ECLI:NL:RBZWB:2025:4726

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 juli 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
399646
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van de Kraats
  • mr. Mandemakers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van zorg- en opvoedingstaken in echtscheidingsprocedure met ondertoezichtstelling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is op 15 juli 2025 een nadere beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure. De zaak betreft de verdeling van zorg- en opvoedingstaken van twee minderjarigen, waarbij de ouders, de vrouw en de man, in een conflict zijn verwikkeld over de opvoeding en omgang. De rechtbank heeft vastgesteld dat de mogelijkheden in het vrijwillige kader zijn uitgeput, en dat de hulpverlening niet van de grond komt. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om een ondertoezichtstelling, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft bepaald dat de man en de minderjarigen recht hebben op contact met elkaar eenmaal per maand, met specifieke voorwaarden voor de omgang. De rechtbank benadrukt dat de ouders aan zet zijn om hun onderlinge communicatie te verbeteren en dat de zorgregeling gemonitord zal worden onder regie van de gezinsvoogd. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad en partijen zijn verwezen naar gezinsbegeleiding voor verdere ondersteuning.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/399646 FA RK 22-3187
datum uitspraak: 15 juli 2025
nadere beschikking betreffende echtscheiding
in de zaak van
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. B.P.J. van Riel,
en
[de man] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. N.A. Boelhouwer.
1. Het verdere procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 12 juli 2023 en alle daarin vermelde stukken;
- de op 13 december 2024 ontvangen rapportage van het Uniform Hulpaanbod (UHA);
- de brief van de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) van 27 februari 2025;
- het F9-formulier van mr. Van Riel van 10 maart 2025;
- het F9-formulier van mr. Boelhouwer van 11 maart 2025;
- het F9-formulier van mr. Van Riel van 1 april 2025 met bijlage;
- het F9-formulier van mr. Boelhouwer van 27 juni 2025 met bijlagen;
- het email-bericht van mr. Boelhouwer van 1 juli 2025;
- het F9-formulier van mr. Van Riel van 2 juli 2025 met bijlagen;
- het email-bericht van mr. Boelhouwer van 2 juli 2025 met bijlagen;
- het vonnis in kort geding van deze rechtbank van 23 januari 2025.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 8 juli 2025. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen, bijgestaan door hun advocaat. Voor de man was een tolk Engelse taal telefonisch aanwezig. Tevens was aanwezig een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zeeland-West-Brabant, hierna te noemen: de Raad.

2.De nadere beoordeling

2.1.
Bij beschikking van 12 juli 2023 is, voor zover thans van belang, bepaald dat de minderjarigen het hoofdverblijf hebben bij de vrouw en dat de onderlinge regelingen zoals verwoord in het convenant deel uitmaken van die beschikking. De beslissing op de verzoeken tot vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en tot aanhechting van een (nog te overleggen) ouderschapsplan is aangehouden in afwachting van de UHA-rapportage van het zorgloket over het verloop en de resultaten van het (jeugd)hulpverleningstraject.
2.2.
Op 13 december 2024 is de rapportage van het UHA ontvangen. Hieruit blijkt, kort samengevat, dat ouders binnen het vrijwillig kader niet tot een passende oplossing zijn gekomen. Door de enorme disbalans in visie, karakter en opvoedrol van de kinderen is het onmogelijk dat ouders hier zelf uit gaan komen. Het risico bestaat daarmee dat de kinderen klem komen te zitting tussen de ouders. Het is voor de kinderen belangrijk dat ouders beide kinderen emotionele toestemming verlenen om van de andere ouder te mogen houden en dat het goed is wanneer de kinderen het fijn hebben bij beide ouders. Met name de vrouw geeft de kinderen geen emotionele toestemming om bij de man te verblijven en het fijn te hebben. Daardoor is zij onvoldoende in staat om de kinderen onbelast contact met hun vader te laten hebben. Volgens het UHA zal er een uitspraak van de rechtbank moeten komen over de omgang tussen de man en de kinderen om onduidelijkheid voor de toekomst weg te nemen. De vrouw zal de focus moeten gaan hebben op haar eigen ouder rol en wat in de opvoedsituatie bij de man gebeurt los moeten laten. Ook de man zal zijn positie als ouder duidelijker naar de vrouw neer moeten zetten om te komen tot een evenwichtige balans in het ouderschap voor zover dit kan met de afstand en dynamiek die er is tussen deze ouders.
2.3.
Bij vonnis in kort geding van 23 januari 2025 is bepaald dat de man en de kinderen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met ingang van 24 januari 2025 recht hebben op contact met elkaar in het laatste weekend in de maand, van vrijdag 9.00 uur tot zaterdag 17.00 uur, op voorwaarde dat de man die volledige periode één op één contact heeft met de minderjarigen en dat zijn ouders het gehele weekend volledig buiten beeld blijven, alsmede elke week tijdens twee afzonderlijke beeldbelmomenten tussen de man en de minderjarigen, welke momenten niet op vaste tijden zullen zijn, maar op het moment dat de minderjarigen iets aan de man willen vertellen of als er iets leuks gebeurt. Als de man op die momenten niet bereikbaar is, dan kan het moment gefilmd worden en aan man worden gestuurd. De man kan op zijn beurt ook filmpjes aan de minderjarigen sturen, waarin hij hen iets vertelt of iets laat zien. Verder is aan de vrouw – ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de man – toestemming verleend om de hulpverlening bij [kindtherapie] voor [minderjarige 1] opnieuw op te starten/te hervatten en alle voor deze hulpverlening benodigde documenten te mogen ondertekenen. Daarnaast is in rechtsoverweging 4.14 te lezen dat partijen zijn overeengekomen dat zij zelf contact opnemen met mevrouw Van den Dam voor een hulpverleningstraject, waarin zij gaan werken aan het herstel van wederzijds vertrouwen en het verbeteren van de oudercommunicatie.
2.4.
De Raad heeft bij brief van 27 februari 2025 de rechtbank geadviseerd de uitkomst van de begeleiding van mevrouw Van den Dam af te wachten voor nadere afspraken over de invulling van de zorgregeling. Indien de hulpverlening niet tot overeenstemming tussen ouders over de zorgregeling heeft geleid, acht de Raad behandeling ter zitting gewenst.
2.5.
Bij brieven van 10 en 11 maart 2025 hebben partijen verzocht om een nadere mondelinge behandeling aangezien de hulpverlening bij mevrouw Van den Dam niet is gestart. Bij brief van 1 april 2025 heeft de vrouw verzocht om de zaak eerder te behandelen en heeft zij tevens een evaluatie-rapport overgelegd van [kindtherapie] , gedateerd op 25 maart 2025. Uit dat rapport blijkt, kort samengevat, dat [minderjarige 1] een opbouw van spanning en piekeren laat zien, gepaard met externaliserende gedragsproblemen rond de wisseling van moeder naar vader en terug. Zij heeft last van een loyaliteitsconflict. Zij ervaart om verschillende redenen spanningen en heeft niet het gevoel trouw te kunnen blijven aan (één van de) ouders. Ze gaat regelmatig over haar eigen grenzen doordat ze het voor iedereen in het gezin goed wil doen. [minderjarige 1] laat minimale positieve veranderingen zien na een aantal sessies (wat niet gebruikelijk is) en er is continu een terugval zichtbaar. Ze oogt ook regelmatig somber, moedeloos en machteloos tijdens de sessie. Een voorwaarde voor het opstarten van de kindertherapie was dat er communicatie en mediation opgestart zou worden tussen de ouders. Dit is nog steeds niet gebeurd. Wanneer binnen de context niets verandert en hulpverlening voor ouders niet opstart, bestaan er ernstige zorgen over de ontwikkeling en vorming van de eigen identiteit van [minderjarige 1] . De huidige omgangsregeling is voor [minderjarige 1] zeer beperkt om een goede band op te kunnen bouwen met haar vader. Er dient op meer regelmatige basis contact plaats te vinden. De kindertherapeut acht een brede contextuele begeleiding middels een vorm van systeemtherapie welke gericht is op het begrijpen en oplossen van problemen in de interacties met anderen en daarnaast mogelijk individuele begeleiding voor ouders welke niet enkel is gericht op [minderjarige 1] maar op alle betrokken partijen aangewezen. De kindertherapie is gestaakt om [minderjarige 1] niet het gevoel te geven dat zij het probleem is en haar loyaliteitsconflict niet nog groter te maken. Dit betekent niet dat [minderjarige 1] dringend hulp nodig heeft. Maar dit zal bij de wortel aangepakt moeten worden om langdurig effect te behalen en dat is binnen het gehele systeem en de communicatie tussen partijen.
2.6.
Bij brief van 2 juli 2025 herhaalt de vrouw dat zij nog immer meerwaarde ziet in het voeren van intensieve oudergesprekken en verzoekt de man in heroverweging te nemen hier aan deel te gaan nemen. Zonder verbetering in de onderlinge communicatie vreest de vrouw voor een verslechtering van de situatie voor de kinderen. Er zijn nog immer geen gezamenlijke oudergesprekken gevoerd in elkaars bijzijn. Ook heeft de man ieder weekend dat hij in Nederland was, zijn ouders meegenomen en de kinderen hebben de grootouders ook gezien. De kinderen mochten hier niets over zeggen. [minderjarige 1] ervaart last van de aanwezigheid van grootouders en het geheim houden van allerhande informatie.
2.7.
Beide partijen wijzigen, mede gelet op het tijdsverloop in de onderhavige procedure, hun verzoeken.
Bij email-bericht van 1 juli 2025 verzoekt de man nu:
• dat de kinderen vanaf 1 september 2025 een weekend in de maand bij de man zijn van vrijdag 9.00 uur tot en met zondag 16.30 uur.
• dat de kinderen vanaf 1 januari 2026 een weekend in de maand bij de man zijn van donderdag 9.00 uur (of na schooltijd als ze naar school moeten die dag) tot en met zondag 16.30 uur, waarbij de man de kinderen op vrijdag naar school brengt als ze die vrijdag naar school moeten en op donderdag en vrijdag bij school ophaalt (als ze op vrijdag naar school moeten).
• dat de kinderen en de man videobellen gedurende twee maal per week op dinsdag- en vrijdag op een nader te bepalen vast tijdstip.
• dat de kinderen vanaf 2026 in de zomervakantie een week aaneengesloten bij vader in
Engeland verblijven en een week in Nederland.
• dat dat de kinderen vanaf 2028 in de zomervakantie twee weken aaneengesloten bij vader in Engeland verblijven.
• dat de kinderen in 2025 in de kerstvakantie de eerste week bij de man zullen zijn in Nederland (van zaterdag 10.00 uur tot en met zaterdag 10.00 uur).
• dat de kinderen vanaf 2026 het ene jaar (even jaren) de eerste week bij de vrouw zullen zijn
en de tweede week (oneven jaren) vanaf zaterdag 10 uur tot en met een week later zaterdag
10
uur bij de man zullen zijn in Engeland of in Nederland. Dat is een vrije keuze van de man. Een jaar later is de verdeling andersom.
Bij brief van 2 juli 2025 verzoekt de vrouw nu:
Primair:
- Dat de kinderen één keer per veertien dagen op zaterdag van 9.00 uur tot 17.00 uur bij de man verblijven;
Subsidiair:
- De kinderen één keer per maand op zaterdag en zondag van 9.00 uur tot 17.00 uur bij de man verblijven.
2.8.
Geconstateerd is dat de hulpverlening in het vrijwillige kader keer op keer niet van de grond komt. Ouders kunnen het niet eens worden over veelal praktische punten zoals datum, tijd en aanwezigheid. Tijdens de mondelinge behandeling is dan ook uitvoerig besproken hoe nu verder moet worden gegaan, aangezien er iedere keer een impasse is. Partijen lijken ook steeds verder van elkaar af te gaan staan, getuige hun huidige aangepaste verzoeken. Dit heeft ook zijn weerslag op beide kinderen. De omstandigheid dat het voor de man slechts eenmaal per maand mogelijk is om in Nederland te verblijven is hierbij ook een complicerende factor. Van beide partijen wordt toewijding verwacht om fysiek met elkaar om tafel te gaan om hun onderlinge communicatie te verbeteren en hun gezamenlijk ouderschap vorm te gaan geven. Tot op heden is daarvan niet gebleken. Nu de mogelijkheden in het vrijwillige kader zijn uitgeput, heeft de Raad tijdens de mondelinge behandeling om een ondertoezichtstelling verzocht. Beide partijen konden zich vinden in een ondertoezichtstelling. De rechtbank heeft het verzoek van de Raad mondeling toegewezen tijdens de mondelinge behandeling op 8 juli 2025.
2.9.
In verband met de ondertoezichtstelling ziet de rechtbank aanleiding om in de onderhavige procedure te beslissen op de voorliggende verzoeken. De rechtbank zal bepalen dat de man en de minderjarigen gerechtigd zijn tot contact met elkaar eenmaal per maand van zaterdag 9.00 uur tot zondag 17.00 uur. Beide partijen zijn het immers eens dat de contactmomenten dienen te verschuiven naar de zaterdag en zondag, vanwege de school van [minderjarige 1] op vrijdag. Daarbij hebben de kinderen sinds het vonnis in kortgeding steeds als ze bij de man verbleven ook bij de man overnacht met uitzondering van het laatste weekend kort voor de mondelinge behandeling. De rechtbank acht het niet in hun belang dat de contactmomenten met de man nog verder worden ingeperkt. Beide kinderen moeten in staat gesteld worden om een band op te kunnen bouwen met de man. Zoals uit de voorhanden zijnde rapportage is te lezen dient het systeem aangepakt te worden om de zorgen over [minderjarige 1] weg te kunnen nemen. De rechtbank benadrukt nogmaals dat de ouders aan zet zijn. In het kader van de ondertoezichtstelling zullen partijen hier verder aan moeten gaan werken. Onder regie van de gezinsvoogd/gecertificeerde instelling (GI) kan de zorgregeling gemonitord, geëvalueerd en eventueel uitgebreid worden.
2.10.
In afwachting van de start van de hulpverlening in het kader van de ondertoezichtstelling hebben partijen tijdens de mondelinge behandeling afgesproken gesprekken te voeren met [naam] van [gezinsbegeleiding]. Partijen zullen moeten werken aan het afhechten van hun relatie en de invulling van hun gezamenlijk ouderschap, hun onderlinge verstandhouding en communicatie, en de kinderen emotionele toestemming geven om een onbelast contact met de andere ouder te kunnen hebben. Partijen zullen de eerste gesprekken in fysieke aanwezigheid voeren met [naam] op 22 juli 2025 en 29 augustus 2025. Tussen deze fysieke contactmomenten door kunnen online gesprekken gevoerd worden. Op aangeven van mevrouw [naam] kunnen de volgende fysieke en online gesprekken ingepland worden. Mevrouw [naam] kan de regeling vooruitlopend op de hulpverlening in het kader van de ondertoezichtstelling monitoren en observeren. Zij kan observeren hoe de overdrachten verlopen, hoe het contact verloopt tussen de man en de kinderen en op welke wijze [minderjarige 1] reageert bij thuiskomst bij de vrouw.
2.11.
Gelet op de relatie van partijen zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man en de minderjarigen
1. [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats] op
[geboortedag 1] 2019,
2. [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats] op
[geboortedag 2] 2021,
in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar eenmaal per maand van zaterdag 9.00 uur tot zondag 17.00 uur, met uitzondering van juli 2025 waarbij het contact zal plaatsvinden op 23 juli 2025 en 24 juli 2025, waarbij geldt dat de man tijdens de contactmomenten één op één contact heeft met de minderjarigen en zijn ouders daarbij buiten beeld blijven, alsmede elke week een beeldbelmoment tussen de man en de minderjarigen, welk moment niet op vaste tijden zal zijn, maar op het moment dat de minderjarigen iets leuks willen vertellen of als er iets leuks gebeurt. Als de man op die momenten niet bereikbaar is, dan kan het beeldbelmoment op een ander moment in die week plaatsvinden. Deze zorgregeling zal gemonitord, geëvalueerd en eventueel uitgebreid worden onder regie van de GI;
3.2.
verwijst partijen naar [naam], [gezinsbegeleiding], voor de doelen zoals geformuleerd in rechtsoverweging 2.10.;
3.3.
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van de Kraats, en, in tegenwoordigheid van mr. Mandemakers, griffier, in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2025.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.