ECLI:NL:RBZWB:2025:4585

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
C/02/434970 / JE RK 25-827
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Gessel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verkrijging van een Nederlands reisdocument voor een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 juli 2025 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de vervangende toestemming voor het verkrijgen van een Nederlands reisdocument voor een minderjarige, geboren in 2009. De zaak betreft [minderjarige], die onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (GI). De tante van [minderjarige] is benoemd tot voogd, maar weigert haar medewerking te verlenen aan de aanvraag van een nieuw paspoort, wat heeft geleid tot het verzoek van de GI om vervangende toestemming. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de voogd en de minderjarige de Oekraïense nationaliteit hebben, en dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft over deze zaak. De kinderrechter heeft geoordeeld dat het belang van [minderjarige] vereist dat hij over een geldig identiteitsbewijs beschikt, en heeft de GI toestemming verleend om een Nederlands reisdocument aan te vragen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat deze onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ook in het geval van hoger beroep. De beslissing is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 16 juli 2025.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/434970 / JE RK 25-827
Datum uitspraak: 2 juli 2025
Beschikking vervangende toestemming verkrijging Nederlands reisdocument
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2009 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de tante],
hierna te noemen: de tante of de voogd,
wonend in [woonplaats] ,
advocaat: mr. D. Marcus te Goirle.
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna: de Raad, de rechtbank over de verzoeken geadviseerd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 30 april 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 2 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de tante, bijgestaan door haar advocaat en een tolk in de Oekraïense taal;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- twee vertegenwoordigers van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd, maar [minderjarige] heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
1.4.
Deze zaak hangt nauw samen met de zaak van de GI betreffende verlenging machtiging uithuisplaatsing met het kenmerk C/02/434940 / JE RK 25-822. Daarom heeft de rechtbank de zaken tegelijk mondeling behandeld. De beslissing in de andere zaak staat in een aparte beschikking.

2.De feiten

2.1.
De moeder van [minderjarige] is in 2020 overleden. De vader van [minderjarige] woont in Oekraïne en heeft geen gezag over [minderjarige] .
2.2.
Na het overlijden van de moeder is de tante benoemd tot voogdes van [minderjarige] . De Raad heeft destijds documenten overgelegd waaruit dit blijkt.
2.3.
Bij voormelde beschikking van 16 oktober 2024 heeft de kinderrechter, zonder partijen daaraan voorafgaand in de gelegenheid te stellen om te worden gehoord, [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI en een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend voor de duur van twee weken, tot 30 oktober 2024.
2.4.
[minderjarige] woonde tot voormelde spoedbeslissing samen met zijn tante bij [opvanglocatie] , een opvanglocatie voor Oekraïense vluchtelingen in [woonplaats] . Na voormelde spoedmachtiging verbleef [minderjarige] in een netwerkpleeggezin.
2.5.
Bij beschikking van 29 oktober 2024 heeft de kinderrechter van deze rechtbank [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld van de GI tot 16 januari 2025. Daarnaast heeft de kinderrechter, uitvoerbaar bij voorraad, een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verleend tot 16 januari 2025.
2.6.
Bij beschikking van 13 januari 2025 heeft de kinderrechter [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 13 januari 2025 tot 13 januari 2026 en heeft de kinderrechter een (brede) machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] verleend in zowel een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder als in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 13 januari 2025 tot 13 juli 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, op grond van artikel 36 lid 1 van de Paspoortwet vervangende toestemming te verlenen voor het verkrijgen van een Nederlands reisdocument ten behoeve van [minderjarige] . De GI verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI legt aan haar verzoek ten grondslag dat zij gedurende langere periode heeft geprobeerd om contact te krijgen met tante, omdat zij vermoedelijk nog in het bezit was van het paspoort van [minderjarige] . Ondanks herhaalde pogingen is de tante niet op de afspraken verschenen. De eerste keer, op 12 november 2024, annuleerde de tante de afspraak met de mededeling “dat ze zich niet goed voelde”. Op 16 november 2024 annuleerde de tante de afspraak met de mededeling “een andere keer”. Nadien gaf de tante weer aan dat zij betreffend paspoort tijdens een verhuizing zou zijn kwijtgeraakt. Dit vond de GI vreemd omdat de tante eerder wel foto’s van het paspoort had doorgestuurd.
Ook op 3 en 4 december 2024 heeft de GI tevergeefs geprobeerd om de tante (telefonisch) te bereiken. Op 30 december 2024 heeft [minderjarige] bij de politie aangifte gedaan van vermissing van zijn paspoort. Vervolgens is de GI gestart met een procedure voor het aanvragen van een nieuw paspoort via de ambassade van [geboorteplaats] , maar tevergeefs. Ook pogingen voor het kunnen aanvragen van een nieuw paspoort via de ambassade van de [geboorteplaats] in Nederland liepen door tegenstrijdige informatie en het ontbreken van documenten tot dusver op niets uit. Laatstelijk heeft de ambassade aangegeven dat [minderjarige] zelfstandig en zonder toestemming van een voogd of aanvullende documenten een paspoort kan aanvragen, zodra hij in 16 jaar is. Gezien echter de eerder verstrekte – tegenstrijdige – informatie door de ambassade, acht de GI het noodzakelijk om alsnog vervangende toestemming aan te vragen, voor het geval toch blijkt dat alsnog de toestemming van de voogd vereist zal zijn voor het aanvragen van een nieuw paspoort. De GI verzoekt daarom om haar op grond van artikel 36 lid 1 van de Paspoortwet thans vervangende toestemming te verlenen voor het verkrijgen van een Nederlands reisdocument, meer specifiek een identiteitskaart, ten behoeve van [minderjarige] .
4.2.
De tante verklaart dat zij het paspoort van [minderjarige] niet meer in haar bezit heeft.
Volgens de tante is het paspoort tijdens een treinreis gestolen. De tante verklaart er geen bezwaar tegen te hebben dat ten behoeve van [minderjarige] een nieuw paspoort zal worden aangevraagd. De tante wil alleen niet dat dat buiten haar om wordt aangevraagd. De tante wil het nieuwe paspoort als zijn voogd zelf met [minderjarige] gaan aanvragen.
Voor wat betreft het verzoek refereert de tante zich aan het oordeel van de kinderrechter.
4.3.
De Raad vindt dat het lang genoeg geduurd heeft om voor [minderjarige] een nieuw paspoort te organiseren. De Raad acht het in het belang van de minderjarige, dat hij in elk geval alsnog over een geldig identiteitsbewijs zal kunnen beschikken, ook omdat dat helpende kan zijn om bij de ambassade alsnog een paspoort voor [minderjarige] te verkrijgen.

5.Rechtsmacht en toepasselijk recht

5.1.
De kinderrechter stelt vast dat de voogd en de minderjarige de Oekraïense nationaliteit hebben. Dit brengt mee dat deze zaak een internationaal karakter heeft, waardoor de kinderrechter (ambtshalve) dient te beoordelen of hem in deze zaak rechtsmacht toekomt. Indien dit het geval is, dient de kinderrechter het toepasselijk recht te bepalen.
5.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 7 lid 1 van de verordening Brussel II-ter zijn ter zake van de ouderlijke verantwoordelijkheid bevoegd de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de minderjarige zijn gewone verblijfplaats heeft op het tijdstip dat de zaak bij het gerecht aanhangig wordt gemaakt. Omdat de minderjarige zijn gewone verblijfplaats in Nederland hebben, komt de Nederlandse rechter rechtsmacht toe.
5.3.
Nu de Nederlandse rechter bevoegd is op het verzoek te beslissen, zal op grond van het bepaalde in artikel 15 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 Nederlands recht op de verzoeken toegepast worden.

6.Wettelijk kader

6.1.
Op grond van artikel 36 Paspoortwet kan de GI verzoeken om een vervangende verklaring van toestemming ter zake van de aanvraag voor een reisdocument ten behoeve van de onder toezicht gestelde minderjarige jonger dan zestien jaar, wanneer degene die met het gezag is belast, toestemming tot afgifte van een reisdocument weigeren.
6.2.
Gebleken is dat de tante/voogd weigert om haar medewerking te verlenen aan de aanvraag voor een nieuw paspoort ten behoeve van [minderjarige] , althans dat zij daar de voorwaarde aan verbindt dat zij dat paspoort zelf in aanwezigheid van [minderjarige] wil aanvragen. Zo niet, dan geeft zij geen toestemming. De kinderrechter is van oordeel dat deze voorwaarde van de tante/voogd om aan een nieuw reisdocument van [minderjarige] te willen meewerken niet valide is. Contact tussen voogd en minderjarige enerzijds en het ten behoeve van [minderjarige] kunnen verstrekken van een reisdocument anderzijds staan los van elkaar.
De kinderrechter is van oordeel dat het belang van [minderjarige] meebrengt dat hij beschikt over een Nederlands reisdocument. Nu de voogd/tante zich hiertegen verzet, is gelet hierop voldaan aan de vereisten overeenkomstig artikel 36 Paspoortwet. De kinderrechter zal daarom vervangende toestemming verlenen tot het aanvragen en verstrekken van een Nederlands reisdocument aan [minderjarige] . De kinderrechter neemt hierbij in aanmerking dat dat, zoals de Raad ook stelt, mogelijk helpend kan gaan zijn om bij de ambassade alsnog een paspoort voor [minderjarige] te kunnen verkrijgen.
6.3.
De kinderrechter zal deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zodat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
6.4.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verleent aan de GI – ter vervanging van de toestemming van de voogd/tante – toestemming tot het aanvragen en verkrijgen van een Nederlands reisdocument voor de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2009 te [geboorteplaats] ;
7.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2025 door mr. Van Gessel, kinderrechter, in aanwezigheid van Van Dongen als griffier, en op schrift gesteld op 16 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.