ECLI:NL:RBZWB:2025:4370

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 mei 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
11024803 CV EXPL 24-1067 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Swaanen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van huurkosten voor een auto en bewijsopdracht van de gedaagde

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is de eisende partij Zeeland Investments B.V. die een vordering heeft ingesteld tegen de gedaagde partij, hier aangeduid als [persoon]. De zaak betreft een geschil over de betaling van huurkosten voor een auto. De gedaagde heeft de opdracht gekregen om te bewijzen dat hij namens zijn werkgever een huurovereenkomst heeft gesloten. Tijdens de getuigenverhoren is echter gebleken dat de gedaagde niet als vertegenwoordiger van zijn werkgever heeft opgetreden. De getuigen hebben verklaard dat de gedaagde zelf verantwoordelijk was voor de huurkosten en dat hij erkende dat hij de factuur zou betalen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde niet is geslaagd in zijn bewijsopdracht en dat hij de factuur voor de huur van de auto moet betalen. De vordering in reconventie van de gedaagde is afgewezen. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 3.743,09, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Tevens is de gedaagde in de proceskosten veroordeeld, zowel in conventie als in reconventie. Het vonnis is uitgesproken op 21 mei 2025.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND -WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 11024803 CV EXPL 24-1067
vonnis van 21 mei 2025
in de zaak van
ZEELAND INVESTMENTS B.V.,
te Yerseke ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: Zeeland Investments ,
gemachtigde: DC & LS B.V.,
tegen
[persoon],
te [plaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [persoon] ,
gemachtigde: mr. W.R. Aerts.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De verdere procesgang blijkt uit de volgende stukken:
- het tussenvonnis van 2 oktober 2024 en de daarin genoemde stukken;
- de brief van [persoon] voor de rolzitting van 30 oktober 2024 met de opgave van getuigen;
- het proces-verbaal van de getuigenverhoren van 14 maart 2025.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie en in reconventie
2.1.
De kantonrechter verwijst naar en neemt over hetgeen is overwogen in het tussenvonnis van 2 oktober 2024.
2.2.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zullen
deze gezamenlijk worden beoordeeld.
2.3.
Aan [persoon] is opgedragen te bewijzen dat hij namens [de werkgever] een huurovereenkomst voor de auto heeft gesloten. Hiertoe zijn van de zijde van [persoon] de heren [getuige 1] en [getuige 2] als getuigen gehoord. [persoon] is er niet toe overgegaan om de eerder opgegeven getuige mevrouw [getuige 3] te horen.
2.4.
[getuige 1] heeft verklaard dat [persoon] in deze procedure nooit aan hem heeft meegedeeld dat hij de auto uit naam van zijn werkgever mocht huren. Integendeel, [persoon] heeft tegenover [getuige 1] erkend dat de kosten voor de huur van de auto voor zijn rekening waren en dat hij deze factuur zou betalen. Het klopt dat de factuur in eerste instantie naar [de werkgever] - destijds de werkgever van [persoon] - is gestuurd. Volgens [getuige 1] is dit gebeurd omdat [persoon] aan Zeeland Investments had meegedeeld dat de huur voor rekening van zijn werkgever zou komen. Nadat de factuur naar [de werkgever] was gestuurd, hebben zij aan Zeeland Investments meegedeeld dat de kosten van de huur van de auto voor rekening van [persoon] zelf kwamen.
2.5.
[getuige 2] heeft verklaard dat de factuur in eerste instantie naar [de werkgever] is gestuurd. Toen [persoon] de auto kwam huren, heeft hij namelijk een visitekaartje laten zien van [de werkgever] . Hij deelde daarbij mee dat hij werkzaam was bij dit bedrijf en dat hij voor hun rekening een auto kwam huren omdat zijn nieuwe auto nog niet geleverd was. Er was geen reden om aan dit verhaal te twijfelen omdat Zeeland Investments vaker zaken doet met [de werkgever] . Pas toen de factuur door [de werkgever] werd teruggestuurd met de mededeling dat [persoon] deze factuur zelf moest betalen, bleek dat [persoon] de auto voor eigen rekening had gehuurd. [getuige 2] heeft daarna verschillende malen telefonisch contact opgenomen met [persoon] die telkens een ander verhaal had waarom hij de factuur niet kon betalen. Voordat de vordering uit handen werd gegeven, heeft [getuige 2] ook nog telefonisch gesproken met mevrouw [getuige 3] , werkzaam bij [de werkgever] . Zij deelde mee dat het haar verbaasde dat de factuur niet door [persoon] werd betaald. [de werkgever] had namelijk een voorschot aan [persoon] betaald om de factuur te kunnen voldoen.
2.6.
Uit deze verklaringen volgt niet dat [persoon] als vertegenwoordiger van [de werkgever] heeft opgetreden bij het sluiten van de huurovereenkomst. De kantonrechter is aldus van oordeel dat [persoon] niet is geslaagd in zijn bewijsopdracht.
2.7.
Hiermee staat vast dat [persoon] op eigen naam een huurovereenkomst met Zeeland Investments heeft gesloten en de factuur voor de huur van de auto moet betalen. [persoon] heeft dan ook geen onverschuldigde betalingen aan Zeeland Investments gedaan. Dit betekent dat de vordering in reconventie wordt afgewezen.
2.8.
[persoon] was in hoofdsom € 4.073,09 aan Zeeland Investments verschuldigd. Voor het incassotraject heeft [persoon] in totaal € 330,00 betaald, zodat [persoon] nog
€ 3.743,09 in hoofdsom aan Zeeland Investments moet betalen.
2.9.
Zeeland Investments vordert wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de factuur. Op de factuur staat weliswaar een vervaltermijn genoemd maar nergens blijkt uit dat deze betaaltermijn tussen partijen is overeengekomen. Uit de stukken volgt dat Zeeland Investments [persoon] op 31 augustus 2021 voor het eerst in gebreke heeft gesteld. In deze brief wordt aan [persoon] meegedeeld dat hij het openstaande bedrag binnen 14 dagen moet betalen. Dit betekent dat [persoon] vanaf 14 september 2021 in verzuim is geraakt en de wettelijke rente vanaf deze datum is gaan lopen. De wettelijke rente over € 4.073,09 wordt toegekend vanaf 14 september 2021 tot 28 september 2021 omdat [persoon] op deze datum een bedrag van
€ 130,00 aan Zeeland Investments heeft betaald. De wettelijke rente over € 3.943,09 wordt toegekend vanaf 28 september 2021 tot 26 oktober 2021 omdat [persoon] op deze datum een bedrag van € 200,00 aan Zeeland Investments heeft betaald. Vanaf 26 oktober 2021 is [persoon] de wettelijke rente verschuldigd over een bedrag van € 3.743,09.
2.10.
Zeeland Investments vordert buitengerechtelijke incassokosten. Zeeland Investments heeft aan [persoon] een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96
lid 6 BW. De hoogte van de vordering zal worden getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 499,31 toegewezen.
2.11.
[persoon] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten in conventie (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Zeeland Investments worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
112,99
- griffierecht
524,00
- kosten getuigen
307,50
- salaris gemachtigde
542,00
(2 punten × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.621,49
2.12.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten in conventie wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
2.13.
Daarnaast dient [persoon] de proceskosten in reconventie te betalen. De proceskosten van Zeeland Investments worden begroot op:
- salaris gemachtigde
82,00
(2 punten × factor 0,5 × € 82,00)
Totaal
82,00

3.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
3.1.
veroordeelt [persoon] om aan Zeeland Investments te betalen een bedrag van € 3.743,09, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over:
- een bedrag van € 4.073,09, vanaf 14 september 2021 tot 28 september 2021;
- een bedrag van € 3.943,09, vanaf 28 september 2021 tot 26 oktober 2021;
- een bedrag van € 3.743,09, vanaf 26 oktober 2021 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt [persoon] om aan Zeeland Investments te betalen een bedrag van € 499,31 aan buitengerechtelijke incassokosten;
3.3.
veroordeelt [persoon] in de proceskosten, waarvan € 1.621,49 te betalen aan Zeeland Investments binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [persoon] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
3.4.
veroordeelt [persoon] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
3.5.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
3.7.
wijst de vordering van [persoon] af;
3.8.
veroordeelt [persoon] in de proceskosten, waarvan € 82,00 te betalen aan Zeeland Investments binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe.
Dit vonnis is gewezen door mr. Swaanen en in het openbaar uitgesproken op 21 mei 2025.