ECLI:NL:RBZWB:2025:4438
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.H.C. van Eck
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van verkeersboete wegens te late indiening
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet afsluiten en in stand houden van de vereiste verzekering voor een motorrijtuig, zoals vastgesteld door de RDW op 6 oktober 2022. Betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep echter niet-ontvankelijk verklaarde omdat het te laat was ingediend. Betrokkene heeft vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 22 mei 2025 is de zaak behandeld, waarbij de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie aanwezig was, maar betrokkene zelf niet. De kantonrechter heeft overwogen dat de termijn voor het indienen van beroep bij de officier van justitie, zoals bepaald in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht, op 7 januari 2023 eindigde. Het beroepschrift was echter pas op 8 maart 2023 ontvangen, wat te laat was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat betrokkene geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die het te laat indienen van het beroep zouden rechtvaardigen.
De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de officier van justitie het beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daarom is het beroep van betrokkene ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. Betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits aan de voorwaarden wordt voldaan.