ECLI:NL:RBZWB:2025:4634

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
02-335981-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing met levensgevaar en schade aan goederen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 juli 2025 uitspraak gedaan tegen een verdachte die op 8 augustus 2024 een ontploffing in zijn woning heeft veroorzaakt. De verdachte, geboren in 1958 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden, werd beschuldigd van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, wat leidde tot gevaar voor goederen en levensgevaar voor omwonenden. Tijdens de zitting op 3 juli 2025 werden de standpunten van de officier van justitie, mr. E.M.L. Warmoeskerken, en de verdediging besproken. De officier van justitie stelde dat er wettig en overtuigend bewijs was voor de opzet van de verdachte, terwijl de verdediging aanvoerde dat er geen bewijs was voor opzet en dat het mogelijk om een ongeval ging.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk de gaskraan had opengedraaid, de gasslang had losgekoppeld en brand had gesticht, wat leidde tot de explosie. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verantwoordelijk was voor de ontploffing, die aanzienlijke schade aan zijn woning en gevaar voor de omwonenden veroorzaakte. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een nagenoeg blanco strafblad en psychische aandoeningen, en legde een gevangenisstraf van twee jaar op, naast een terbeschikkingstelling (TBS) met verpleging van overheidswege. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact op de samenleving, en oordeelde dat de verdachte een gevaar voor anderen vormde.

De beslissing is gebaseerd op de artikelen 37a, 37b en 157 van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank sprak de verdachte vrij van andere tenlasteleggingen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-335981-24
vonnis van de meervoudige kamer van 17 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1958 te [geboorteplaats]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden (PPC)
raadsvrouw mr. M.C. Kersemaekers-Schraven, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 juli 2025, waarbij de officier van justitie, mr. E.M.L. Warmoeskerken, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht in zijn woning, terwijl daardoor gevaar voor goederen en levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk een ontploffing in zijn woning teweeg heeft gebracht, waarbij zij uitgaat van voorwaardelijk opzet.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen, omdat op basis van het procesdossier niet kan worden vastgesteld hoe het gas is ontstoken en de explosie is ontstaan. Als al zou kunnen worden geconcludeerd dat verdachte de explosie heeft veroorzaakt, ontbreekt daarvoor het vereiste opzet. Niet kan worden uitgesloten dat hier sprake is geweest van een ongeval. De verdediging verzoekt daarom verdachte vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de opgenomen bewijsmiddelen vast komen te staan dat op 8 augustus 2024 een ontploffing in de portiekflat van verdachte gelegen aan het [adres] te [plaats 1] heeft plaatsgevonden, waardoor een enorme ravage is ontstaan. De complete voorgevel van de woning was weggeblazen. Binnen lag de muur van de keuken naar de woonkamer omver.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte verantwoordelijk kan worden gehouden voor de totstandkoming van die ontploffing. Zij heeft daarvoor acht geslagen op de volgende feiten en omstandigheden.
Uit het forensisch onderzoek komt naar voren dat de gaskraan in de woning van verdachte open stond. De gasslang van het fornuis was los gekoppeld/gedraaid en lag op de aanrecht. Uit de slang stroomde het gas vrijelijk de woning in. Alle vier de gaspitten waren open gedraaid. Op de vloer in de keuken en in de woonkamer werden twee werkende aanstekers aangetroffen. De magnetron die naast het gasfornuis stond vertoonde flinke brandschade aan de linkerzijde en voorzijde. Deze brandschade was passend bij brandend gas uit de gasslang, die dichtbij de magnetron had gelegen.
Volgens de opsporingsambtenaren was er sprake van een explosieve hitteopbouw met kortstondig vuur, gezien de hitteaftekening op de geverfde kozijnen, de gesmolten delen in het interieur en de versmolten kledingstukken in de hal. Het is bovendien een feit van algemene bekendheid dat gasophoping onder omstandigheden tot een ontploffing kan leiden. In deze zaak is onduidelijk gebleven hoe het gas uiteindelijk is ontstoken en hoe de explosie die daarop volgde, is ontstaan. Evenwel zijn er aanwijzingen die erop duiden dat dit alles is veroorzaakt door menselijk handelen en dat er geen sprake is van een ongeluk. Zo kan het loskoppelen van de gasslang en het opendraaien van de gaspitten alleen door menselijk handelen zijn gebeurd. Daarnaast wijzen de opsporingsambtenaren in dit verband op een losstaande, afzonderlijke brandhaard bij een keukenkast. Zij vermelden dat rondom deze keukenkast geen voorwerpen aanwezig waren die deze brandhaard kunnen verklaren. De enige mogelijkheid voor het ontstaan van deze brandhaard is volgens hen dat een persoon door het bijbrengen van open vuur – zoals met behulp van een aansteker ‒ de keukenkast opzettelijk in brand heeft gestoken.
Buurtbewoners ‒ tevens voormalige brandweermannen ‒ [getuige 1] en [getuige 2] zijn na de ontploffing samen de woning van verdachte binnengegaan. De toegangsdeur hebben zij moeten forceren, want die zat op slot. De getuigen spreken allebei van diverse brandhaarden in het pand. Zo ook bij de magnetron, die direct naast de losgedraaide gasslang stond.
[getuige 2] hoorde bij het gasfornuis iets sissen, rook een sterke gaslucht en zag de gasslang waar gas uitkwam los op het aanrecht liggen en voelde die blazen. Verder hebben zij beiden verklaard dat zij verdachte op korte afstand voor het keukenblok op een stoel zagen zitten met zijn gezicht in de richting van het keukenblok. Op een foto is te zien dat de bedoelde stoel was gedraaid in de richting van het keukenblok voor het fornuis, met de zijkant naar de tafel. De twee getuigen hebben aangegeven dat verdachte apathisch voor zich uitstaarde. Hij was niet aanspreekbaar en zei niets. De omstandigheid dat verdachte ernstige brandwonden heeft opgelopen, zoals op zijn gezicht en zijn bovenlichaam, sluit aan bij die verklaringen van de getuigen.
Uit het dossier is niet gebleken dat naast verdachte andere personen in de woning aanwezig waren. Verdachte woonde daar ook alleen.
Gelet op de bewijsmiddelen en de daaruit aangehaalde specifieke feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank geen enkel ander en logisch scenario denkbaar dan dat verdachte degene is geweest die de ontploffing heeft teweeggebracht. Hij heeft (onder meer) de gaskraan opengezet, de gasslang van het fornuis losgekoppeld en de gaspitten opengedraaid, zodat een explosief mengsel van gas en zuurstof is ontstaan. Vervolgens heeft hij enkele branden gesticht, onder meer in de directe nabijheid van de openstaande gasslang en is op de stoel tegenover het keukenblok gaan zitten. De explosie is uiteindelijk veroorzaakt doordat het gas in contact is gekomen met een vonk of open vuur, gezien de verschillende aangetroffen brandhaarden. Verdachte heeft willens en wetens, met vol opzet gehandeld. In dit kader heeft de rechtbank meegewogen de opmerkelijke combinatie van omstandigheden dat verdachte voor het keukenblok zat toen de getuigen binnen kwamen en dat de deur op slot was. Daarbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat verdachte in de dagen ervoor aan zijn [vriendin] had laten weten dat hij met zijn scooter op een auto zou rijden en dat het dan gebeurd zou zijn met hem. Daags voor de ontploffing is hij ook rijdend op een scooter aangetroffen door de politie terwijl hij op een rotonde tegen het verkeer inreed. De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat verdachte mogelijk een einde aan zijn leven wilde maken en om die reden de gasleiding heeft losgekoppeld en brand heeft gesticht.
Het gevaar voor goederen, waaronder verdachtes eigen woning en de naast en onder gelegen woningen, als ook concreet levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners van die aangrenzende woningen in het flatgebouw zijn ten tijde van het teweegbrengen van de ontploffing naar algemene ervaringsregels voorzienbaar geweest. De bewoner van [huisnummer] (schuin onder de woning van verdachte) was ten tijde van de ontploffing ook thuis en is op verzoek van de politie daarna geëvacueerd.
Anders dan de verdediging, acht de rechtbank daarom het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen,
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 8 augustus 2024 te [plaats 2] , gemeente Bergen op Zoom, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door de gasslang van de gaskraan los te koppelen en de gaskraan open te laten staan waardoor de Lower Explosion Limit waarde werd bereikt en er explosief mengsel van gas en zuurstof is ontstaan die is ontstoken, terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten een woning aan het [adres] en de andere belendende woningen en
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten de personen aanwezig in die belendende woningen te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen TBS met verpleging van overheidswege (ongemaximeerd) en een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek van het voorarrest. Zij gaat daarbij uit van een verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de voorlopige hechtenis. Zij verzoekt daarnaast een TBS met voorwaarden te bevelen in plaats van een TBS met verpleging van overheidswege. Verder wordt gevraagd in strafverminderende zin in acht te nemen dat verdachte zelf zwaargewond is geraakt bij de explosie en hij een blanco strafblad heeft.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing in zijn woning, welke woning deel uit maakt van een portiekflat.
De drukgolf die door de ontploffing ontstond heeft muren, ramen en kozijnen van zijn woning naar buiten gedrukt. De woning is totaal verwoest. De woningcoöperatie, de verhuurder van het pand, ziet zich ongetwijfeld geconfronteerd met velerlei praktische, juridische en financiële gevolgen door deze gebeurtenis.
Verdachte heeft voorts een zeer gevaarlijke situatie gecreëerd voor de andere woningen in het wooncomplex en voor de bewoners daarvan, zo blijkt ook uit de verwondingen die verdachte zelf heeft opgelopen. Dat de schade nog enigszins beperkt is gebleven is niet aan verdachte te danken. Mogelijk heeft het kordate optreden van twee buurtbewoners uit een omliggende straat ‒ zijnde twee voormalige brandweerlieden ‒ hieraan bijgedragen. Zij waren snel ter plaatse en hebben met een eigen brandblusser meerdere brandhaarden geblust en de gaskraan weer dichtgedraaid. Slechts één van de bewoners van het complex was op het moment van de explosie thuis en zij heeft gelukkig geen letsel opgelopen. Zij heeft wel ongemak ervaren, omdat zij enige tijd haar woning niet in mocht.
Dergelijke strafbare feiten raken niet alleen de direct betrokkenen, maar leiden eveneens tot gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft kennelijk niet of onvoldoende stil gestaan bij de gevaarzetting, bij de eventuele consequenties van zijn handelen voor anderen.
De rechtbank kan slechts gissen naar wat verdachte tot het bewezenverklaarde feit heeft gebracht. Verdachte heeft immers geen openheid van zaken gegeven. Hij ontkent of zegt het allemaal niet te weten. Daarmee heeft hij zijn verantwoordelijkheid niet genomen. De rechtbank neemt dat verdachte kwalijk.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat verdachte een nagenoeg blanco strafblad heeft.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de rapportages die over verdachte zijn uitgebracht, met name op de triplerapportage van 1 en 2 april 2025, opgemaakt door psychiater [naam 1] , psycholoog [naam 2] en forensisch milieu-onderzoeker
[naam 3] . De psychiater en psycholoog hebben hun bevindingen en conclusie(s) ter zitting mondeling toegelicht.
Zowel de psychiater als de psycholoog bevestigen de diagnose die al eerder in 2021 is gesteld, dat bij verdachte sprake is van chorea en van een frontaal syndroom (met gedragsstoornissen), welk syndroom wordt geclassificeerd als een beperkte neurocognitieve stoornis door een onbekende etiologie/oorzaak. Zij geven tevens aan dat een cognitieve achteruitgang ten opzichte van enkele jaren geleden aan de orde is. Het frontaal syndroom beïnvloedt het gedrag, zoals op het gebied van emoties, impulscontrole en conflictoplossend vermogen. Deze stoornis was volgens hen beiden aanwezig ten tijde van het bewezenverklaarde. Overigens blijkt uit de beide rapportages niet dat verdachte volledig stuurloos functioneert, dat hij geen bewuste keuzes meer zou kunnen maken en de reikwijdte van zijn handelen totaal niet meer kan inschatten. De psycholoog is voorts van mening dat een lichte stoornis in het gebruik van alcohol eveneens aanwezig is.
Vanwege het volledig ontbreken van een delictanalyse is het voor de psychiater niet mogelijk gebleken om een risicotaxatie op te stellen. Zij onthoudt zich daarom van advies.
De psycholoog heeft daarentegen aangegeven dat zij ondanks het ontbreken van een delictscenario een risicotaxatie heeft kunnen uitvoeren en een advies kan geven. Zij zegt zich vooral te baseren op de combinatie van verdachtes stoornissen en kan zich niet voorstellen dat de stoornissen niet van invloed zijn geweest op het handelen van verdachte. Zij heeft verdachte vele uren kunnen observeren en heeft neuropsychologische taken met hem gedaan. In haar visie kan worden gesteld dat de neurocognitieve stoornis met de daaraan gerelateerde gedragsstoornissen de wils- en keuzevrijheid van verdachte in het dagelijks leven hebben ingeperkt. Zij heeft tevens het frequente alcoholgebruik van verdachte in aanmerking genomen. Vooral in een stressvolle situatie ‒ die zich waarschijnlijk ook kort voor het plegen van het delict heeft voorgedaan – mist verdachte een stuk besef, overzicht en kritisch/realistisch oordelend vermogen naast zicht op een juiste probleemaanpak. De psycholoog komt tot de conclusie dat het bewezenverklaarde feit minstens in verminderde mate aan verdachte is toe te rekenen. Zij adviseert diverse interventies in het kader van een terbeschikkingstelling (TBS) met verpleging van overheidswege op te leggen, gezien de ernst van de aanwezige neurocognitieve pathologie, het matig tot hoog ingeschatte recidiverisico zonder zorgaanbod, het gebrek aan ziektebesef of -inzicht bij verdachte, de uitlatingen die verdachte tijdens de gesprekken met haar heeft gedaan en zijn onbereidheid om vrijwillig aan behandeling of begeleiding mee te werken.
De reclasseringsinstelling Fivoor sluit zich in haar rapport van 10 juni 2025 aan bij het advies van de psycholoog.
Maatregel en straf
De rechtbank neemt de bevindingen van beide voormelde gedragsdeskundigen met betrekking tot de gedragsstoornissen over, evenals de conclusie van de psycholoog dat het bewezenverklaarde feit verminderd aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank houdt daarmee in het voordeel van verdachte rekening bij de strafoplegging.
De rechtbank acht van belang dat verdachte intensief wordt behandeld. Met name gelet op de ernst en lange duur van de stoornissen van verdachte, het progressieve karakter daarvan en het gevaar dat hij voor anderen oplevert, acht de rechtbank de maatregel van TBS met verpleging van overheidswege noodzakelijk. Uit de bevindingen van de psycholoog is niet gebleken dat het recidiverisico via een andere weg kan worden afgewend en op deze manier is er een stevig kader voorhanden waarin langdurige behandeling van verdachte kan plaatsvinden.
De rechtbank heeft ook in aanmerking genomen dat wordt voldaan aan de eisen die de wet stelt aan oplegging van TBS. Het feit waarvoor verdachte wordt veroordeeld is door de wetgever aangemerkt als een feit waarvoor de maatregel van TBS mogelijk is. Bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, op het gepleegde misdrijf is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld en de veiligheid van anderen eist de oplegging van de maatregel. De rechtbank zal daarom aan verdachte de maatregel van TBS met bevel tot verpleging van overheidswege opleggen.
De rechtbank overweegt voorts dat de TBS zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
De rechtbank is van oordeel dat naast de genoemde maatregel een straf dient te volgen. Gezien de ernst van het feit kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Rekening houdend met straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek van de tijd die hij al in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 37a, 37b en 157 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luiden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van twee jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- gelast de
terbeschikkingstellingvan verdachte,
met verplegingvan overheidswege.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. Wijffels, voorzitter, mr. C.H.M. Pastoors en
mr. K. Verhoeven, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.A.C.M. Roebroeks, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 juli 2025.
Mr. Wijffels en mr. Verhoeven zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.