ECLI:NL:RBZWB:2025:4719

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juli 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
BRE 25/311
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens het ontbreken van beroepsgronden

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juli 2025, wordt het beroep van eiseres tegen een besluit van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) van 3 december 2024 behandeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiseres de gronden van het beroep niet heeft vermeld en dit verzuim niet tijdig heeft hersteld. De rechtbank heeft eiseres in een eerder bericht op 26 maart 2025 verzocht om binnen vier weken de gronden van het beroep aan te geven, maar eiseres heeft hier niet op gereageerd. Ook een tweede verzoek, verzonden op 25 juni 2025, leidde niet tot een reactie van eiseres. Hierdoor kon de rechtbank niet inhoudelijk op het beroep ingaan en bleef het bestreden besluit in stand. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/311

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

en
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit van DUO van 3 december 2024.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat eiseres de gronden van het beroep niet heeft vermeld en dat verzuim niet tijdig heeft hersteld. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die beroep instelt, moet in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. [1] Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren. [2]
Heeft eiseres de gronden tijdig vermeld?
4. Eiseres heeft geen beroepsgronden vermeld in het beroepschrift. De rechtbank heeft eiseres in haar bericht van 26 maart 2025 verzocht om binnen vier weken dit verzuim te herstellen. Eiseres heeft binnen die termijn geen gronden ingediend. De rechtbank heeft eiseres in haar per aangetekende post verzonden brief van 9 mei 2025 nogmaals verzocht om de gronden van het beroep mede te delen. Deze brief is onbestelbaar aan de rechtbank geretourneerd, waarna de brief opnieuw aangetekend en per post is verzonden op 25 juni 2025. In deze brief is aangegeven dat de termijn eindigt twee weken na de datum van verzending van de brief. Ook binnen deze termijn is verzuimd om te reageren. Eiseres heeft de beroepsgronden dus niet tijdig vermeld.

Is het niet tijdig vermelden van de gronden verontschuldigbaar?

5. Eiseres heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van A.C.M.B. Flos, griffier op 21 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb.
2.Dit staat in artikel 6:6 van de Awb.