Uitspraak
1.De kern van de zaak
2.De procedure
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak vordert de zorgverzekeraar N.V. Univé Zorg (hierna: Univé) betaling van achterstallige premies en zorgkosten van haar verzekerde, [gedaagde]. De premieachterstand is ontstaan doordat [gedaagde] enkele weken in detentie heeft gezeten, waardoor Univé niet direct na het einde van de detentie premies heeft geïnd. [gedaagde] stelt dat zij Univé tijdig heeft geïnformeerd over het einde van haar detentie en betwist de hoogte van de achterstand, omdat niet duidelijk is wat er verrekend is.
De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] de achterstanden moet betalen, omdat haar betalingsverplichting bij het einde van de detentie automatisch is herleefd op basis van artikel 24 lid 1 van de Zorgverzekeringswet (Zvw). De rechter legt uit dat de opschorting van de verplichtingen van rechtswege geldt gedurende de detentie en dat [gedaagde] vanaf het moment van haar vrijlating weer premie verschuldigd was. Univé heeft haar vordering voldoende onderbouwd, en de kantonrechter wijst de vordering van Univé tot betaling van € 2.500,00 toe, vermeerderd met wettelijke rente.
Daarnaast wordt [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.019,39. De rechter verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat [gedaagde] direct aan de veroordeling moet voldoen, ook al kan zij in hoger beroep gaan. Dit vonnis is uitgesproken op 22 januari 2025.