ECLI:NL:RBZWB:2025:4570

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
15 juli 2025
Zaaknummer
25/2549
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet tijdig beslissen op Woo-aanvraag; termijn voor besluitvorming opgelegd aan de minister

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 juli 2025, in de zaak tussen eiser en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, wordt het beroep van eiser beoordeeld. Eiser heeft een aanvraag ingediend op 19 november 2024 om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo). De minister heeft niet tijdig beslist op deze aanvraag, wat heeft geleid tot het indienen van beroep door eiser. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de minister de beslistermijn heeft overschreden en dat eiser de minister op 31 december 2024 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank bepaalt dat de minister binnen twee weken na deze uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht, maar heeft geen proceskosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/2549

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (de minister), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld, omdat de minister volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag van 19 november 2024 om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo).
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
3. Het beroep is kennelijk gegrond. Eiser heeft de aanvraag ingediend op
19 november 2024. De minister moet binnen vier weken beslissen op de aanvraag. [2] Met de brief van 10 december 2024 heeft de minister de beslistermijn met twee weken verlengd. De minister had uiterlijk op 31 december 2024 moeten beslissen. De termijn waarbinnen de minister moet beslissen is inmiddels voorbij. Eiser heeft de minister op 31 december 2024 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Welke beslistermijn moet aan de minister worden opgelegd?
4. Omdat de minister nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat de minister dit alsnog moet doen.
4.1.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet de minister dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven of een andere voorziening treffen.
Op grond van artikel 8.4, eerste lid, van de Woo bepaalt de bestuursrechter, indien de omvang van het verzoek daartoe aanleiding geeft, in afwijking van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb de termijn waarbinnen het bestuursorgaan alsnog een besluit bekend maakt.
4.2.
De minister heeft in het verweerschrift van 19 juni 2025 toegelicht dat de overschrijding van de termijn is toe te rekenen aan de omvang van de informatie waarom is verzocht – 128 documenten met in totaal 690 pagina’s –, een grote instroom van andere Woo-verzoeken, hoog personeelsverloop en capaciteitsproblemen, kerstreces en ziekte van de behandelend ambtenaar. Om het verzoek zorgvuldig af te handelen moeten er volgens de minister nog diverse werkzaamheden worden uitgevoerd. Na een eerste beoordeling zijn de documenten voorgelegd aan derde-belanghebbenden. Zij hebben een termijn van drie weken voor reactie gekregen. Op dit moment is de behandelend jurist bezig met inhoudelijke beoordeling/afweging van de documenten. De minister verzoekt gelet hierop om een beslistermijn uiterlijk eind augustus 2025.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank moet een termijn recht doen aan de reële mogelijkheden om op het verzoek te beslissen, maar ook aan het belang om binnen afzienbare tijd een beslissing te ontvangen. Een langere termijn dan twee weken acht de rechtbank in dit geval echter niet aangewezen. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat blijkens het verweerschrift de zoekslag naar de verzochte informatie al op 3 december 2024 werd voltooid en de termijn voor het indienen van zienswijzen uiterlijk 19 mei 2025 eindigde.
Welke dwangsom wordt aan de minister opgelegd?
5. De rechtbank bepaalt dat de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door de minister. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt, de minister de onder 4.3. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan de minister de onder 5. genoemde dwangsom wordt opgelegd.
7. Omdat het beroep gegrond is, moet de minister het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die volgens de wet vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op uiterlijk twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat de minister aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,- ;
- bepaalt dat de minister het griffierecht van € 194,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier, op 15 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit staat in artikel 4.4, eerste lid, van de Woo.