In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het negeren van een rood verkeerslicht op 26 april 2023. De betrokkene en zijn gemachtigde stelden dat zij in een noodsituatie verkeerden, omdat de betrokkene zich niet goed voelde en naar het ziekenhuis moest. De officier van justitie had het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, waarna de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting werd de gedraging niet betwist, maar de gemachtigde vroeg om matiging van de boete vanwege de omstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, maar dat er aanleiding was om de boete te matigen vanwege de overschrijding van de redelijke termijn van behandeling. De kantonrechter besloot de boete te verlagen tot € 140,- en droeg de officier van justitie op dit bedrag terug te betalen aan de betrokkene. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.