Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Verloop van de procedure
Standpunten
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Rijksweg (A16) te Zevenbergschen Hoek op 25 mei 2023. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting is de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, en een zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig waren.
De gemachtigde voerde aan dat de gedraging niet had plaatsgevonden en dat de verbalisant, die de boete had opgelegd, zich mogelijk niet op de juiste plek bevond om de gedraging waar te nemen. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs biedt voor de vaststelling van de gedraging. De kantonrechter concludeerde dat de betrokkene geen overtuigende feiten of omstandigheden had aangedragen die de verklaring van de verbalisant in twijfel trokken. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van de verklaring van de verbalisant in zaken op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) en bevestigt dat de boete terecht was opgelegd. De betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits aan de vereisten wordt voldaan.