In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het negeren van een rood verkeerslicht op 4 mei 2023. De officier van justitie had het beroep van betrokkene ongegrond verklaard, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting was betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie was wel aanwezig. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging, het doorrijden bij een rood verkeerslicht, voldoende was aangetoond door middel van foto’s. De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, maar dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn van behandeling, wat resulteerde in een matiging van de boete met 25%. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd, en de boete werd vastgesteld op € 210,- plus administratiekosten. Tevens werd bepaald dat het teveel betaalde bedrag aan zekerheidstelling door de officier van justitie aan betrokkene moest worden terugbetaald.