In deze zaak hebben partijen een huurovereenkomst gesloten voor een bedrijfsruimte, specifiek een sportschool, die voortijdig is beëindigd. Er ontstond een conflict over de afwikkeling van de huurovereenkomst, waarbij beide partijen vorderingen tegen elkaar hebben ingesteld. De verhuurder, aangeduid als [verhuurder 1], vorderde onder andere huurachterstand, contractuele rente, ontruimingskosten, bemiddelingskosten en kosten voor de vervanging van de verwarmingsinstallatie. De huurder, aangeduid als [huurder], voerde verweer en stelde dat hij niet meer huur verschuldigd was na de opzegging van de huurovereenkomst per 1 februari 2024. De kantonrechter oordeelde dat de huurovereenkomst per die datum was geëindigd en dat de huurder een huurachterstand van € 25.750,- moest betalen, vermeerderd met contractuele rente. De vordering van de verhuurder tot betaling van bemiddelingskosten werd toegewezen, evenals de beslagkosten. De vorderingen van de huurder in reconventie werden afgewezen, waaronder de vordering tot schadevergoeding en de opheffing van de conservatoire beslagen. De kantonrechter verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.