ECLI:NL:RBZWB:2025:4670

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
11409787 \ CV EXPL 24-5792 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • E. Ebben
  • T. Tilman-Knoester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongerechtvaardigde verrijking in huurgeschil tussen huurder en verhuurder

In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over de vraag of de nieuwe huurder, [verhuurder 1], jegens de vorige huurder, [huurder], ongerechtvaardigd is verrijkt. De zaak betreft een huurgeschil over een bedrijfsruimte die door [huurder] werd gehuurd van [verhuurder 2] en later door [verhuurder 1] werd overgenomen. [huurder] vorderde een verklaring voor recht dat [verhuurder 1] ongerechtvaardigd is verrijkt, omdat hij geen vergoeding heeft betaald voor het ledenbestand en de investeringen die [huurder] heeft gedaan in de bedrijfsruimte. De kantonrechter heeft de vordering van [huurder] afgewezen, omdat niet is aangetoond dat [verhuurder 1] daadwerkelijk ongerechtvaardigd is verrijkt. De kantonrechter oordeelde dat de investeringen van [huurder] zijn verdisconteerd in de huurprijs en dat er geen bewijs was dat [verhuurder 1] onterecht voordeel heeft genoten van de achtergebleven inventaris. Bovendien heeft [huurder] nagelaten om contact op te nemen met [verhuurder 1] over de achtergebleven spullen, wat ook een rol speelde in de beslissing. [huurder] werd veroordeeld in de proceskosten van [verhuurder 1].

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11409787 \ CV EXPL 24-5792
Vonnis van 16 juli 2025
in de zaak van
[huurder],
te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [huurder] ,
gemachtigde: mr. J. Witvoet,
tegen
[verhuurder 1] , H.O.D.N. [sportschool 1],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [verhuurder 1] ,
procederend in persoon.

1.De zaak in het kort

Het gaat in deze zaak om de vraag of [verhuurder 1] jegens [huurder] ongerechtvaardigd is verrijkt. De kantonrechter beantwoordt deze vraag ontkennend en zal dit oordeel hieronder uitleggen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 november 2024
- de e-mail van [huurder] van 27 mei 2025 met als bijlage de door [sportschool 2] B.V. aan [huurder] betekende dagvaarding
- de mondelinge behandeling van 3 juni 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[huurder] heeft tot 1 februari 2024 van de heer [verhuurder 2] de bedrijfsruimte aan de [adres] te [plaats] (hierna: de bedrijfsruimte) gehuurd. [huurder] exploiteerde hierin [sportschool 3] .
3.2.
[verhuurder 1] huurt per 1 februari 2024 de bedrijfsruimte van [verhuurder 2] en exploiteert hierin [sportschool 1] .
3.3.
[huurder] heeft € 60.000,- aan [verhuurder 2] betaald voor het doen van aanpassingen aan de bedrijfsruimte door [verhuurder 2] en heeft ook andere (forse) investeringen gedaan in de sportschool zoals de aanschaf van goederen.

4.Het geschil

4.1.
[huurder] vordert te verklaren voor recht dat [verhuurder 1] jegens [huurder] ongerechtvaardigd is verrijkt, met veroordeling van [verhuurder 1] tot vergoeding van de als gevolg daarvan door [huurder] geleden schade, nader op te maken bij staat. Ook vordert [huurder] [verhuurder 1] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
[verhuurder 1] voert verweer en vraagt een vergoeding van € 255,- exclusief btw voor gederfde inkomsten wegens het bijwonen van de rolzitting.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De vraag die voorligt is of [verhuurder 1] jegens [huurder] ongerechtvaardigd is verrijkt.
5.2.
De wet bepaalt dat degene die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander, verplicht is, voor zover dit redelijk is, om de schade van die ander te vergoeden. [1] Voor toewijzing van een vordering op grond van ongerechtvaardigde verrijking moet sprake zijn van (1) verrijking, (2) verarming, (3) voldoende verband tussen de verrijking en de verarming en (4) de verrijking dient ongerechtvaardigd te zijn.
5.3.
[huurder] stelt dat [verhuurder 1] is verrijkt omdat er een ledenbestand was en leden door [verhuurder 1] zijn benaderd. Voor het ledenbestand en de achtergebleven inventaris is niet betaald. Ook heeft [verhuurder 1] niet hoeven te investeren in omkleedruimtes, horecaruimte, toiletten, airco’s, buitenterrein/entree, nieuwe bestrating, bloembakken, picknicktafels, afsluitbaar hekwerk etcetera en heeft hij [verhuurder 2] geen € 60.000,- hoeven te betalen voor werkzaamheden. [verhuurder 1] betwist gemotiveerd dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking.
5.4.
De kantonrechter overweegt het volgende.
Ledenbestand
5.5.
Vast staat dat [verhuurder 1] het ledenbestand van [huurder] niet heeft ontvangen. Wel heeft [verhuurder 1] leden van [huurder] via een brief in de sportschool benaderd. Hierdoor is [verhuurder 1] mogelijk verrijkt. Dat [huurder] daardoor is verarmd, valt echter niet in te zien. De leden zijn pas kort voor 1 februari 2024 benaderd en toen was al bekend dat [huurder] per die datum zou stoppen met zijn sportschool. [huurder] heeft de verarming ook niet nader onderbouwd.
Investeringen/aanpassingen aan het gehuurde
5.6.
Met betrekking tot het bedrag van € 60.000,- is de kantonrechter van oordeel dat [verhuurder 1] niet is verrijkt. Weliswaar heeft [verhuurder 2] met geld van [huurder] investeringen/aanpassingen gedaan ten behoeve van het bedrijfspand maar deze zijn verdisconteerd in de huurprijs/-voorwaarden. Dit laatste geldt ook voor door [huurder] zelf aangebrachte veranderingen aan het bedrijfspand zoals de omkleedruimtes, horecaruimte, toiletten en de plaatsing van een afsluitbaar hekwerk. Ook deze investeringen kunnen dus niet leiden tot de conclusie dat [verhuurder 1] is verrijkt.
Achtergebleven inventaris
5.7.
[huurder] heeft als productie 8 een overzicht overgelegd van de door hem aangeschafte goederen en de kosten daarvan. Op de mondelinge behandeling is komen vast te staan dat [huurder] de zwabber, hygiëne dispensers, boekenkasten en klok bij het einde van de huur heeft meegenomen maar dat de andere in het overzicht vermelde goederen zijn achtergebleven. Voor wat betreft de bokszakken heeft [verhuurder 1] op de mondelinge behandeling wel nog aangegeven niet te weten of dit er achttien waren zoals in het overzicht staat vermeld. Verder is vast komen te staan dat [verhuurder 1] een aantal spullen heeft verkocht, waaronder een aantal bokszakken en vloer (dojo)matjes.
5.8.
Naar het oordeel van de kantonrechter is [verhuurder 1] mogelijk verrijkt, bijvoorbeeld met de spiegels en de spullen die hij heeft verkocht. Daar staat tegenover dat de verkoop [verhuurder 1] veel tijd heeft gekost en dat hij ook tijd en kosten heeft moeten maken voor het verwijderen en afvoeren van zaken zoals de door [huurder] aangebrachte vloerbedekking en het laminaat. Het is daarom maar de vraag of [verhuurder 1] echt voordeel heeft gehad.
5.9.
Als voor wat betreft de achtergebleven inventaris wél sprake zou zijn van verrijking van [verhuurder 1] , dan is de kantonrechter van oordeel dat de verrijking niet ongerechtvaardigd is. [huurder] had contact kunnen opnemen met [verhuurder 1] over de spullen maar heeft dat, ook nadat hij de advertenties van [verhuurder 1] op Marktplaats zag, niet gedaan. Het lag niet op de weg van [verhuurder 1] om contact op te nemen met [huurder] om spullen over te nemen. Hij mocht naar het oordeel van de kantonrechter afgaan op de mededeling van [verhuurder 2] dat de spullen als borg waren achtergebleven en uiteindelijk dat hij ze mocht afvoeren.
Conclusie
5.10.
De conclusie is dat [verhuurder 1] jegens [huurder] niet ongerechtvaardigd is verrijkt. De vordering van [huurder] wordt daarom afgewezen.
Proceskosten
5.11.
[huurder] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [verhuurder 1] worden begroot op € 100,- (2 zittingen × € 50,-) aan reis- en verletkosten. [verhuurder 1] heeft onvoldoende onderbouwd dat hij meer kosten heeft gemaakt. Omdat [verhuurder 1] in persoon procedeert acht de kantonrechter nakosten niet toewijsbaar. De kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing worden wel toegewezen.

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
wijst de vordering van [huurder] af,
6.2.
veroordeelt [huurder] in de proceskosten van € 100,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [huurder] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. Ebben en in het openbaar uitgesproken door mr. Tilman-Knoester op 16 juli 2025.

Voetnoten

1.Artikel 6:212 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.