ECLI:NL:RBZWB:2025:4433

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 mei 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
11189453 MB VERZ 24-527
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke gegrondverklaring beroep tegen verkeersboete met matiging en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het onterecht gebruik van de claxon op de Boulevard te Roosendaal op 19 december 2022. De betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep deels gegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene opnieuw beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 22 mei 2025 was de betrokkene en zijn gemachtigde niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie was wel aanwezig. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, de kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, aangezien de boete op 30 december 2022 was opgelegd en de procedure langer dan twee jaar had geduurd. Hierdoor heeft de kantonrechter besloten de boete met 25% te matigen. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, en de betrokkene moet een bedrag van € 37,50 dat te veel als zekerheid is betaald, terugkrijgen. Tevens is de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die zijn vastgesteld op € 226,75. Het verzoek om vergoeding van de kosten van het uittreksel van de Kamer van Koophandel is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Bergen op Zoom
zaaknummer: 11189453 \ MB VERZ 24-527
CJIB-nummer: 6062 5422 5463 1147
uitspraakdatum: 22 mei 2025
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] BV
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep deels gegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 22 mei 2025. Namens de officier van justitie is verschenen [naam] (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene en gemachtigde zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: signalen geven in een ander geval of op andere manier dan mag op de Boulevard te Roosendaal op
19 december 2022 om 19.37 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene moest zijn claxon wel gebruiken omdat er een duif op de weg zat en ander de duif mogelijk zou worden aangereden. Gemachtigde verzoekt een proceskostenvergoeding en vergoeding van de kosten van het uittreksel van de Kamer van Koophandel.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep deels gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het is onnodig te claxonneren naar een duif die op de weg zit.
De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het boetebedrag te matigen met 25% omdat de redelijke termijn is overschreden. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het beroep voor het overige ongegrond te verklaren.

Overwegingen

Inhoudelijk
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Dit wordt ook niet betwist.
De boete is dus terecht opgelegd.
Overschrijding redelijke termijn
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 30 december 2022 en is de redelijke termijn dus met ruim vier maanden overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369).
Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding. Daarbij gaat het alleen om de kosten in de fase waarin de redelijke termijn is overschreden, dus de kosten van het beroep bij de kantonrechter en is als volgt berekend: beroepschrift kantonrechter:
1 punt x gewicht 0,25 x € 907,- = € 226,75.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
  • wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 112,50, plus € 9,- administratiekosten;
  • draagt de officier van justitie op het bedrag van € 37,50, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
  • veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 226,75. Het verzoek van vergoeding van kosten van het uittreksel van de Kamer van Koophandel wordt afgewezen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2025.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: