ECLI:NL:RBZWB:2025:4746

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 juni 2025
Publicatiedatum
21 juli 2025
Zaaknummer
C/02/434488 JE RK 25-735
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • F. Felix
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming met zorgen over oudercontacten

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 juni 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld op 14 juni 2024 en diende te worden verlengd vanwege zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige], die nog steeds ernstig wordt bedreigd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen contact is geweest tussen [minderjarige] en zijn vader, wat een belangrijke factor is in de ontwikkeling van het kind. De kinderrechter heeft de belangen van [minderjarige] vooropgesteld en geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling voor een jaar moet worden verlengd om de noodzakelijke begeleiding en ondersteuning te waarborgen.

De kinderrechter heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling (GI) om de ondertoezichtstelling te verlengen gehonoreerd, ondanks de bezwaren van de moeder, die de verlenging als belastend ervaart. De vader heeft aangegeven dat hij het eens is met de verlenging, omdat contact met beide ouders belangrijk is voor de identiteitsontwikkeling van [minderjarige]. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft benadrukt dat de ontwikkeling van [minderjarige] leidend is in het proces en dat de GI betrokken blijft om de ouders te begeleiden en het contact tussen vader en zoon te faciliteren.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/434488 / JE RK 25-735
Datum uitspraak: 13 juni 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Jeugdbescherming Brabant 's-Hertogenbosch, gevestigd te 's-Hertogenbosch,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2020 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. W.R. Arema te [geboorteplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. S. Ben Ahmed te [geboorteplaats] ,

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 17 april 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 13 juni 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • namens de advocaat van de vader mr. B.H. van der Zwan;
- twee vertegenwoordigers van de GI.
De vader zelf is hoewel goed opgeroepen niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] is erkend door de vader.
2.3.
[minderjarige] woont bij zijn moeder.
2.4.
Per 14 juni 2024 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI. De kinderrechter in deze rechtbank heeft laatstelijk bij beschikking van 11 oktober 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 14 juni 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

De GI
4.1.
[minderjarige] heeft gedurende de uitvoering van de ondertoezichtstelling nog geen contact gehad met zijn vader. De GI heeft de volgende voorwaarden gesteld:
1) [minderjarige] heeft duidelijkheid over de rol van zijn biologische vader en ontwikkelt een eigen vaderbeeld.
2) [minderjarige] groeit op in een veilige, stabiele en gestructureerde opvoedingsomgeving.
3) Ouders laten zien dat zij werken aan hun persoonlijke problemen om aan te kunnen
sluiten bij de ontwikkelingsbehoeftes van [minderjarige] .
4.2.
Er is volgens de GI op meerdere vlakken vooruitgang geboekt. De vader heeft [minderjarige] inmiddels erkend. [praktijk] is met hulpverlening gestart om tot een haalbare contactregeling te komen, waarin een veilig en structureel contact tussen [minderjarige] en zijn vader kan plaatsvinden. De vader heeft al gesprekken met deze praktijk gehad en heeft een herstellende brief opgesteld. De vader heeft voorts een eigen behandelaar, die heeft aangegeven dat vader stabiel is. Deze behandelaar heeft geen zorgen over het starten van onbegeleid contact tussen vader en [minderjarige] . De moeder vindt het vanuit haar eigen verleden heel moeilijk om [minderjarige] (onbegeleid) naar zijn vader te laten gaan. De GI benadrukt dat het van belang is dat de moeder emotionele toestemming hiervoor kan gaan geven, zodat hij onbelast contact met zijn vader zal kunnen hebben. [praktijk] wil, door de angsten en zorgen die de moeder heeft, de Flash Forward EMDR toe gaan passen, waarbij de focus ligt op angsten die zien op een toekomstige gebeurtenis. Met betrekking tot de situatie bij de moeder heeft de GI verder geen zorgen.
Het zou wenselijk zijn als de ouders in de toekomst hun ouderschap op een bepaalde manier onafhankelijk van hulp kunnen gaan vormgeven. Hiervoor is het belangrijk dat er een manier gezocht wordt waarbij ouders een vorm van communicatie kunnen hebben. Ook dit kan in gang gezet worden vanuit [praktijk] .
Met [minderjarige] gaat het een stuk beter op school dan in november 2024. [praktijk] kán het gedrag van [minderjarige] verder onderzoeken, maar op dit moment is dat niet (meer) nodig..
4.3.
De hulpverlening bij [praktijk] is nog maar recent gestart. Het is dan ook van belang dit traject te vervolgen en de resultaten hiervan duurzaam te laten zijn, voordat de ondertoezichtstelling tot een einde kan komen. Bij het tempo van het traject is [minderjarige] leidend. Gekeken zal worden hoe hij op het contact met zijn vader reageert. Ook wordt gekeken naar op welke wijze het vader lukt om op een betrouwbare en veilige manier bij [minderjarige] aan te sluiten.
De GI verzoekt op grond van het voorgaande de ondertoezichtstelling te verlengen om in het belang van [minderjarige] al de gestelde doelen te behalen en te bestendigen. Het uitgangspunt van de GI is dat wordt toegewerkt naar onbegeleid contact met de vader
De moeder
4.4.
Bij de moeder leven nog best veel vragen over de vader, over zijn situatie, over zijn behandeling en over zijn medicatie. Eigenlijk is er nog steeds geen duidelijkheid gekomen over de vader. De moeder vindt primair dat het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling moet worden afgewezen en subsidiair dat deze beperkt moet worden tot een half jaar. De moeder ervaart de ondertoezichtstelling als belastend. Het duurt allemaal te lang, ook voor [minderjarige] . Dat er geen contact is met de vader hoeft geen ‘ernstige ontwikkelingsbedreiging’ te zijn. Het gaat goed met [minderjarige] bij de moeder. Er is nog heel veel onduidelijk, ook over wat de GI gaat doen. Alles ligt eigenlijk bij [praktijk] . Zij voelt zich goed bij [praktijk] en is bereid aan die hulpverlening mee te werken. De moeder wil doen wat het veiligste is voor [minderjarige] .
De vader
4.5.
De advocaat heeft namens de vader samengevat het volgende naar voren gebracht. Het gaat goed met de vader. Hij is psychisch stabiel. Hij heeft een eigen woning en woont helemaal zelfstandig. Hij is werkzaam als jongerencoach. Hij heeft zijn hele leven weer opgepakt. De vader heeft alle openheid gegeven die hij kon geven aan de Raad en de GI. Als er in de toekomst gesprekken zullen zijn tussen de vader en de moeder, is de verwachting dat de vader haar meer uitleg en duidelijkheid kan geven.
De vader is het eens met het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. Voor de identiteitsontwikkeling van [minderjarige] is contact met beide ouders belangrijk. Er wordt al vijf jaar geprobeerd om tot contact tussen [minderjarige] en de vader te komen. Het is noodzakelijk dat de GI betrokken blijft. Het liefst heeft de vader dat het contact al eerder dan over een jaar is gerealiseerd, maar wellicht is een jaar realistisch om in een passend tempo tot een duurzame contactregeling te komen.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter kan een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen. [1]
In artikel 1:260, eerste lid, BW is bepaald dat de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 255 is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens kan verlengen met ten hoogste een jaar.
5.2.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
5.3.
De ontwikkeling van [minderjarige] wordt nog steeds ernstig bedreigd. Deze ernstige ontwikkelingsbedreiging ziet met name op een bedreiging op het sociaal-emotionele vlak nu de vader nog geen (belangrijke) positie in het leven van [minderjarige] heeft. De kinderrechter heeft zorgen over de tot nu toe uitblijvende contacten tussen vader en zoon en zorgen over de onderlinge verstandhouding tussen de vader en moeder. Om de in het kader van de ondertoezichtstelling gestelde doelen te kunnen behalen dient de ondertoezichtstelling te worden verlengd.
5.4.
Deze ernstige ontwikkelingsbedreiging kan niet of onvoldoende worden weggenomen met vrijwillige hulpverlening, omdat zelfs met de langdurige inspanningen tot nu toe nog niet het resultaat van veilig, onbegeleid contact tussen [minderjarige] en zijn vader is bereikt. [praktijk] staat nu in de startblokken, maar er is nog veel werk te doen. De aanwezigheid van de GI is op dit moment noodzakelijk om de ouders te begeleiden, om het contact tussen vader en zoon te faciliteren en om toe te blijven zien op de hulpverlenging vanuit [praktijk] .
5.5.
De kinderrechter verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar. Juist omdat de weg naar contact al zo lang duurt ziet de kinderrechter geen aanleiding de verlenging in duur te beperken. Het is niet te verwachten dat al binnen een aantal maanden een bestendige contactregeling zal worden bereikt. De kinderrechter benadrukt op deze plek dat het uitgangspunt van de GI is, dat wordt toegewerkt naar een onbegeleid contact tussen de vader en [minderjarige] . Desondanks staat de uitkomst van het traject niet vast, nu het tempo en de gesteldheid van [minderjarige] leidend is in dit proces.
5.6.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 14 juni 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2025 door mr. Felix, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Van de Kar als griffier, en op schrift gesteld op 27 juni 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek