ECLI:NL:RBZWB:2025:4730

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
11573567 \ CV EXPL 25-756
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van Dam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van betaling van afkoopsom in huurovereenkomst met persoonlijke omstandigheden als verweer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 juli 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen A.V.V. Beheer B.V. (hierna: AVV) en een huurder. De procedure betreft een vordering tot betaling van een afkoopsom van € 22.500,00 die was overeengekomen in het kader van een beëindigde huurovereenkomst. De huurovereenkomst was aangegaan voor een woning in [plaats 2] en zou op 1 april 2024 ingaan. De partijen kwamen overeen dat de huurovereenkomst zou worden beëindigd in ruil voor de afkoopsom, die in termijnen van € 2.500,00 per maand zou worden betaald, te beginnen op 1 juli 2024. De huurder heeft echter nagelaten de afkoopsom te betalen.

AVV vorderde in totaal € 24.225,58, inclusief wettelijke rente en incassokosten. De huurder voerde aan dat zij door persoonlijke omstandigheden niet in staat was om de afkoopsom te betalen en dat er een ontbindende voorwaarde in de huurovereenkomst was opgenomen die haar zou ontslaan van de verplichting tot betaling. De kantonrechter oordeelde echter dat de persoonlijke omstandigheden van de huurder haar niet ontsloegen van haar contractuele verplichtingen. Bovendien was de ontbindende voorwaarde niet van toepassing, omdat de huurder geen beroep had gedaan op deze voorwaarde en nieuwe afspraken had gemaakt over de beëindiging van de huurovereenkomst.

De kantonrechter heeft de vordering van AVV toegewezen en de huurder veroordeeld tot betaling van de afkoopsom, wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 11573567 \ CV EXPL 25-756
Vonnis van 9 juli 2025
in de zaak van
A.V.V. BEHEER B.V.,
gevestigd te Middelburg,
eisende partij,
hierna te noemen: AVV,
gemachtigde: Van Damme c.s. gerechtsdeurwaarders,
tegen
[huurder],
wonende te [plaats 1] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [huurder] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het tussenvonnis van 2 april 2025 met de daarin genoemde processtukken.
1.2.
Op 23 mei 2025 is er een mondelinge behandeling gehouden, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt. Aan het einde van de zitting heeft de kantonrechter bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
Partijen zijn een huurovereenkomst aangegaan voor [adres 1] en [adres 2] in [plaats 2] , die op 1 april 2024 zou ingaan. Partijen zijn vervolgens een afkoopsom van € 22.500,00 overeengekomen, met een betalingsregeling van € 2.500,00 per maand vanaf 1 juli 2024. In deze overeenkomst is de huurovereenkomst beëindigd. [huurder] heeft de afkoopsom niet betaald.
2.2.
AVV vordert betaling van € 24.225,58. Dit bedrag bestaat uit de afkoopsom, reeds opeisbare wettelijke rente en incassokosten. Daarnaast vordert AVV lopende wettelijke rente over de afkoopsom en een vergoeding van de kosten die zij heeft moeten maken voor deze procedure. [huurder] is het niet eens met de vordering. Zij stelt dat zij door persoonlijke omstandigheden niet in staat is geweest om de maandelijkse termijnen van de afkoopsom te betalen. Daarnaast voert [huurder] aan dat er een ontbindende voorwaarde voor het niet verkrijgen van een vergunning van de gemeente in de huurovereenkomst staat opgenomen. Op grond daarvan is zij de afkoopsom niet verschuldigd.
2.3.
De kantonrechter zal de vordering van AVV toewijzen. Hierna wordt uitgelegd waarom.

3.De beoordeling

[huurder] moet de afkoopsom van € 22.500,00 aan AVV betalen
3.1.
Partijen zijn overeengekomen dat de huurovereenkomst wordt beëindigd en zijn daarvoor een afkoopsom van € 22.500,00 overeengekomen, verdeeld over negen termijnen van € 2.500,00 vanaf 1 juli 2024.
3.2.
[huurder] betoogt weliswaar dat zij de afkoopsom niet kan betalen door persoonlijke omstandigheden, maar partijen zijn nou eenmaal overeengekomen dat [huurder] een afkoopsom van € 22.500,00 aan AVV moet betalen. De persoonlijke omstandigheden van [huurder] , hoe betreurenswaardig deze ook mogen zijn, ontslaan haar niet van haar contractuele verplichtingen tegenover AVV. Het verweer van [huurder] dat zij door omstandigheden niet heeft kunnen betalen slaagt dan ook niet.
3.3.
[huurder] heeft nog een beroep gedaan op een ontbindende voorwaarde uit de huurovereenkomst. Dat de huurovereenkomst de mogelijkheid bevat om de overeenkomst kosteloos te ontbinden bij het niet verkrijgen van een vergunning, verandert echter niets aan de overeenkomst van de afkoopsom. [huurder] heeft namelijk niet met een beroep op deze ontbindende voorwaarde de overeenkomst ontbonden, maar nieuwe afspraken gemaakt over de beëindiging van de huurovereenkomst met de afspraak dat zij een afkoopsom betaalt. [huurder] heeft bovendien het aanvragen van de benodigde vergunning zelf stopgezet. Slechts een negatieve uitkomst van het traject was een ontbindende voorwaarde voor de huurovereenkomst. De uitkomst van dit traject blijft in het ongewisse. [huurder] kan zich in deze procedure dan ook niet (alsnog) beroepen op deze ontbindende voorwaarde.
3.4.
[huurder] voert nog aan dat haar besloten vennootschap wellicht in de plaats is getreden van haar in privé en dat betaling van de afkoopsom hierdoor bij de besloten vennootschap moet worden gevorderd. Dit verweer gaat niet op. [huurder] heeft de overeenkomst tot betaling van een afkoopsom in privé gesloten (maar niet als consument) en dat geldt ook voor de huurovereenkomst. Uit niets blijkt dat de besloten vennootschap in de plaats is getreden, niet bij de huurovereenkomst en niet bij de overeenkomst tot betaling van de afkoopsom. AVV maakt dus terecht aanspraak op betaling van de afkoopsom.
Wettelijke rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten
3.5.
De wettelijke rente over € 22.500,00 wordt toegewezen vanaf de respectieve vervaldata van de maandelijkse termijnen van € 2.500,00, omdat [huurder] pas vanaf de respectieve vervaldata in verzuim is. De eerste termijn is vervallen op 1 juli 2024.
3.6.
AVV vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Artikel 6:96 lid 5 en 6 zijn niet van toepassing, nu [huurder] handelde in de uitoefening van haar beroep of bedrijf. AVV heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. AVV heeft daarom recht op een vergoeding voor de kosten van die werkzaamheden. AVV heeft het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met btw. Omdat AVV geen ondernemer is, wordt de vergoeding verhoogd met btw. Daarom zal een bedrag van € 756,25 worden toegewezen.
3.7.
Omdat [huurder] in het ongelijk is gesteld, moet zij de proceskosten van AVV (inclusief nakosten) betalen. De kantonrechter stelt de proceskosten aan de kant van AVV vast op € 1.086,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 543,00), € 120,21 aan kosten van de dagvaarding, € 1.461,00 aan griffierecht en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 2.802,21. Hier komt nog een bedrag bij, maar alleen als dit vonnis wordt betekend, dat wil zeggen officieel door een deurwaarder wordt uitgereikt.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [huurder] om aan AVV te betalen een bedrag van € 22.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag van € 22.500,00, vanaf de respectieve vervaldata van de maandelijkse termijnen van € 2.500,00, telkens tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [huurder] om aan AVV te betalen een bedrag van € 756,25 wegens buitengerechtelijke kosten,
4.3.
veroordeelt [huurder] in de proceskosten van € 2.802,21, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [huurder] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Dam en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2025.