ECLI:NL:RBZWB:2025:4714

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
433305 / JE RK 25-535
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wijziging van de omgangsregeling in een gezinsrechtelijke procedure met betrekking tot minderjarigen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 11 juli 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de wijziging van de omgangsregeling voor vier minderjarigen, in het kader van een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren op 3 juli 2025, waarbij de ouders en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren. De GI verzocht om de omgangsregeling te wijzigen, omdat zij van mening was dat de huidige regeling te belastend was voor de vader en de kinderen. De moeder voerde verweer en stelde dat de zorgregeling aangepast moest worden om de belangen van de kinderen te waarborgen. Tijdens de mondelinge behandeling zijn partijen tot een voorlopige regeling gekomen voor de zomervakantie, waarbij de omgang tussen de vader en de kinderen is vastgelegd. De kinderrechter heeft de GI's verzoek afgewezen, maar de huidige omgangsregeling voorlopig voortgezet totdat er een definitieve regeling door de GA of de rechtbank wordt vastgesteld. De kinderrechter complimenteerde de partijen voor hun samenwerking en benadrukte het belang van de betrokkenheid van de kinderen in het verdere traject.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/433305 / JE RK 25-535
Datum uitspraak: 11 juli 2025
Nadere beschikking van de kinderrechter over een wijziging van de omgangsregeling
in de zaak van
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI),
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedag 1] 2010 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedag 2] 2012 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedag 3] 2016 in [geboorteplaats 3] ,
hierna te noemen [minderjarige 3] ,
[minderjarige 4], geboren op [geboortedag 4] 2018 in [geboorteplaats 3] ,
hierna te noemen [minderjarige 4] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. A. Koop -van Vliet te Breda,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat mr. G.H.M. van Laarhoven te Tilburg.
1.1. De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de in deze zaak gegeven beschikking van 25 maart 2025 en alle daarin genoemde stukken;
  • de brief van de GI van 12 juni 2025;
  • de brief van mr. Van Laarhoven van 17 juni 2025;
  • het e-mailbericht van mr. Van Laarhoven van 23 juni 2025;
  • het e-mailbericht van de griffier van de rechtbank aan mr. Van Laarhoven van 23 juni 2025;
  • het verweer, tevens aanvullend verzoek van mr. Koop -Van Vliet van 2 juli 2025.
1.2. Op 3 juli 2025 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge
behandeling met gesloten deuren behandeld, gelijktijdig met het verzoek van de GI onder
zaaknummer C/02/432313 / JE RK 25-333.
1.3. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocaat;
- de vader met zijn advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de GI.

2.Het (resterende) verzoek

2.1.
Aan de orde is nog het verzoek van de GI om de door de kinderrechter op
14 maart 2025 vastgestelde omgangsregeling te wijzigen en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

3.De standpunten

3.1.
De GI heeft in haar brief van 12 juni 2025 en tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, aangegeven dat zij het ingewikkeld vindt om aan te geven welke omgangsregeling het meest geschikt is voor de vader en de kinderen. De GI is nog steeds van mening dat een omgang met vier kinderen tegelijk teveel is voor de vader. [minderjarige 1] gaat vaak niet mee naar de omgang. In het voorstel dat is gedaan zou dat betekenen dat [minderjarige 2] alleen naar de vader gaat. Dat vindt zij niet fijn. De strijd tussen partijen is de afgelopen drie weken alleen maar erger geworden. De kinderen hebben hier veel last van. Zij zitten enorm klem in hun loyaliteit. Afgelopen week is de situatie geëscaleerd rondom de eindmusical van [minderjarige 2] . Wat een mooie avond voor [minderjarige 2] had moeten zijn is hierdoor een zwarte dag geworden. Het is belangrijk dat er snel iets gaat gebeuren. Op 26 juni jl. heeft er een multi-expertteam overleg plaats gevonden. Hierbij was ook de Gezinsadvocaat (hierna: GA) betrokken. De GA is bereid om met partijen te kijken naar de mogelijkheden van een solo parallel ouderschap. De GI verzoekt de rechtbank om de regeling in de beschikking zo duidelijk mogelijk te formuleren om verdere conflicten te voorkomen.
De GI vindt het belangrijk dat de kinderen ook tijdens de zomervakantie omgang hebben met hun vader. Daarbij is de GI echter wel van mening dat een week omgang achter elkaar het hoogst haalbare is, gelet op de pedagogische kwaliteiten van de vader en wat hij de kinderen kan bieden. Wanneer de vader meer omgang in de vakanties wil moet dit eerder gezocht worden in extra omgang tijdens de meivakantie of herfstvakantie.
3.2.
De advocaat van de vader heeft de rechtbank op 17 juni 2025 laten weten dat partijen volgende week starten bij het [hulpverlening] voor kind- en gezinsbescherming. De advocaat werpt de vraag op of partijen niet zelf het overleg moeten voeren over de zorgregeling met de professionals van [hulpverlening] . Daarbij kan tevens aandacht besteed worden aan andere zaken zoals de communicatie tussen partijen en eventueel de kinderalimentatie als gevolg van een gewijzigde zorgregeling.
Tijdens de mondelinge behandeling is door en namens de vader aangegeven dat de drie jongsten steeds conform de regeling bij de vader zijn geweest. Dit is goed verlopen. [minderjarige 1] is maar een paar keer geweest. De vader geeft aan dat [minderjarige 1] best doordeweeks naar hem zou willen komen, met de trein. Dit wordt echter tegengehouden door de GI. De vader staat open voor een traject bij de GA. Hij meent dat er voor nu niets aan de regeling veranderd moet worden.
3.3.
Namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. Zij heeft aangevoerd dat er recent een (groot) overleg met alle betrokken hulpverlenende instanties alsook de ouders heeft plaatsgevonden. Tijdens dit overleg zijn alle partijen het erover eens geworden dat de zaak zou worden doorverwezen naar de GA.
De moeder heeft nog steeds zorgen over de uitvoering van de zorgregeling. Enerzijds omdat dit een te grote belasting vormt voor de vader en anderzijds omdat zowel [minderjarige 1] als [minderjarige 2] aangeven niet meer naar de vader te willen gaan. Dit leidt tot conflicten. Volgens de moeder komt onderstaande zorgregeling tegemoet aan de belangen van de minderjarigen:
- in het tweede en vierde weekend van de maand van vrijdag 19.00 uur tot zondag 19.00
uur twee van de minderjarigen om en om ( dat wil zeggen één jongere met één oudere)
bij de vader verblijven, een en ander met inachtneming van hetgeen onder 4.8 is
overwogen ten aanzien van het eventueel wijzigen van het schema van de AMO;
- in de zomervakantie (uitgaande van regio Zuid) in de eerste week en derde week om en
om twee van de minderjarigen van zaterdag 09:00 uur tot woensdag 19:00 uur
respectievelijk van woensdag 19:00 uur tot zondag 19:00 uur bij de vader verblijven en
voor het overige loopt de reguliere zorgregeling door;
- in de kerstvakantie ieder jaar op tweede kerstdag, in aanwezigheid van de moeder van
de vader, van 09:00 uur tot 19:30 uur alle vier bij de vader verblijven alsook ieder jaar op 1 januari eveneens van 09:00 uur tot 19:30 uur alle vier bij de vader verblijven en voor het overige loopt de reguliere zorgregeling door; en
- waarbij de vader (2 van) de minderjarigen steeds bij de moeder ophaalt en weer
terugbrengt.
Zij verzoekt het verzoek van de GI af te wijzen en de zorgregeling te wijzigen conform bovenstaande zorgregeling.
3.4.
Tijdens de mondelinge behandeling is met partijen besproken dat het aanvullend verzoek van de moeder zal worden afgesplitst van deze procedure en zal worden aangemerkt als een verzoek in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek. Dit verzoek is inmiddels bij de rechtbank ingeschreven onder procedurenummer C/02/437377 FA RK 25-3493. De advocaat van de moeder heeft aangegeven dat dit verzoek door de GA kan worden overgenomen als een gemeenschappelijk verzoek waarover de ouders verder met elkaar in gesprek moeten gaan.
3.5.
Beide partijen hebben hun medewerking toegezegd aan het traject bij de GA. Tijdens een korte onderbreking van de zitting zijn partijen de volgende omgangsregeling voor de zomervakantie overeengekomen:
- op 11 juli 2025, om 19.00 uur haalt de vader [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op bij de moeder;
- op 19 juli 2025, tussen 15.00 en 16.00 uur haalt de moeder [minderjarige 1] en [minderjarige 2] op bij de vader en brengt zij tegelijkertijd [minderjarige 3] en [minderjarige 4] naar de vader;
- op 26 juli 2025, tussen 15.00 en 16.00 uur brengt de vader [minderjarige 3] en [minderjarige 4] naar de moeder.
De GI kan zich in deze regeling vinden.
3.6.
Voorts zijn partijen overeengekomen dat de reguliere omgangsregeling in de herfstvakantie met twee dagen zal worden verlengd. Dat betekent dat de vader de kinderen op dinsdag 14 oktober 2025 om 19 uur zal terugbrengen naar de moeder in plaats van op zondag 12 oktober. De GI kan zich ook in deze afspraak vinden, met als voorbehoud dat de regie hierover bij de GA ligt.

4.De beoordeling

4.1.
De kinderrechter complimenteert partijen dat zij tot bovenstaande afspraken over de zomervakantie zijn gekomen. De kinderrechter is van oordeel dat deze afspraken in het belang van de kinderen zijn en zal ze hieronder vastleggen.
4.2.
Partijen zullen op korte termijn een traject starten bij de GA. Zij hebben tijdens de mondelinge behandeling toegezegd dat zij hieraan zullen meewerken. Met de GI is de kinderrechter van oordeel dat het van belang is dat onder regie van de GA de omgang tussen de vader en de kinderen nader geëvalueerd en zo mogelijk in onderling overleg vast gelegd wordt. De GA zal onderzoeken welke regeling haalbaar en het meest in het belang van de kinderen is. In dit traject zullen ook de kinderen betrokken worden. De kinderrechter is van oordeel dat de huidige omgangsregeling voorlopig dient te worden voortgezet totdat de GA anders met ouders en de GI zal zijn overeengekomen, dan wel totdat de rechtbank een definitieve regeling zal hebben vast gesteld.
4.3.
Gelet op het bovenstaande zal het verzoek van de GI worden afgewezen.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
bepaalt dat er in de zomervakantie omgang is tussen de vader en de minderjarige kinderen op de wijze zoals beschreven onder rechtsoverweging 3.5;
5.2.
bepaalt voorts dat de reguliere omgangsregeling in de herfstvakantie met twee dagen zal worden verlengd. Dat betekent dat de vader de kinderen op dinsdag 14 oktober 2025 om 19 uur zal terugbrengen naar de moeder in plaats van op zondag 12 oktober, onder aantekening dat de GA zo nodig nog wel regie mag voeren met betrekking tot dit punt;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het verzoek van de GI af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2025 door mr. Van Leuven, kinderrechter, in aanwezigheid van Van Beijsterveldt als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.