Uitspraak
1.[verhuurder 1] ,
2.
[verhuurder 2],
1.[huurder 1] ,
2.
[huurder 2],
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak vorderden de verhuurders de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de huurwoning. De kantonrechter heeft de vorderingen van de verhuurders afgewezen. De verhuurders stelden dat de huurders tekort waren geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst door een huurachterstand te laten ontstaan. De huurders voerden echter aan dat zij de huurbetaling hadden opgeschort vanwege gebreken aan het gehuurde, waaronder een defecte cv-ketel en rotte kozijnen. De kantonrechter oordeelde dat de huurprijsverhoging door de verhuurders in strijd was met de Wet maximering huurprijsverhogingen en dat de huurprijs moest worden verlaagd vanwege de erkende gebreken. De huurprijs werd met 50% verlaagd vanaf 1 juli 2022 tot het moment dat de gebreken zijn hersteld. De kantonrechter concludeerde dat er geen huurachterstand was en wees de vorderingen van de verhuurders af, terwijl de tegenvordering van de huurders werd toegewezen. De proceskosten werden toegewezen aan de huurders, aangezien zij in het gelijk waren gesteld.