In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 juli 2025, in de zaak tussen eiser en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, wordt het beroep van eiser beoordeeld. Eiser heeft een aanvraag ingediend op 19 november 2024 om informatie op grond van de Wet open overheid (Woo). De minister heeft niet tijdig beslist op deze aanvraag, wat heeft geleid tot het indienen van beroep door eiser. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de minister de beslistermijn heeft overschreden en dat eiser de minister op 31 december 2024 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank bepaalt dat de minister binnen twee weken na deze uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht, maar heeft geen proceskosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.