ECLI:NL:RBZWB:2025:4608
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Beslissing RC
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de rechter-commissaris om verdachte ter observatie te plaatsen na open verwijzing door de zittingsrechter
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 juli 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beschikking van de rechter-commissaris van 2 juli 2025. De rechter-commissaris had bevolen dat de verdachte, geboren in 1998 op de Nederlandse Antillen en momenteel gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad, ter observatie zou worden overgebracht naar het Pieter Baan Centrum (PBC). De raadsvrouw van de verdachte, mr. S. van Minderhout, heeft op 8 juli 2025 hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing, stellende dat de rechter-commissaris niet bevoegd was om deze beslissing te nemen, aangezien de zittingsrechter al een aanvang had gemaakt met de behandeling van de zaak. De officier van justitie, mr. S.A.J. Louwers, heeft zich in de zitting op het standpunt gesteld dat het hoger beroep ongegrond verklaard moet worden en dat de beslissing van de rechter-commissaris bekrachtigd moet worden. De rechtbank heeft de zaak in besloten raadkamer behandeld en vastgesteld dat de beroepsgrond van de raadsvrouw zich beperkt tot de bevoegdheid van de rechter-commissaris. De rechtbank overweegt dat de rechter-commissaris op grond van artikel 316 in combinatie met artikel 196 van het Wetboek van Strafvordering bevoegd was om de plaatsing ter observatie te bevelen. De rechtbank heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de beslissing van de rechter-commissaris bevestigd.