ECLI:NL:RBZWB:2025:4563

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juli 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
25/3169
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hulst

Op 14 juli 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hulst. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Volgens artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat niet aan alle vereisten voor het in behandeling nemen van het verzoek om voorlopige voorziening werd voldaan. Verzoekster is bij brief van 30 juni 2025 verzocht om bepaalde stukken over te leggen, waaronder een kopie van het besluit waar zij het niet mee eens is en een kopie van het bezwaarschrift dat zij aan het college heeft verzonden. Verzoekster heeft echter niet gereageerd op deze brief en heeft de gevraagde documenten niet binnen de gestelde termijn aangeleverd. Hierdoor heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/3169

uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 juli 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hulst.

Procesverloop

Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Artikel 8:81 van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 6:6 van de Awb, bepaalt dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk kan worden verklaard, als niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van een verzoek. De indiener van het verzoek moet dan wel de gelegenheid hebben gehad het verzuim te herstellen binnen een daartoe gestelde termijn.
2. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat niet aan alle vereisten voor het in behandeling nemen van het verzoek om voorlopige voorziening werd voldaan. De voorzieningenrechter heeft daarom verzoekster bij brief van 30 juni 2025 gevraagd om de volgende stukken over te leggen:
- een kopie van het besluit waar zij het niet mee eens is en
- een kopie van het bezwaarschrift dat zij aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats] heeft verzonden.
Verzoekster is verzocht om deze informatie binnen een week na 30 juni 2025 aan te leveren.
3. De voorzieningenrechter stelt vast dat binnen deze termijn geen kopie van het bestreden besluit en geen kopie van het bezwaarschrift is ontvangen. Verzoekster heeft niet op de brief van 30 juni 2025 gereageerd.
4. Het verzoek zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 14 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.