In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan de betrokkene was opgelegd. De betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Stationsstraat te Roosendaal op 24 januari 2023. De betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van de betrokkene aangevoerd dat de gedraging wordt betwist, en dat de betrokkene in werkelijkheid een sleutelbos vasthield. De officier van justitie heeft de gedraging bevestigd, maar verzocht om matiging van de boete vanwege overschrijding van de redelijke termijn.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs biedt voor de gedraging, maar heeft ook erkend dat de redelijke termijn is overschreden. De kantonrechter heeft de boete daarom met 25% gematigd en de beslissing van de officier van justitie gewijzigd. Tevens is de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene. De uitspraak benadrukt het belang van een redelijke termijn in rechtszaken en de mogelijkheid tot matiging van boetes in geval van overschrijding.