In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 juni 2025 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld op 14 juni 2024 en diende te worden verlengd vanwege zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige], die nog steeds ernstig wordt bedreigd. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen contact is geweest tussen [minderjarige] en zijn vader, wat een belangrijke factor is in de ontwikkeling van het kind. De kinderrechter heeft de belangen van [minderjarige] vooropgesteld en geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling voor een jaar moet worden verlengd om de noodzakelijke begeleiding en ondersteuning te waarborgen.
De kinderrechter heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling (GI) om de ondertoezichtstelling te verlengen gehonoreerd, ondanks de bezwaren van de moeder, die de verlenging als belastend ervaart. De vader heeft aangegeven dat hij het eens is met de verlenging, omdat contact met beide ouders belangrijk is voor de identiteitsontwikkeling van [minderjarige]. De kinderrechter heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft benadrukt dat de ontwikkeling van [minderjarige] leidend is in het proces en dat de GI betrokken blijft om de ouders te begeleiden en het contact tussen vader en zoon te faciliteren.