Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
- contractuele boete
- buitengerechtelijke incassokosten
- wettelijke rente tot 18 juni 2024
€
€
€
€
600,00
913,25
311,64
31,61
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een huurder en verhuurder. De huurder, aangeduid als [gedaagde], had een bedrijfsruimte gehuurd van [eiser] en verrekende de huur voor de maanden maart en april 2024 met de waarborgsom. De huurovereenkomst eindigde op 30 april 2024, en de huurder was verplicht om het gehuurde in de oorspronkelijke staat op te leveren. De verhuurder had de huurder per e-mail geïnformeerd over de noodzakelijke herstelwerkzaamheden, maar deze waren niet naar behoren uitgevoerd. Na de eindinspectie heeft de verhuurder de gebreken laten herstellen door derden, wat resulteerde in kosten van € 913,25. De huurder had een huurachterstand van € 3.134,00 en was daarnaast contractueel een boete van € 600,00 verschuldigd. De kantonrechter oordeelde dat de huurder onterecht de huur met de waarborgsom had verrekend en dat de verhuurder recht had op betaling van de huur, de herstelkosten, de boete en buitengerechtelijke incassokosten. De totale vordering van de verhuurder, na verrekening van de waarborgsom en een eerdere betaling door de huurder, kwam uit op € 1.856,50. De kantonrechter heeft de huurder veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.