ECLI:NL:RBZWB:2025:4629

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
02-275280-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door onvoorzichtig rijgedrag en gebruik van mobiele telefoon

Op 17 juli 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 5 november 2023 betrokken was bij een verkeersongeval op de A16 te Breda. De verdachte, een beginnend bestuurder, werd beschuldigd van het veroorzaken van een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval, waarbij zijn passagier zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, door de maximumsnelheid van 100 kilometer per uur te overschrijden en zijn mobiele telefoon te gebruiken tijdens het rijden. De officier van justitie had een taakstraf van 160 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor een jaar geëist. De rechtbank volgde deze eis en legde de verdachte een taakstraf van 160 uur op, subsidiair 80 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank benadrukte dat de verdachte zich onverschillig had getoond tegenover de veiligheid van andere verkeersdeelnemers en dat zijn gedrag als zeer onvoorzichtig en onoplettend werd gekwalificeerd. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-275280-24
vonnis van de meervoudige kamer van 17 juli 2025
in de strafzaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats]
wonende op het [adres] in [plaats] .
Raadsman: mr. P.L.O. van de Waarsenburg, advocaat te Nijmegen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 juli 2025, waarbij de officier van justitie, mr. R.M.A. in ‘t Veld, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als Bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er -kort en feitelijk weergegeven- op neer dat verdachte een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt waardoor een ander (zwaar) lichamelijk letsel heeft opgelopen en subsidiair dat hij zich dusdanig in het verkeer heeft gedragen dat gevaar en/of hinder is veroorzaakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft gepleegd. De gedragingen van verdachte in het verkeer kunnen worden gekenschetst als zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag. Daarbij gaat het in het bijzonder om overschrijding van de snelheidslimiet, het gebruik van een mobiele telefoon en het passeren van een doorgetrokken streep, waarmee de voor verdachte bedoelde rijrichting en rijbaan is verlaten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank verdachte dient vrij te spreken van het primair tenlastegelegde. Het staat onvoldoende vast dat er sprake is van zwaar lichamelijk letsel. De maximumsnelheid is niet (fors) overschreden en de mobiele telefoon is niet gebruikt ten tijde van het verkeersongeval. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank, in dier voege dat alleen het niet volgen van de rijbaan en doorkruisen van een doorgetrokken streep bewezenverklaard kunnen worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in Bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende vastgesteld.
Op 5 november 2023 heeft omstreeks 07.04 uur een verkeersongeluk plaatsgevonden op de A16 ter hoogte van de afrit naar Etten-Leur. Een Volvo V40 is op zijn dak terecht gekomen op het wegdek onder de A16, op de Liesboslaan te Breda. Verdachte was de bestuurder van die auto. Achterin de auto zat een passagier, dhr. [slachtoffer] .
Uit het onderzoek van de politie is gebleken dat de auto over de berm tussen de vangrail van de snelweg en de vangrail van de afrit is gereden, van het aldaar gelegen talud af is gereden en vervolgens, na een botsing met het talud aan de overzijde, op het dak is beland in de tunnelbak onder de A16.
De politie heeft onderzoek ingesteld op de plaats van het ongeval. Uit dat onderzoek is gebleken dat het ten tijde van het ongeluk droog was, het wegdek was nat/vochtig en de wegverlichting was brandend. Het was schemer. Aan de weg werden geen bijzonderheden vastgesteld die van invloed zijn geweest op de toedracht, de oorzaak of gevolgen van het verkeersongeluk. De vraag die voorligt is hoe dit ongeval heeft kunnen plaatsvinden.
Snelheid
Verdachte kan zich niets meer herinneren van de oorzaak en toedracht van het ongeval en het is niet gelukt [slachtoffer] te horen. De politie heeft derhalve onderzoek gedaan naar de gereden snelheid en het gebruik van de telefoon.
De rechtbank stelt vast dat het ongeval plaatsvond omstreeks 07:04 uur, gelet op de verloren verbinding tussen de mobiele telefoon van verdachte en de auto om 07:04:44 uur. De eerste melding van het ongeval bij de politiemeldkamer was om 07:06 uur.
Uit het onderzoek van de politie komt naar voren dat de maximumsnelheid ter plaatse 100 kilometer per uur bedroeg. Aan de hand van GPS-posities die door de mobiele telefoon van verdachte zijn opgeslagen, afgezet tegen de tijdstippen van die GPS-posities, kon worden vastgesteld dat tussen 07:02:15 uur en 07:02:23 uur ongeveer 144 kilometer per uur werd gereden. Even daarna, tussen 07:04:22 uur en 07:04:32 uur werd een snelheid van ongeveer 145 kilometer per uur vastgesteld. Daarnaast heeft [getuige] verklaard dat hij op de Al6 door de Volvo ingehaald werd. Hij schatte de snelheid van het voertuig op ongeveer 130 kilometer per uur. [getuige] zag dat de Volvo na het inhalen van rijstrook 1 naar rijstrook 3 verplaatste en vervolgens over de middenberm/vangrail vloog.
Kort voor het verkeersongeval reed verdachte dus sneller dan de toegestane maximum snelheid.
Telefoongebruik
Er is tevens onderzoek gedaan naar het gebruik van de telefoon door verdachte. In de logbestanden van de telefoon werd een aantal gebruikersinteracties opgeslagen:
Datum en tijd:
Soort gebruikersinteractie:
2023-11-05 07:02:15.87
Toestel-oriëntatie veranderd naar portrait
2023-11-05 07:02:15.99
Aanraking van het scherm
2023-11-05 07:02:17.16
Aanraking van het scherm
2023-11-05 07:02:18.88
Aanraking van het scherm
2023-11-05 07:02:19.74
Aanraking van het scherm
2023-11-05 07:02:23.12
Toestel-oriëntatie veranderd naar faceUp
Voorts werd in de logbestanden gezien dat in de periode 07:02:17 uur tot 07:02:19 uur achtereenvolgens de app Apple Maps werd gesloten, de app Spotify werd geopend, Spotify werd gesloten en Apple Maps weer werd geopend. Om 07:02:20 uur werd een screenshot gemaakt van Spotify. Om 07:03:51 uur werd de app Apple Maps opnieuw gesloten en de app Flitsmeister werd geopend. Gelijktijdig werd een screenshot van Apple Maps opgeslagen. Tot slot werd om 07:04:44:42 uur de verbinding van de telefoon met ‘My V40’ (
de rechtbank begrijpt: de auto), verloren.
De rechtbank kan niet vaststellen of de verdachte de telefoon ten tijde van het ongeval of kort daarvoor vasthield. Wel stelt de rechtbank vast dat verdachte in de minuten voor het ongeval (vanaf 07:02:15 uur tot en met 07:03:51 uur) meermalen zijn telefoon heeft aangeraakt en heeft gebruikt. Naar het oordeel van de rechtbank kan hiermee worden bewezen dat verdachte in de twee minuten voorafgaand aan het ongeluk één of meer handelingen heeft verricht aan zijn mobiele telefoon en daarbij zijn aandacht dus niet voortdurend op het verkeer en de weg heeft gehouden.
De rechtbank concludeert derhalve dat verdachte harder reed dan de toegestane maximum snelheid, afgeleid was door het gebruik van zijn mobiele telefoon, zijn aandacht niet voortdurend op het verkeer en de weg heeft gehouden en daarbij de doorgetrokken streep heeft overschreden.
Gevolgen
Ten gevolge van het verkeersongeval hebben zowel verdachte als zijn passagier lichamelijk letsel opgelopen.
Het letsel van [slachtoffer] dient naar het oordeel van de rechtbank aangemerkt te worden als zwaar lichamelijk letsel in de zin van de wet. Uit de verklaring van verdachte tegen de politie, alsmede zijn verklaring ter zitting, blijkt dat [slachtoffer] ernstig rugletsel en hersenletsel heeft opgelopen naar aanleiding van het ongeluk. Hij is met de traumahelikopter naar het ziekenhuis vervoerd, heeft langere tijd op de intensive care afdeling in het ziekenhuis verbleven en heeft in totaal ongeveer een maand in het ziekenhuis gelegen. Verdachte kon ter terechtzitting ook details geven over de behandeling die [slachtoffer] heeft ondergaan, alsmede het lange revalidatietraject.
Schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994
Verdachte wordt primair verweten dat hij heeft gehandeld in strijd met artikel 6 WVW. Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van dit artikel is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Het komt hierbij aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin. Het rijgedrag van verdachte moet worden afgezet tegen dat wat van de gemiddelde verkeersdeelnemer mag worden verwacht, waarbij in ieder geval sprake moet zijn van aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend handelen door verdachte. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
Schuld in de zin van roekeloosheid is de zwaarste aan opzet grenzende schuldvorm. Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat in dit geval geen sprake is van roekeloosheid, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
De rechtbank stelt, gelet op de vastgestelde feiten en omstandigheden, vast dat verdachte meerdere verkeersregels heeft overtreden. Verdachte heeft, rijdend op de snelweg en met een te hoge snelheid, een auto ingehaald. Hij heeft daarbij meermalen zijn aandacht gericht op zijn telefoon en daarop geklikt en/of getikt, in plaats van op de weg en overige verkeersdeelnemers te letten. Daardoor is hij van de weg geraakt en is zijn auto via de groenstrook naast de weg uiteindelijk op het dak beland op de weg gelegen onder de snelweg waarop hij eerder reed. Door op deze wijze meerdere verkeersregels te overtreden, heeft verdachte zich dermate onvoorzichtig en onoplettend gedragen dat het verkeersongeval aan zijn schuld te wijten is, zoals bedoeld in artikel 6 WVW 1994.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat verdachte schuld heeft gehad aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW 1994. Gelet op het geheel van de gedragingen van verdachte en de aard en de ernst daarvan, en de overige omstandigheden van het geval – zoals hiervoor overwogen – beschouwt de rechtbank het verkeersgedrag van verdachte als zeer onvoorzichtig en onoplettend.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 5 november 2023 te Breda als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de A16 zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en/of onoplettend, te rijden met een hogere snelheid dan de aldaar voor personenauto’s toegestane maximum snelheid van 100 kilometer per uur, en/of dat hij in staat was zijn motorrijtuig onder controle te houden, en/of tijdens het rijden handelingen te verrichten aan zijn mobiele telefoon, en/of daarbij zijn aandacht niet voortdurend op het verkeer en/of de weg vóór zich te houden, en/of niet de rijbaan van voornoemde weg te volgen, en/of een doorgetrokken streep te overschrijden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten rugletsel en/of hersenletsel werd toegebracht.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 160 uur, subsidiair 80 dagen hechtenis. Daarnaast is in de strafeis opgenomen een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar, met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, om te volstaan met een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen en geen taakstraf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft op 5 november 2023 in Breda als bestuurder van een personenauto een ernstig verkeersongeluk veroorzaakt. Verdachte heeft de maximumsnelheid op de snelweg overschreden en is, afgeleid door het gebruik van zijn mobiele telefoon, van de voor hem bestemde rijbaan afgeweken. Het voertuig heeft de doorgetrokken streep gepasseerd en is vervolgens in de berm tussen de snelweg en de afrit beland. De auto is van het daarachter gelegen talud afgereden en is vervolgens ondersteboven tot stilstand gekomen op het daaronder gelegen wegdek. Als gevolg van het ongeval hebben verdachte en zijn passagier letsel opgelopen, in het geval van zijn passagier aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. Verdachte is verantwoordelijk voor het veroorzaken van dit letsel. Hij had het ongeluk kunnen voorkomen door zich aan de verkeersregels te houden en zijn aandacht op de weg te houden. Door op deze wijze aan het verkeer deel te nemen heeft verdachte zich onverschillig getoond tegenover de veiligheid van verkeersdeelnemers in het algemeen, zijn passagier en zichzelf. De rechtbank tilt zwaar aan het feit dat de op één na hoogste gradatie van schuld van toepassing is namelijk: zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag.
De rechtbank heeft acht geslagen op straffen die plegen te worden opgelegd in vergelijkbare zaken en de rechterlijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Het uitgangspunt bij ernstige schuld, waarbij sprake is van zwaar lichamelijk letsel voor een slachtoffer, is een taakstraf van 160 uur en ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar. Er wordt in overweging genomen dat verdachte ten tijde van het verkeersongeluk een beginnend bestuurder was. De rechtbank houdt er verder rekening mee dat verdachte spijt heeft betuigd. Hij komt hierin oprecht en authentiek op de rechtbank over. Hij heeft interesse en belangstelling getoond in het revalidatietraject van de passagier. Bovendien is naar aanleiding van dit verkeersongeval een letselschadezaak tegen verdachte aanhangig gemaakt. Verdachte verkeert nog in het ongewisse over de uitkomst daarvan.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke misdrijven met justitie in aanraking is gekomen en -in zoverre- als first offender moet worden beschouwd. Het betreft een feit van enige tijd geleden en in de tussentijd heeft verdachte een baan in loondienst als (vrachtwagen)chauffeur verworven, nadat hij zijn eigen transportbedrijf niet heeft kunnen voortzetten als gevolg van het ongeluk. Bij de bepaling van de straf vindt de rechtbank enerzijds van belang dat verdachte wordt gestraft opdat hij zulk verkeersgedrag voortaan achterwege laat. Anderzijds vindt zij het ook belangrijk dat verdachte de nog vast te stellen schadevergoeding aan [slachtoffer] kan betalen. Aangezien verdachte zijn geld verdient in de transportsector, zal de rechtbank om die reden geen onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen. Wel legt zij deze ontzegging, als stok achter de deur, in voorwaardelijke vorm op. Tenslotte betrekt de rechtbank het reclasseringsadvies, van 25 juni 2025, dat omtrent verdachte is opgemaakt. Omdat verdachte op alle leefgebieden stabiel functioneert en in staat is tot het nemen van verantwoordelijkheid, ziet de reclassering geen noodzaak tot een interventie vanuit een hulpverleningstraject.
Alles afwegende zal de rechtbank verdachte veroordelen conform de eis van de officier van justitie. Dit betekent een onvoorwaardelijke taakstraf van 160 uur, subsidiair 80 dagen hechtenis. Daarnaast wordt een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen opgelegd, voor de duur van één jaar, met een proeftijd van twee jaar.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het primair bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994;

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 160 (honderdzestig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
80 (tachtig) dagen;
Bijkomende straf
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
1 jaar voorwaardelijk,
met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Verhoeven, voorzitter, mr. C.H.M. Pastoors en mr. P.A.M. Wijffels, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P.A.C. Admiraal, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 juli 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.