Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verdere verloop van de procedure
- de beschikking van de kinderrechter van 17 december 2024 en de daarin genoemde stukken;
- de op 8 mei 2025 van de GI ontvangen brief d.d. 7 mei 2025, met bijlagen.
2.De feiten
3.Het resterende verzoek
20 september 2025.
4.De nadere beoordeling
4.3. Door de GI is aangegeven dat er positieve ontwikkelingen zijn maar dat er ook nog zorgen zijn over [minderjarige] . Het is voor de huidige jeugdzorgwerker onduidelijk welke rol de biologische vader van [minderjarige] op dit moment speelt. Het is nog niet gelukt om met hem in contact te komen. De jeugdzorgwerker gaat hierover opnieuw in gesprek met de moeder, maar heeft tijdens de kennismaking gemerkt dat dit onderwerp moeilijk bespreekbaar is. De jeugdzorgwerker heeft zorgen over de aankomende periode, doordat de moeder en stiefvader gaan scheiden, hetgeen mogelijk nieuwe spanningen met zich brengt binnen het gezin en ook effect op [minderjarige] zal hebben. Daarnaast zullen de moeder, [minderjarige] en zijn halfzusje gaan verhuizen en heeft de jeugdzorgwerker nog onvoldoende zicht of de moeder de kinderen in dit hele proces voldoende kan begeleiden en ondersteunen. De begeleiding van Amarant is sinds enkele maanden gestart, maar er is nog onvoldoende zicht op de opvoedvaardigheden van de moeder. De situatie is nog te precair om voort te zetten in het vrijwillig kader. Amarant zal de moeder ondersteunen bij de praktische zaken rondom de verhuizing. Daarnaast moet de moeder mogelijk begeleid worden in haar ouderschap, vooral op het gebied van taalontwikkeling, sociaal-emotionele ontwikkeling en schoolgang. De observaties en monitoring vanuit Amarant is noodzakelijk om de ontwikkeling en veiligheid van [minderjarige] te kunnen waarborgen en/of een goede inschatting te kunnen maken. Het maken en nakomen van afspraken met de moeder blijft een punt van zorg.
4.4. Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat [minderjarige] nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en betrokkenheid van de GI nog steeds noodzakelijk is. Het resterende verzoek van de GI zal daarom worden toegewezen.
5.De beslissing
- door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.