ECLI:NL:RBZWB:2025:4659

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
24/6721
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering wijzigingsvergunning voor het bouwen van een loods in de zone voor landschappelijke inpassing

Op 18 juli 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen [eiseres] B.V. en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilvarenbeek. De zaak betreft de weigering van het college om een wijzigingsvergunning te verlenen voor het bouwen van een loods op een locatie die in strijd is met het bestemmingsplan. Eiseres had een aanvraag ingediend voor het legaliseren van een loods die niet geheel conform de eerder verleende omgevingsvergunning was gebouwd. De rechtbank oordeelde dat het college de zienswijze van eiseres ten onrechte niet had meegenomen in de besluitvorming, waardoor de motivering van de afwijzing onvoldoende was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, maar oordeelde dat het college de gebreken in de besluitvorming had hersteld met een aanvullend besluit. Hierdoor werd het beroep ongegrond verklaard, maar het college werd wel veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming door het college en de noodzaak om zienswijzen van betrokken partijen in de besluitvorming te betrekken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/6721

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [plaats 1] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.J.J. de Rooij),
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilvarenbeek.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres. Het college heeft geweigerd een wijzigingsvergunning te verlenen om een loods op het adres [plaats 2] , die in afwijking van de eerder verleende bouwvergunning 1,5 tot 2 meter buiten het bouwblok is geplaatst, alsnog te legaliseren.. Eiseres is het niet eens met deze weigering. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het college de zienswijze van eiseres ten onrechte niet heeft meegenomen in het besluit waartegen het beroep aanvankelijk was gericht en dat de motivering van dat besluit daarom onvoldoende was. Eiseres krijgt dus gelijk en het beroep is dus gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in deze zaak. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 3. Daarbij gaat de rechtbank in op de vraag of het college de vergunning in redelijkheid had mogen weigeren. Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. Vanwege een wijziging in de bedrijfsvoering en om meer afstand te creëren tot recreatiegebied Stille Wille is het bouwvlak van eiseres bij het bestemmingsplan “ [plaats 2] ” gewijzigd door een deel van het bouwvlak aan de oostzijde te laten vervallen en het vervallen oppervlakte aan de noord- en zuidzijde weer toe te voegen. In dat plan is ook voorzien in een strook grond die het bouwvlak aan drie zijden omsluit met de functieaanduiding “specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing“ De gemeenteraad heeft dit bestemmingsplan op 11 mei 2022 vastgesteld.
2.1.
Na vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een loods, waarbij is geoordeeld dat dit plan voldoet aan de regels van het nieuwe bestemmingsplan. Daarna is gebleken dat deze loods niet geheel conform de verleende omgevingsvergunning maar anderhalf tot twee meter oostelijker is geplaatst. Een deel van de loods is gebouwd in de bestemming ‘agrarisch’ met functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing’ en daarmee in strijd met de voorschriften van het bestemmingplan.
2.2.
Eiseres heeft een aanvraag ingediend voor het plaatsen van de loods op deze gewijzigde locatie. Het college heeft de ontwerpbeslissing tot weigering van die vergunning vanaf 9 mei 2024 gedurende zes weken ter inzage gelegd, conform de de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (UOV) als bedoeld in afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit houdt in dat tegen het besluit op de aanvraag direct beroep moet worden ingesteld. [1] Op 27 augustus 2024 is de vergunning geweigerd.
2.3.
Eiseres heeft beroep ingesteld. Eén beroepsgrond is dat het college de door eiseres ingediende zienswijze niet bij de besluitvorming heeft betrokken. Het college heeft dit erkend en op 5 november 2024 een besluit genomen waarin hij de zienswijze wel betrekt. Eiseres heeft aangegeven het ook met die besluit niet eens te zijn, zodat het beroep zich van rechtswege tegen dit besluit richt. [2]
2.4.
De rechtbank heeft het beroep op 3 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [directeur eiseres] als directeur-grootaandeelhouder van eiseres, de gemachtigde van eiseres en [persoon] namens het college.

Beoordeling door de rechtbank

Omvang van het geschil
3. Eiseres heeft een vergunning voor het bouwen van een loods. Zij heeft een gewijzigde vergunning aangevraagd omdat de loods, ten gevolge van een meetfout, anderhalf tot twee meter te ver naar het oosten is gebouwd. In geschil is uitsluitend of het college de vergunning voor de loods mocht weigeren omdat deze voor een deel in de zone met de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing’ is gesitueerd.
3.1.
Het beroep is mede ingediend namens [directeur eiseres] , de directeur-grootaandeelhouder van eiseres. Ter zitting is het beroep ingetrokken voor zover het is ingediend namens [directeur eiseres] .
Wettelijk kader
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Als een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo). De aanvraag om een omgevingsvergunning in deze zaak is ingediend vóór 1 januari 2024. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inhoudelijke beoordeling
Het bestemmingsplan
5. Op de gronden waarop de loods staat geldt, voor zover hier van belang, het bestemmingsplan ‘ [plaats 2] ’. De gronden hebben de bestemming ‘Agrarisch’. Wat in deze zaak vooral van belang is, is dat een gedeelte van de loods op gronden met de functieaanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing’ en daarmee buiten het bouwvlak is gebouwd. Buiten het bouwvlak mag volgens het bestemmingsplan geen loods gebouwd worden. Partijen geven niet aan dat er strijd is met de dubbelbestemming ‘Waarde- Archeologie 2’.
Toetsingskader omgevingsvergunning
6. Het college heeft, voor zover hier van belang, een omgevingsvergunning geweigerd voor de activiteiten ‘bouwen’ en ‘het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan’. [3]
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) kent in artikel 2.10 een verplicht toetsingskader voor de activiteit ‘bouwen’. Kort gezegd betekent dit dat het college moet toetsen of het bouwplan voldoet aan het bouwbesluit, de bouwverordening, het bestemmingsplan en de redelijke eisen van welstand. Indien er geen sprake is van strijd met één van deze weigeringsgronden moet het college de vergunning verlenen. Indien er zich één van deze weigeringsgronden voordoet, is het college in beginsel verplicht de omgevingsvergunning voor het bouwen te weigeren.
6.1.
Als er sprake is van strijd met het bestemmingsplan, is het college verplicht te onderzoeken of er alsnog een vergunning kan worden verleend. [4] Het college heeft dat onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat hij geen vergunning wil verlenen in afwijking van het bestemmingsplan. Het college is in dit geval van mening dat de gevraagde vergunning in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Hij heeft hierin een ruime beleidsvrijheid zodat de rechtbank dat oordeel terughoudend moet toetsen. De rechtbank zal hieronder beoordelen of het college de vergunning op goede gronden heeft geweigerd.
Het betrekken van zienswijzen bij de besluitvorming
7. Eiseres klaagt erover dat het college ten onrechte haar zienswijze niet heeft meegenomen in de besluitvorming.
7.1.
Het college erkent dat er iets fout is gegaan bij de verwerking van de zienswijze, waardoor die niet bij het bestreden besluit is betrokken. In het wijzigingsbesluit van 5 november 2024 heeft het college de zienswijze alsnog betrokken en daarop gereageerd waardoor dit gebrek is hersteld.
7.2.
Deze beroepsgrond slaagt. Het college had de zienswijze mee moeten nemen in de het besluiten daarop moeten reageren. Nu dat in het herstelbesluit van 5 november 2024 alsnog is gedaan, zal de rechtbank dat besluit beoordelen.
Past de aanvraag in een goede ruimtelijke ordening?
Binnenplanse afwijkingsmogelijkheden
8. Eiseres bestrijdt dat de landschappelijke inpassing wordt aangetast. Er verandert niets aan het uitzicht voor Stille Wille. De grondwal behorend bij de landschappelijke inpassing is feitelijk 9,48 meter breed in plaats van de voorgeschreven 5 meter. Achter de loods is de wal nog steeds 6 meter breed. Hierdoor is veel meer groenstrook gerealiseerd dan is voorgeschreven. Het college had toepassing moeten geven aan de afwijkingsbevoegdheid van artikel 3.3.1 of 3.5.6 van het bestemmingsplan.
8.1.
Het college geeft aan dat het plan tegen de belangen van de bewoners van Stille Wille ingaat. De bebouwing komt dichterbij en het zicht van de bewoners wordt niet minder door deze wijziging. Dit is ook in strijd met het recent vastgestelde bestemmingsplan en de omgevingsdialoog die daarbij hoort. Het college ziet de voorgestelde wijziging niet als een gelijkwaardige landschappelijk inpassing omdat het geen gebouwen afschermt, zodat het college geen medewerking wil verlenen aan de afwijkingsbevoegdheid van artikel 3.5.6 van het bestemmingsplan. Er wordt ook niet voldaan aan de eis van artikel 3.3.1 van het bestemmingsplan dat door middel van een AAB-advies is aangetoond dat er een noodzaak is voor een doelmatige bedrijfsvoering danwel ontwikkeling.
8.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Voorop staat dat het hier om afwijkingsbepalingen gaat die het college de bevoegdheid geven om af te wijken, maar daartoe niet verplichten. De rechtbank moet dus beoordelen of het college op goede gronden heeft kunnen besluiten geen toepassing te geven aan deze afwijkingsbevoegdheid. De rechtbank stelt ten eerste vast dat niet is voldaan aan de eisen van de afwijkingsbevoegdheid van artikel 3.3.1. Het betreft hier cumulatieve eisen. Ter zitting is vastgesteld dat niet is voldaan aan de voorwaarde dat er een noodzaak is voor een doelmatige bedrijfsvoering. Als wel aan de andere voorwaarden van dit artikel is voldaan, kan het college deze afwijkingsbevoegdheid niet inzetten. Bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid van artikel 3.5.6 van het bestemmingsplan is het in eerste instantie aan het college om aan te geven of hij van mening is dat er sprake is van een gelijkwaardige landschappelijke inpassing. Het college mocht daarbij overwegen in hoeverre bebouwing wordt afgeschermd en of het bouwvlak niet dusdanig vergroot wordt dat het niet meer in het beleid past.
De buitenplanse afwijkingsbevoegdheid
9. Eiseres meent dat er geen goede reden is waarom het college geen gebruik heeft gemaakt van de buitenplanse afwijkingsbevoegdheid. De afwijking van het bestemmingsplan is volgens eiseres zeer beperkt en er is al voorzien in een ruimere landschappelijke inpassing dan voorzien in het bij het bestemmingsplan behorende landschappelijke inpassingsplan. Het college lijkt volgens eiseres ermee te volstaan te overwegen dat het bestemmingsplan recent is vastgesteld en dat dat een reden is om er niet van af te wijken.
9.1.
De rechtbank stelt vast dat het college in het besluit van 27 augustus 2024 niet expliciet is ingegaan op op de buitenplanse afwijkingsbevoegdheid, anders dan met de overweging dat het college geen goede reden ziet om zo kort na de vaststelling van het bestemmingsplan af te wijken. In zoverre is het beroep daarom gegrond. In het wijzigingsbesluit van 5 november 2024 heeft het college echter ook op dit punt de motivering aangevuld. De rechtbank zal beoordelen of het college, in redelijkheid mocht weigeren de buitenplanse afwijkingsprocedure toe te passen.
9.2.
Het college geeft aan dat een agrarisch bedrijf op grond van artikel 3.58 van de Interim Omgevingsverordening (Iov) maximaal 1,5 hectare groot mag zijn. Door nu bebouwing toe te staan buiten het bouwvlak wordt het agrarisch bedrijf juridisch gezien groter. De afwijkingsprocedure biedt immers niet de mogelijkheid om de extra vierkante meters die buiten het bouwvlak worden toegestaan elders weg te bestemmen. Het college wijst er ter zitting ook op dat er geen goede ruimtelijke onderbouwing is overgelegd, anders dan de uitleg dat de loods ten gevolge van een meetfout verkeerd is geplaatst.
9.3.
Zoals ter zitting is erkend door gemachtigde van eiseres, leidt het vergunnen van de gevraagde wijziging ertoe dat de oppervlakte van het bedrijf waarbinnen gebouwen mogen worden opgericht feitelijk wordt vergroot met het aantal vierkante meters van de loods die buiten het bouwvlak zijn gerealiseerd. Het college wijst er terecht op dat daardoor een groter oppervlakte aan bebouwing wordt toegestaan dan op grond van de Iov mogelijk is. Hoewel artikel 3.58 Iov niet direct geldt, moet het college zich wel aan deze instructieregel houden bij het verlenen van een afwijking van het bestemmingsplan. [5] Het college kon daarom besluiten de vergunning niet te verlenen.
Daarbij mocht het college oordelen dat de ruimtelijke onderbouwing onvoldoende is om mee te werken aan een buitenplanse afwijking.
De rechtbank toetst, zoals hiervoor overwogen, een dergelijk oordeel terughoudend en met inachtneming van die toetsingsmaatstaf komt de rechtbank niet tot de conclusie dat het college de vergunning wel had moeten verlenen of de weigering niet op de in het besluit van 5 november opgenomen gronden kon baseren.
Belangenafweging?
10. Eiseres wijst erop dat het afbreken en opnieuw opbouwen van de loods € 350.000,- tot € 400.000,- kost. Het is onredelijk van eiseres te verwachten dat ze zoveel geld kwijt is voor het aanpassen van de zeer geringe afwijking.
Bovendien kwam eiseres in tijdnood doordat de vergunning pas zo laat werd verleend. Er moest snel gebouwd worden om nog voor SDE-subsidie voor zonnepanelen in aanmerking te komen. Op 12 december 2023 heeft een medewerker van de gemeente wel gewezen op de meetfout, maar hij heeft niet gezegd dat de fundering of het spant afgebroken moest worden. Ook heeft hij de bouw niet stilgelegd. Het college heeft dus mede schuld aan de ontstane situatie.
10.1.
Het college wijst erop dat al tijdens de bouw door een toezichthouder aan bestuurder van eiseres is aangegeven dat buiten het bouwvlak en in de landschappelijke inpassing is gebouwd. Het college wijst er ook op dat de grondwal al aanwezig was toen de bouw begon en dat dat een aanwijzing moest zijn dat er in afwijking van de verleende vergunning én buiten het bouwblok werd gebouwd. Bovendien heeft eiseres niet de vereiste melding van de start van de bouwwerkzaamheden gedaan, het peil en het inmeten in het werk niet laten controleren, het grondwerk niet laten keuren en het beton gestort zonder controle van de bewapening. Eiseres is voor eigen rekening en risico gaan bouwen en is ook doorgegaan met de bouw ondanks de wetenschap dat er sprake was van een meetfout.
10.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Het bouwen in afwijking van een vergunning gebeurt voor eigen rekening en risico. Dat eiseres ook heeft doorgebouwd nadat de een toezichthouder erop heeft gewezen dat in afwijking van de vergunning wordt gebouwd is voor eigen risico. Dat het college de bouw niet heeft stilgelegd of onmiddellijk heeft besloten tot handhaving, kan niet leiden tot de conclusie dat het college de vergunning toch moet verlenen.
Dat eiseres, als de loods moet worden aangepast, schade kan leiden als hij de loods zodanig moet aanpassen dat die wel binnen het bouwvlak past, ligt voor de hand maar kan evenmin tot de conclusie leiden dat het college de vergunning toch moet verlenen. Daarbij tekent de rechtbank aan dat zij twijfels heeft bij de overgelegde schadeberekening omdat daarin lijkt te worden uitgegaan van afbraak en wederopbouw van de gehele loods.
10.3.
Het college mocht bij de afweging of hij mee wil werken aan de afwijking van het bestemmingsplan meewegen dat het een recent bestemmingsplan betrof dat in samenspraak met bewoners van het nabijgelegen recreatiepark is opgesteld, waarbij het college goed op de hoogte is gekomen van de belangen van die bewoners.

Conclusie en gevolgen

11. Eiseres heeft terecht beroep aangetekend tegen het besluit van 27 augustus 2024. Dat besluit is echter aangevuld bij het besluit van 5 november 2024 en de gebreken zijn met dat aanvullingsbesluit hersteld. Daarom is er niet langer aanleiding het beroep gegrond te verklaren. Omdat de rechtbank tot het oordeel komt dat het – aangevulde – besluit inhoudelijk geen gebreken meer kent, wordt het beroep ongegrond verklaard. Wel is er aanleiding om te bepalen dat het college aan eiseres het betaalde griffierecht te vergoeden. Tevens is er aanleiding om het college te veroordelen de proceskosten van eiseres te vergoeden.
11.1.
De vergoeding van de proceskosten van eiseres bedraagt € 1.814,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Dat levert twee punten van € 907,- per punt op. Verder zijn er geen kosten gebleken die voor vergoeding in aanmerking kunnen komen.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 371,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. drs. R.J. Wesel, griffier, op 18 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant
Artikel 3.1 Toepassingsbereik
Lid 1
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder bestemmingsplan tevens begrepen:
een wijzigings- of uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, Wet ruimtelijke ordening;
een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.38 Wet ruimtelijke ordening;
een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 3°, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken;
een projectuitvoeringsbesluit als bedoeld in artikel 2.10 Crisis- en herstelwet.
Lid 2
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder toelichting bij een bestemmingsplan tevens begrepen de motivering van het besluit en de ruimtelijke onderbouwing bij een omgevingsvergunning en projectuitvoeringsbesluit als bedoeld in het eerste lid onder c. en d.
Artikel 3.58 Overig-agrarisch bedrijf in Gemengd landelijk gebied
Een bestemmingsplan van toepassing op Gemengd landelijk gebied kan voorzien in uitbreiding van, vestiging van of omschakeling naar een overig-agrarisch bedrijf tot een omvang van ten hoogste 1,5 hectare bouwperceel, als de toelichting een verantwoording bevat dat de ontwikkeling noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering.
Bestemmingsplan [plaats 2]
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1
Bestemmingsomschrijving
De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:
agrarisch bedrijf en agrarisch gebruik, met dien verstande dat uitsluitend een grondgebonden agrarisch bedrijf is toegestaan;
tevens nevenactiviteiten welke ondergeschikt zijn aan het agrarische bedrijf als bedoeld onder a, met dien verstande dat uitsluitend de navolgende nevenactiviteiten zijn toegestaan onder de daarbij genoemde voorwaarden:
1. Ondergeschikte detailhandel:
 uitsluitend detailhandel in streekgebonden producten en agrarisch gerelateerde producten zijn toegestaan;
 de verkoopvloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m2;
 ondergeschikte detailhandel is uitsluitend toegestaan in de bestaande gebouwen.
2. Inpandige statische opslag:
 de vloeroppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.000 m2;
 inpandige statische opslag is uitsluitend toegestaan in de bestaande gebouwen;
 inpandige statische opslag is niet toegestaan in kassen.
tevens agrarische nevenactiviteiten met de daarbij behorende voorzieningen overeenkomstig de navolgende opsomming en aanduidingen op de verbeelding en overeenkomstig de daarbij genoemde vloeroppervlakten van (bedrijfs-)gebouwen:
1. Ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - groepsaccommodatie annex zorgverlening' (sa-gaz) het gebruiken van maximaal 500 m2 van de gebouwen en gronden als groepsaccommodatie annex dagbesteding aan zorgbehoevende personen;
2. Ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bed & breakfast' (sa-bb) het gebruiken van maximaal 150 m2 van de gebouwen en gronden als bed & breakfast;
3. Ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hobbymatig vee' (sa-hv) het gebruiken van maximaal 550 m2 van de bedrijfsgebouwen en gronden voor de huisvesting van maximaal 15 stuks vrouwelijk jongvee en/of 15 stuks zoogkoeien, of maximaal 50 stuks schapen, of een verdeling hiertussen waarbij de maximale ammoniakemissie niet meer bedraagt dan het maximale emissie bij een van deze varianten, uitsluitend ten dienste van de nevenactiviteiten genoemd onder artikel 3.1 lid c sub 1 en 3.1 lid c sub 2;
het gezamenlijk gebruikte vloeroppervlak aan gebouwen van de genoemde nevenactiviteiten onder subleden c.1 en c.2 mag niet meer bedragen dan 650 m2;
ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - opslag mest van derden' (sa-mo) de opslag van mest, zonder enige bewerking, afkomstig van derden in een gesloten mestopslag(voorziening) met een maximale capaciteit van 4.000 m3, met dien verstande dat de mest uitsluitend op de eigen landbouwgronden mag worden aangewend;
ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing' (sa-li) uitsluitend voor landschappelijke inpassing van de bebouwing en voorzieningen binnen de bouwaanduiding 'bouwvlak', overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan zoals bijgevoegd in Bijlage 1 bij deze regels;
ter plaatse van de bouwaanduiding 'bouwvlak' tevens voor erfverhardingen;
ter plaatse van de bouwaanduiding 'bouwvlak' tevens voor duurzame energieopwekking middels zonnepanelen ten behoeve van het verbruik van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijff;
hobbymatig agrarisch gebruik
water en waterhuishoudkundige doeleinden;
extensief recreatief medegebruik en de daarbij behorende voorzieningen;
erfbeplanting en landschappelijke inpassing;
onverharde paden.
3.2
Bouwregels
3.2.1
Algemeen
Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.
3.2.2
Toegestane bouwwerken binnen bouwvlakken
[.]
3.2.3
Toegestane bouwwerken binnen de gehele bestemming
Binnen de gehele bestemming mogen uitsluitend worden gebouwd:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van agrarisch grondgebruik, waarbij voor perceelsafscheidingen geldt dat dit 'open' perceelsafscheidingen moeten zijn;
tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en overige teeltondersteunende voorzieningen;
ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan zoals banken, picknicktafels, informatieborden e.d.
3.2.4
Bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in de subleden 3.2.2 en 3.2.3, gelden de volgende regels: [.]
3.2.5
Maatvoering
[.]
3.3
Afwijken van de bouwregels
3.3.1
Verkleinen afstand tot perceelsgrenzen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sublid 3.2.4, onder a, sub 1 teneinde een kleinere afstand tot de bouwperceelsgrens toe te staan voor het bouwen van gebouwen, mits voldaan wordt aan de volgende bepalingen:
de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of ontwikkeling door middel van een AAB advies is aangetoond;
er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden aangetast.
[.]
3.4
Specifieke gebruiksregels
[.]
3.4.2
Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
Het (doen laten) gebruiken van de als 'Agrarisch' bestemde gronden en bouwwerken is uitsluitend toegestaan, indien de landschappelijke inpassing ter plaatse van de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing', overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels, binnen 12 maanden na het in werking treden van het plan is aangelegd en als zodanig in stand wordt gehouden.
3.5
Afwijken van de gebruiksregels
[.]
3.5.6
Afwijken van het landschappelijk inpassingsplan
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.4.2 ten behoeve van het vaststellen van een ander landschappelijk inpassingsplan dan opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels, mits:
De landschappelijke kwaliteitsverbetering en maatregelen van het landschappelijke inpassingsplan tenminste gelijkwaardig zijn;
Voorzien is in een minimaal gelijkwaardig beschermingsniveau van de (aanwezige) landschapswaarden waarvoor de in het landschappelijke inpassingsplan de opgenomen landschapsmaatregelen zijn bepaald;
Het landschappelijke inpassingsplan is afgestemd op de specifieke landschapswaarden en -kenmerken van het gebied.

Voetnoten

1.Artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder d van de Awb.
2.Artikel 6:19 van de Awb
3.Artikel 2.1, eerste lid onder a en c van de Wabo.
4.Artikel 2.10, tweede lid van de Wabo
5.Artikel 3.1, eerste lid onder c van de Iov.