van
een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van
een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een
bankpas, door
- voornoemde [aangeefster 2] te bellen en zich voor te doen als een
bankmedewerk(st)er van de afdeling helpdesk fraude, en/of
- in een telefoongesprek mee te delen dat er iets niet goed was met de
bank/pinpas van voornoemde [aangeefster 2] en/of
- opdracht te geven aan die [aangeefster 2] om de bankpas in een envelop
te stoppen en/of daarbij een code te geven en/of
- aan te geven dat de envelop zou worden opgehaald door een
koerier/medewerker van de bank die de code zou noemen en/of
- tegen die [aangeefster 2] te zeggen dat zij haar pincode (via een zgn.
beveiligde lijn) moest inspreken en/of haar pincode moest doorgeven
en/of
- naar het adres van die [aangeefster 2] te gaan en zich voor te doen als
zijnde de koerier/bankmedewerker die de envelop en/of bankpas komt
ophalen;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte en/of zijn
mededader(s) op of omstreeks 7 juni 2022 te [plaats 2] , althans in
Nederland, opzettelijk behulpzaam is/zijn geweest en/of opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft,
door naar het woonadres van [aangeefster 2] te rijden en/of (als
bankmedewerker) de bankpas en de goederen bij de woning van [aangeefster 2]
[aangeefster 2] op te halen en/of in ontvangst te nemen en/of naar een
geldautomaat te rijden en/of met die bankpas(sen) te pinnen;
(Artikel art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2
Wetboek van Strafrecht, art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4
hij op of omstreeks 7 juni 2022 te [plaats 2] , gemeente Noord-Beveland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een geldbedrag van ongeveer 250 euro, althans een geldbedrag,
toebehorende aan [aangeefster 2] , althans aan (een) ander(en) dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededaders (telkens) dat/die weg
te nemen geldbedragen/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben
gebracht door middel van een valse sleutel, door zonder toestemming
en/of medeweten van die [aangeefster 2] te pinnen met een bankpas op
naam van die [aangeefster 2] met bijbehorende pincode;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van
Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een
bewezenverklaring en/of veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 7 juni 2022 te
[plaats 2] , althans in Nederland,
een geldbedrag, in totaal ongeveer 250 euro, althans enig geldbedrag, in
elk geval enig goed,
toebehorende aan [aangeefster 2] , althans aan (een) ander(en) dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) dat/die weg
te nemen geldbedragen/goederen onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door zonder
toestemming en/of medeweten van die [aangeefster 2] geld te pinnen
en/of op te nemen met een bankpas op naam van die [aangeefster 2] met
bijbehorende pincode;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte en/of zijn
mededader(s) op of omstreeks 7 juni 2022 te [plaats 2] , althans in
Nederland, opzettelijk behulpzaam is/zijn geweest en/of opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft,
door naar het woonadres van [aangeefster 2] te rijden en/of (als
bankmedewerker) de bankpas bij de woning van [aangeefster 2] op te
halen en/of in ontvangst te nemen en/of naar een geldautomaat te
rijden en/of met die bankpas(sen) te pinnen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van
Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5, Artikel art 48 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
5
hij op of omstreeks 30 mei 2022, te Wolphaarsdijk, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
vooringenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam
en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door
een samenweefsel van verdichtsels,
[aangeefster 3] te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen
van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan
van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een
bankpas, waarbij hij en/of zijn mededader(s)
- voornoemde [aangeefster 3] heeft/hebben gebeld en zich heeft/hebben
voorgedaan als een bankmedewerk(st)er van de afdeling helpdesk
fraude, en/of
- in een telefoongesprek heeft/hebben medegedeeld dat er geprobeerd
was geld over te maken van de rekening van voornoemde [aangeefster 3]
en/of heeft/hebben medegedeeld dat er iets mis was met haar
bankrekening en/of
- opdracht heeft/hebben gegeven aan die [aangeefster 3] om de
bankpassen in (een) envelop(pen) te stoppen en/of daarbij een code te
geven en/of
- heeft/hebben aangegeven dat de envelop(pen) zou(den) worden
opgehaald door een koerier/medewerker van de bank die de code zou
noemen en/of
- tegen die [aangeefster 3] heeft/hebben gezegd dat zij haar pincode via
een zgn. beveiligde lijn moest inspreken en/of doorgeven en/of
- naar het adres van die [aangeefster 3] is/zijn gegaan en zich voorgedaan
als zijnde de koerier/bankmedewerker die de envelop(pen) en/of het
contante geld komt ophalen;
Terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een
bewezenverklaring en/of veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 30 mei 2022
te [plaats 3] , althans in Nederland,
Ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het
oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen
van een valse naam, een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen
en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
[aangeefster 3] te bewegen tot de afgifte van enig goed, het verlenen
van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan
van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een
bankpas, waarbij hij en/of zijn mededader(s)
- voornoemde [aangeefster 3] heeft/hebben gebeld en zich heeft/hebben
voorgedaan als een bankmedewerk(st)er van de afdeling helpdesk
fraude, en/of
- in een telefoongesprek heeft/hebben medegedeeld dat er geprobeerd
was geld over te maken van de rekening van voornoemde [aangeefster 3]
en/of heeft/hebben medegedeeld dat er iets mis was met haar
bankrekening en/of
- opdracht heeft/hebben gegeven aan die [aangeefster 3] om de
bankpassen in (een) envelop(pen) te stoppen en/of daarbij een code te
geven en/of
- heeft/hebben aangegeven dat de envelop(pen) zou(den) worden
opgehaald door een koerier/medewerker van de bank die de code zou
noemen en/of
- tegen die [aangeefster 3] heeft/hebben gezegd dat zij haar pincode via
een zgn. beveiligde lijn moest inspreken en/of doorgeven en/of
- naar het adres van die [aangeefster 3] is/zijn gegaan en zich voorgedaan
als zijnde de koerier/bankmedewerker die de envelop(pen) en/of het
contante geld komt ophalen;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
bij en/of het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 30
mei 2022 te Wolphaarsdijk, althans in Nederland, opzettelijk
behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft,
door naar het woonadres van [aangeefster 3] te rijden en/of (als
bankmedewerker) het/de bankpasjes en het geld bij de woning van A.M.
Koosterman op te halen en/of in ontvangst te nemen en/of naar een
geldautomaat en/of een pinautomaat te rijden en/of met die
bankpas(sen) te pinnen/geld op te nemen;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht,
Artikel art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek
van Strafrecht)
6
Hij op of omstreeks 14 april 2022, te [plaats 4] , in elk geval in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen, door het aannemen van een valse naam, een valse
hoedanigheid, door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
van verdichtsels,
[aangever] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van
een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van
een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een
bankpas, een laptop en een telefoon,
door
- voornoemde [aangever] te bellen en zich voor te doen als een
bankmedewerk(st)er van de afdeling helpdesk fraude, en/of
- in een telefoongesprek mee te delen dat er geld was overgemaakt vanaf
de rekening van voornoemde [aangever] en/of dat zijn bankpas, laptop
en/of telefoon waren besmet en/of
- opdracht te geven aan die [aangever] om de bankpas in een envelop te
stoppen en/of daarbij een code te geven en/of zijn inlogcodes daarin op
te schrijven en/of
- aan te geven dat de envelop, laptop en/of telefoon zou(den) worden
opgehaald door een koerier/medewerker van de bank die de code zou
noemen en/of
- tegen die [aangever] te zeggen dat hij zijn pincode (via een zgn.
beveiligde lijn) moest inspreken en/of doorgeven en/of
- mede te delen dat die [aangever] de volgende dag naar de Bruna in
Meppel moest gaan voor de verder procedure en/of
- naar het adres van die [aangever] te gaan en zich voor te doen als zijnde
de koerier/bankmedewerker die de envelop, bankpas, laptop en/of
telefoon komt ophalen;
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht )
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een
bewezenverklaring en/of veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 14 april 2022
te [plaats 4] , althans in Nederland,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen, door het aannemen van een valse naam, een valse
hoedanigheid, door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel
van verdichtsels,
[aangever] heeft bewogen tot afgifte van enig goed, het verlenen van
een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van
een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een
bankpas, een laptop en een telefoon,
door
- voornoemde [aangever] te bellen en zich voor te doen als een
bankmedewerk(st)er van de afdeling helpdesk fraude, en/of
- in een telefoongesprek mee te delen dat er geprobeerd was geld over te
maken van de rekening van voornoemde [aangever] en/of zijn bankpas,
laptop en/of telefoon besmet waren en/of
- opdracht te geven aan die [aangever] om de bankpass in een envelop te
stoppen en/of daarbij een code te geven en/of zijn inlogcodes daarin op
te schrijven en/of
- aan te geven dat de envelop, laptop en/of telefoon zou(den) worden
opgehaald door een koerier/medewerker van de bank die de code zou
noemen en/of
- tegen die [aangever] te zeggen dat hij zijn pincode (via een zgn.
beveiligde lijn) moest inspreken en/of doorgeven en/of
- mede te delen dat die [aangever] de volgende dag naar de Bruna in
Meppel moest gaan voor de verdere procedure en/of
- naar het adres van die [aangever] te gaan en zich voor te doen als zijnde
de koerier/bankmedewerker die de envelop, laptop en/of telefoon komt
ophalen;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte en/of zijn
mededader(s) op of omstreeks 14 april 2022 te [plaats 4] , althans in
Nederland, opzettelijk behulpzaam is/zijn geweest en/of opzettelijk
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft/hebben verschaft,
door naar het woonadres van [aangever] te rijden en/of (als
bankmedewerker) de bankpas en de goederen bij de woning van [aangever]
[aangever] op te halen en/of in ontvangst te nemen en/of naar een
geldautomaat, een pinautomaat en/of een winkel te rijden en/of met die
bankpas(sen) te pinnen/geld op te nemen en/of te betalen;
(Artikel art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2
Wetboek van Strafrecht, art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
7
hij op of omstreeks 14 en/of 15 april 2022 te [plaats 4] en/of [woonplaats] ,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een laptop, telefoon en/of een of meer geldbedragen, in totaal ongeveer
38.175 euro, althans enig geldbedrag,
in elk geval enig goed, toebehorende aan [aangever] , althans aan (een)
ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) dat/die weg
te nemen geldbedragen en/of goederen onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
door zonder toestemming en/of medeweten van die [aangever] geld te
pinnen en/of goederen af te rekenen met een bankpas op naam van die
[aangever] met bijbehorende pincode;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van
Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5)
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een
bewezenverklaring en/of veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks 14 en/of 15
april 2022 te [plaats 4] en/of [woonplaats] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een laptop, een telefoon en/of meerdere geldbedragen, in totaal
ongeveer 38.175 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed,
toebehorende aan [aangever] , althans aan (een) ander(en) dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te
eigenen, terwijl verdachte
en/of zijn mededader(s) (telkens) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen
geldbedragen/goederen onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, door zonder
toestemming en/of medeweten van die [aangever] geld te pinnen en/of
op te nemen en/of goederen af te rekenen met een bankpas op naam
van die [aangever] met bijbehorende pincode;
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte en/of zijn
mededader(s) op of omstreeks 14 en/of 15 april 2022 te [plaats 4] en/of
[woonplaats] , althans in Nederland, opzettelijk behulpzaam is/zijn
geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen
heeft/hebben verschaft, door naar het woonadres van [aangever] te
rijden en/of (als bankmedewerker) de bankpas en de goederen bij de
woning van [aangever] op te halen en/of in ontvangst te nemen en/of
naar een geldautomaat en/of een pinautomaat en/of een winkel te
rijden en/of met die bankpas(sen) te pinnen/geld op te nemen en/of te
betalen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van
Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5, Artikel art 48 ahf/sub 1 Wetboek van
Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht,)