ECLI:NL:RBZWB:2025:4662

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
11483935 CV EXPL 25-141 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Eijssen-Vruwink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop met achteraf betalen en de toepassing van Titel 2A BW op kredietovereenkomsten

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 juli 2025, staat de consumentenkoop met achteraf betalen centraal. Eiseres, Alektum Capital IV AG, heeft een kredietovereenkomst gesloten met een consument, maar de gedaagde partij is niet verschenen. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis geoordeeld dat de verkoper niet volledig heeft voldaan aan de (pre)contractuele informatieplichten, wat leidt tot een gedeeltelijke vernietiging van de koopovereenkomst en een vermindering van de koopsom met 20%.

De kredietovereenkomst viel onder Titel 2A van Boek 7 BW, en de kantonrechter heeft geoordeeld dat de eiseres onvoldoende heeft aangetoond dat de niet-nakoming van de overeenkomst door de consument geen onderdeel uitmaakt van het verdienmodel van haar rechtsvoorgangster. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiseres niet duidelijk heeft gemaakt dat de bedongen rente en incassokosten geen deel uitmaken van het verdienmodel.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de kredietovereenkomst vernietigd en de gedaagde partij veroordeeld tot terugbetaling van de hoofdsom van € 320,56, evenals de proceskosten van € 371,54. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. Eijssen-Vruwink.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Tilburg
zaak/rolnr.: 11483935 CV EXPL 25-141
vonnis d.d. 16 juli 2025
inzake
de vennootschap naar buitenlands recht Alektum Capital IV AG,
gevestigd en kantoorhoudende te Zug (Zwitserland),
eisende partij,
gemachtigde: Deurwaarderskantoor Van Lith B.V. te Eindhoven,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonadres],
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
het tussenvonnis in deze zaak van 5 februari 2025 met het daarin genoemde processtuk;
de akte van eisende partij van 5 maart 2025 met producties.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis is overwogen dat er een rechtsverhouding bestaat tussen de verkoper en gedaagde partij, de koopovereenkomst, en tussen de rechtsvoorgangster van eisende partij en gedaagde partij, de kredietovereenkomst.
De koopovereenkomst:
2.2.
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis geoordeeld dat door de verkoper niet volledig is voldaan aan de geldende (pre)contractuele informatieplichten, zodat de koopovereenkomst deels wordt vernietigd. Het voorgaande leidt ertoe dat de kantonrechter de koopsom met 20% zal verminderen. [1]
De kredietovereenkomst:
2.3.
Vervolgens heeft de kantonrechter in het tussenvonnis geoordeeld dat op de kredietovereenkomst in beginsel titel 7.2A van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing is, behalve als de kredietovereenkomst onder één van de uitzonderingen valt van artikel 7:58 lid 2 BW, in het bijzonder de uitzondering onder e. Eisende partij is in de gelegenheid gesteld zich daarover uit te laten, waarbij zij het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 17 oktober 2024 (ECLI:EU:C:2024:895) diende te betrekken.
2.4.
In haar akte heeft eisende partij gesteld dat haar rechtsvoorgangster er bij het sluiten van de overeenkomst niet op heeft geanticipeerd dat gedaagde partij niet zou nakomen. Zij heeft toegelicht hoeveel werk wordt verricht om (alsnog) betaling te verkrijgen. Haar rechtsvoorgangster verstuurt volgens eisende partij verschillende herinneringen, waarvoor in eerste instantie minder in rekening wordt gebracht dan op grond van de wet is geoorloofd. Volgens de rechtsvoorgangster van eisende partij wordt nog slechts in 3% van de transacties niet op tijd betaald en in 1% van alle transacties wordt een extern incassobureau ingeschakeld, zodat het aantal tijdige betalingen op 99,4/99,5% van alle transacties ligt.
Als de kosten van wanbetaling onderdeel zouden uitmaken van het verdienmodel, zou haar rechtsvoorgangster volgens eisende partij eerder het volledige toegestane bedrag aan incassokosten in rekening brengen. Eisende partij heeft verder verwezen naar een persbericht van haar rechtsvoorgangster waarin het belang van consumentenwelzijn uiteen is gezet en hoe zij daarmee omgaat. Ook heeft eisende partij erop gewezen dat haar rechtsvoorgangster aan consumenten geen kosten bovenop de koopsom in rekening brengt voor het gebruik van de mogelijkheid om uitgesteld te betalen en dat bij verzoeken om uitstel van betaling een kredietcheck wordt gedaan.
2.5.
De kantonrechter is van oordeel dat eisende partij niet duidelijk heeft gemaakt dat de bedongen rente en incassokosten geen deel uitmaken van het verdienmodel van haar rechtsvoorgangster. Zij heeft alleen gesteld dat veel werkzaamheden worden verricht als een consument niet tijdig tot betaling overgaat en dat geen andere kosten dan de bedongen kosten in rekening worden gebracht. Ook heeft zij gesteld dat het overgrote deel van de transacties op tijd wordt voldaan door de consument, maar dat sluit allemaal niet uit dat met het in rekening brengen van rente, herinnerings- en incassokosten inkomsten kunnen worden gegenereerd die meer dan kostendekkend zijn en dat de rechtsvoorgangster van eisende partij daarop heeft geanticipeerd. Datzelfde geldt voor de stelling dat de rechtsvoorgangster van eisende partij consumentenwelzijn hoog in het vaandel heeft staan. Ook dat sluit niet uit dat het in rekening brengen van rente, herinnerings- en incassokosten winstgevend kan zijn en dat zij daarop heeft geanticipeerd. Over de kosten van de werkzaamheden die met de wanbetaling gepaard gaan, is in het onderhavige geval niets concreets naar voren gebracht. Er is bijvoorbeeld geen inzicht verschaft in de boekhouding van de rechtsvoorgangster van eisende partij.
2.6.
Het voorgaande, tezamen met stukken van de Autoriteit Financiële Markt waaruit juist volgt dat veel ‘Buy Now, Pay Later’-aanbieders hun verdienmodel baseren op de niet-nakoming van de overeenkomsten door consumenten [2] , leidt ertoe dat de kantonrechter van oordeel is dat eisende partij onvoldoende heeft onderbouwd dat de niet-nakoming van de overeenkomst door de consument geen onderdeel is van het verdienmodel van haar rechtsvoorgangster.
Conclusie:
2.7.
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat de onderhavige kredietovereenkomst onder de reikwijdte van Titel 2A BW valt, zodat eisende partij had moeten onderbouwen dat haar rechtsvoorgangster aan de daaruit voortvloeiende verplichtingen heeft voldaan. Uit de overgelegde stukken volgt niet, althans onvoldoende, dat de rechtsvoorgangster van eisende partij voorafgaand aan deze overeenkomst aan haar informatieplicht (artikel 7:60 BW) en haar verplichting tot het uitvoeren van een kredietwaardigheidstoets (artikel 4:34 Wft) heeft voldaan.
2.8.
Het voorgaande leidt ertoe dat de kantonrechter de kredietovereenkomst zal vernietigen. Ingevolge artikel 3:53 jo. 6:203 BW moet gedaagde partij bij vernietiging van de overeenkomst het geleende geld terugbetalen aan eisende partij. Eisende partij vordert daarnaast betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. Omdat sprake is van een consumentenkredietovereenkomst, is dat deel van de vordering niet toewijsbaar.
2.9.
De kantonrechter zal dan ook een bedrag van (€ 400,70 * 0,8 =) € 320,56 aan hoofdsom toewijzen.
2.10.
Gedaagde partij is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Voor de akte van eisende partij wordt geen salaris toegekend, nu zij deze informatie bij dagvaarding in het geding had moeten brengen. De proceskosten van eisende partij worden begroot op:
- dagvaarding € 113,54
- griffierecht € 135,00
- salaris gemachtigde € 82,00 (1 punt x tarief € 82,00)
- nakosten
€ 41,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 371,54.

3.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde partij om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eisende partij te betalen een bedrag van € 320,56;
veroordeelt gedaagde partij tot betaling van de proceskosten van € 371,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als gedaagde partij niet op tijd aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet gedaagde partij ook de kosten van betekening betalen;
verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Eijssen-Vruwink en in het openbaar uitgesproken op
16 juli 2025.

Voetnoten

1.Het percentage is aangepast naar aanleiding van de wijziging van de Richtlijn Sanctiemodel informatieplichten per 6 februari 2025.
2.Zie bijvoorbeeld het document “Buy Now, Pay Later, Verkenning van een nieuwe trend”, van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) uit 2022, met name paragraaf 4.5, alsmede het Jaarverslag 2023 van de AFM, p. 14.