ECLI:NL:RBZWB:2025:4760

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
11518910 CV EXPL 25-526 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Tilman-Knoester
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over looninschaling van praktijkverpleegkundige in FWG 55 na sollicitatieprocedure

In deze zaak vordert [eiser], werkzaam als verpleegkundige niveau 5 bij [gedaagde], dat zij recht heeft op loon alsof zij is ingeschaald in FWG 55, gelijk aan haar collega praktijkverpleegkundigen (in opleiding). Na een sollicitatieprocedure is [eiser] per 8 augustus 2023 praktijkverpleegkundige in opleiding geworden. Er was een bezwaar van collega’s over de inschaling in FWG 50, waarbij [eiser] in een e-mail aan haar leidinggevende, mevrouw [naam], een afspraak vastlegde dat als haar collega’s naar FWG 55 gaan, zij ook naar die schaal zou gaan. De Raad van Bestuur van [gedaagde] heeft het bezwaar afgewezen, maar tien van de twaalf collega’s ontvingen een toelage alsof zij in FWG 55 waren ingeschaald. [eiser] beroept zich op deze afspraak en op strijd met goed werkgeverschap. De kantonrechter oordeelt dat de afspraak zoals vastgelegd in de e-mail van 12 mei 2023 moet worden opgevat als een recht op gelijke beloning. De kantonrechter stelt [eiser] in het gelijk en veroordeelt [gedaagde] tot betaling van het loon in FWG 55 met terugwerkende kracht.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 11518910 \ CV EXPL 25-526
Vonnis van 9 juli 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: voorheen mr. M. van der Veer en thans haar kantoorgenoot mr. B.I. van Vugt,
tegen
[gedaagde],
gevestigd en kantoorhoudende te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. V. Hofman-Back.

1.De zaak in het kort

Het gaat in deze zaak om [eiser] die de functie verpleegkundige niveau 5 had bij [gedaagde] en na een sollicitatieprocedure bij [gedaagde] praktijkverpleegkundige (in opleiding) is. Op dat moment liep er bezwaar van alle collega praktijkverpleegkundigen (in opleiding) bij de Raad van Bestuur van [gedaagde] over inschaling van de functie van praktijkverpleegkundige in FWG 50. Volgens hen dient die functie in FWG 55 te worden ingeschaald. [eiser] legt in een e-mail aan haar leidinggevende vast dat afgesproken is dat als haar collega praktijkverpleegkundigen (in opleiding) naar FWG 55 gaan zij ook naar die schaal gaat. De Raad van Bestuur heeft het bezwaar tegen inschaling in FWG 50 afgewezen. Tien van de twaalf collega verpleegkundigen (in opleiding) ontvangen een toelage op hun loon alsof zij in FWG 55 zijn ingeschaald. [eiser] meent ook aanspraak te hebben op loon in FWG 55 en beroept zich primair op een afspraak vastgelegd in e-mails en subsidiair op strijd met goed werkgeverschap. [gedaagde] betwist dat de door [eiser] gestelde afspraak zo ruim kan worden uitgelegd en betwist als niet goed werkgever te hebben gehandeld. De kantonrechter stelt [eiser] in het gelijk.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 maart 2025 en de daarin genoemde processtukken;
- de door [gedaagde] bij brief van 16 mei 2025 overgelegde productie 3;
- de mondelinge behandeling van 27 mei 2025 en de door [gedaagde] voorgedragen spreekaantekeningen.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Per 15 juni 2021 is [eiser] bij [gedaagde] in dienst getreden in de functie van verpleegkundige niveau 5. Zij ontving voor die functie op grond van de toepasselijke CAO Verpleeg-, Verzorgingshuizen en Thuiszorg (hierna: de cao) een loon vastgesteld in FWG 50.
3.2.
Na een sollicitatietraject voor de functie van praktijkverpleegkundige (in opleiding) is [eiser] per 8 augustus 2023 praktijkverpleegkundige in opleiding. De opleiding voor praktijkverpleegkundige is zij in september 2023 gestart en de opleiding duurt bijna twee jaar.
3.3.
[eiser] had voor de start van de opleiding tot praktijkverpleegkundige de hoogste trede van FWG 50 behaald. Op grond van het beleid van [gedaagde] ontvangt [eiser] als zogenaamde “doorstromer” tijdens haar opleiding het loon van de functie waarin wordt gewerkt voordat de opleiding in een andere functie wordt gevolgd en dus loon in FWG 50.
3.4.
De functie van praktijkverpleegkundige is ook ingeschaald in FWG 50. Deze inschaling heeft plaatsgevonden op basis van het door FWG Progressional People opgestelde indelingsadvies van 2 augustus 2022.
3.5.
In mei 2023 liep er een bezwaar van alle collega praktijkverpleegkundigen (in opleiding) bij de Raad van Bestuur van [gedaagde] over de inschaling van hun functie in FWG 50 en zij stelden ingedeeld te moeten worden in FWG 55.
3.6.
Op 12 en 17 mei 2023 heeft er een e-mailwisseling plaatsgevonden tussen [eiser] en haar leidinggevende, mevrouw [naam] , over de inschaling. [eiser] heeft bij e-mail van 12 mei 2023 aan [naam] medegedeeld:
“Daarnaast hebben we telefonisch besproken dat als mijn collega praktijkverpleegkundigen naar schaal 55 gaan, ik ook naar deze schaal ga. Zoals aangegeven zie ik dit ook graag vastgelegd. Zo ook dat dit (indien van toepassing) met terugwerkende kracht, vanaf mijn start als praktijkverpleegkundige, wordt verrekend.”
3.7.
Als reactie heeft [naam] op 17 mei 2023 per e-mail aan [eiser] medegedeeld:
“Ook dit kunnen en zullen we in jouw dossier als aantekening vastleggen.”
3.8.
Op 26 september 2023 heeft de Raad van Bestuur besloten het functieprofiel praktijkverpleegkundige niet in te delen in FWG 55, maar in FWG 50 te laten.
3.9.
Er werken op het moment dat [eiser] de functie praktijkverpleegkundige (in opleiding) is gaan verrichten bij [gedaagde] twaalf praktijkverpleegkundigen (in opleiding) en daarvan zijn:
  • vier verpleegkundigen uit regio 1 werkzaam die wegens de fusie per 1 januari 2021 een toelage krijgen alsof zij zijn ingeschaald in FWG 55,
  • vier verpleegkundigen in opleiding uit regio 3 werkzaam die wegens toezeggingen met terugwerkende kracht per 1 januari 2021 een toelage krijgen alsof zij zijn ingeschaald in FWG 55,
  • twee praktijkverpleegkundigen uit regio 2 werkzaam die wegens toezeggingen met terugwerkende kracht per 1 januari 2021 een toelage krijgen alsof zij zijn ingeschaald in FWG 55,
  • twee praktijkverpleegkundigen in opleiding, zijnde [eiser] en collega Sanne, uit regio 2 die geen toelage krijgen.
3.10.
Per 1 januari 2025 werken er bij [gedaagde] twee nieuwe praktijkverpleegkundigen die in FWG 50 zijn gestart.
3.11.
[eiser] heeft bij herhaling bij [gedaagde] aangekaart recht te hebben op loon alsof zij in FWG 55 zou zitten vanwege de gecreëerde ongelijkheid met collega’s en de afspraken die in mei 2023 zijn gemaakt. [gedaagde] is het daar niet mee eens.

4.Het geschil

4.1.
[eiser] vordert dat voor recht wordt verklaard dat [gedaagde] [eiser] per 8 augustus 2023 een loon moet betalen alsof zij in FWG 55 ingeschaald zou zijn, met recht op doorgroei tot het eindbedrag van FWG 55, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
4.2.
[eiser] legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. Primair wordt een beroep gedaan op de afspraken zoals vastgelegd in de e-mailwisseling van 12 en 17 mei 2023. Die afspraak houdt in dat als collega praktijkverpleegkundigen naar schaal 55 gaan [eiser] ook naar deze schaal gaat en dit met terugwerkende kracht vanaf de start als praktijkverpleegkundige in opleiding wordt verrekend. De bedoeling van [eiser] bij de afspraak was om evenveel te verdienen als haar collega praktijkverpleegkundigen (in opleiding). Subsidiair wordt een beroep gedaan op handelen van [gedaagde] in strijd met goed werkgeverschap omdat voor gelijkwaardig werk in gelijke omstandigheden gelijkwaardige beloning moet worden betaald. Alle praktijkverpleegkundigen (in opleiding) die tot 1 januari 2025 bij [gedaagde] werkzaam waren, kregen met uitzondering van [eiser] en haar collega praktijkverpleegkundige in opleiding voor hun werk betaald alsof ze in schaal 55 zitten. [eiser] wordt hierdoor ongelijk behandeld en daar is geen objectieve rechtvaardiging voor.
4.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vordering als ongegrond en/of onbewezen en veroordeling van [eiser] in de kosten van de procedure, vermeerderd met de wettelijke rente.
4.4.
[gedaagde] voert als verweer het volgende aan. [gedaagde] wil met het functiehuis dat ze heeft een gelijke en eerlijke behandeling voor iedereen. De toezegging die [naam] aan [eiser] deed, zag enkel op inschaling van de functie van praktijkverpleegkundige. Over individuele afspraken met andere medewerkers en de achtergrond ervan heeft [naam] nooit met [eiser] gesproken en er is nooit enige toezegging gedaan. Van niet nakoming van gedane toezeggingen is dan ook geen sprake. Ten aanzien van de subsidiaire grond geldt dat er geen sprake is van gelijkwaardig werk in gelijke omstandigheden. Een gediplomeerd praktijkverpleegkundige heeft de vereiste kwalificaties en is volledig inzetbaar binnen de functie zonder supervisie of aanvullende opleiding. Er is ook geen sprake van gelijkwaardige omstandigheden omdat om uiteenlopende redenen en achtergronden een aantal praktijkverpleegkundigen een toeslag op hun reguliere loon hebben gekregen. Toekomstige praktijkverpleegkundigen zullen ook in FWG 50 worden ingeschaald en aan die inschaling kan geen grondslag voor enige toeslag worden ontleend. Van ongelijke behandeling van [eiser] is geen sprake.
4.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Afspraak over loon alsof in FWG 55?
5.1.
In geschil is tussen partijen of zij in mei 2023 hebben afgesproken dat als collega praktijkverpleegkundigen (in opleiding) loon krijgen alsof zij zijn ingedeeld in FWG 55 [eiser] dat ook zou verdienen. [eiser] stelt dat dit het geval is en beroept zich op e-mailcorrespondentie met [naam] .
5.2.
Voorop gesteld wordt dat de vraag wat is afgesproken niet beantwoord kan worden op grond van enkel een (taalkundige) uitleg van de bewoordingen in de e-mails. Bij de uitleg daarvan komt het aan op de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij in dat verband redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Hierbij zijn alle concrete omstandigheden van het geval van belang, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen (de Haviltex-maatstaf).
5.3.
[eiser] verwijst in haar e-mail van 12 mei 2023 naar hetgeen telefonisch besproken is met [naam] . Geen van partijen stelt dat hetgeen in de e-mail is vermeld, afwijkt van wat [eiser] en [naam] eerder (telefonisch) hebben afgesproken. Hierdoor wordt ervan uitgegaan dat het vermelde in de e-mail van 12 mei 2023 heeft te gelden als vastlegging van de gemaakte afspraak ofwel de overeenkomst (door aanbod en aanvaarding). [naam] heeft die afspraak nogmaals bevestigd met haar reactie per e-mail van 17 mei 2023 dit zo vast te leggen in het personeelsdossier van [eiser] .
5.4.
In de e-mail van [eiser] van 12 mei 2023 staat dat “
als mijn collega praktijkverpleegkundigen naar schaal 55 gaan, ik ook naar deze schaal ga”en
“dit (indien van toepassing) met terugwerkende kracht, vanaf de start als praktijkverpleegkundige,”.Dit kan tekstueel zo uitgelegd worden dat daarmee bedoeld is dat [eiser] recht heeft op dezelfde beloning als haar collega praktijkverpleegkundigen (in opleiding) in FWG 55 worden ingedeeld. Ofwel dat daarmee bedoeld is dat [eiser] recht heeft op gelijke beloning en dat als collega praktijkverpleegkundigen (in opleiding) een loon gelijk aan FWG 55 krijgen [eiser] dat ook krijgt
.De kantonrechter is van oordeel dat de laatstgenoemde ruimere uitleg dient te worden gevolgd op grond van het navolgde.
5.5.
[eiser] stelt dat zij met de afspraak bedoeld had om hetzelfde te verdienen als haar collega praktijkverpleegkundigen (in opleiding). Dit blijkt ook uit de e-mail van 12 mei 2023 waarin [eiser] een koppeling maakt met collega’s die naar schaal 55 gaan en zij noemt niet de indeling van de functie in FWG 55. [eiser] zat in mei 2023 ook aan de top van haar functieschaal en wilde graag meer verdienen. [eiser] heeft onweersproken gesteld dat het meer willen verdienen in een eerder telefoongesprek met [naam] ter sprake is gekomen en voor [naam] was dit dus kenbaar. [naam] sprak ook de verwachting uit dat de functie in FWG 55 ingedeeld zal worden. Ook collega praktijkverpleegkundigen (in opleiding) wilden naar FWG 55 om meer te verdienen en dat was ook (vooral) de reden van het bezwaar bij de Raad van Bestuur.
5.6.
Gelet op de voornoemde omstandigheden moet de afspraak naar het oordeel van de kantonrechter in de e-mail van 12 mei 2023 zo uitgelegd worden dat [eiser] een gelijk loon als collega praktijkverpleegkundigen (in opleiding) zou krijgen. [naam] diende de e-mail en dus de afspraak ook zo te begrijpen. Voor zover [naam] deze bedoeling niet had, had [naam] hierover een duidelijk voorbehoud moeten maken dat als de functie naar FWG 55 gaat [eiser] dan de daarbij behorende beloning ontvangt. Dat is niet gedaan.
5.7.
Omdat het in de praktijk zo was dat tien van de elf andere praktijkverpleegkundigen (in opleiding) met terugwerkende kracht een toelage kregen alsof zij ingedeeld zijn in FWG 55 heeft [eiser] ook recht op die beloning. Deze beloning mag [eiser] in het licht van de gemaakte afspraak in redelijkheid van [gedaagde] verwachten. Het feit dat de in 2023 gelijktijdig met [eiser] gestarte collega Sanne en twee per 1 januari 2025 gestarte praktijkverpleegkundigen (in opleiding) een loon gelijk of lager aan FWG 50 ontvangen, maakt het voorgaande niet anders. Met hen is niet de afspraak gemaakt zoals vastgelegd in de e-mail van 12 mei 2023.
5.8.
Partijen verschillen erover of de vermelding in de e-mail van 12 mei 2023
“terugwerkende kracht, vanaf de start als praktijkverpleegkundige”betrekking heeft op het starten als praktijkverpleegkundige in opleiding of vanaf het behalen van het diploma voor praktijkverpleegkundige. De kantonrechter is van oordeel dat de voornoemde vermelding erop wijst dat [eiser] dezelfde beloning krijgt bij de start van haar functie per 8 augustus 2023 omdat zij vanaf dan als praktijkverpleegkundige werkt. De werkzaamheden tijdens de opleiding zijn verglijkbaar met de werkzaamheden van een gediplomeerd praktijkverpleegkundige. Het is ook niet logisch dat de woorden “terugwerkende kracht” in de mail van 12 mei 2023 zien op einde opleiding omdat die in mei 2023 nog ver in de toekomst lag. Het feit dat de afspraak niet conform het beleid van [gedaagde] is, doet niet af aan het voorgaande. Partijen hebben een afwijkende afspraak gemaakt.
5.9.
Op grond van het voorgaande slaagt de primaire grondslag van de vordering. De gevorderde verklaring voor recht dat [gedaagde] aan [eiser] per 8 augustus 2023 loon
dient te betalen alsof zij in FWG 55 zou zijn ingeschaald, met recht op doorgroei tot het eindbedrag van FWG 55 zal worden toegewezen.
Proceskosten
5.10.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
148,04
- griffierecht
90,00
- salaris gemachtigde
542,00
(2 punten × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
915,04

6.De beslissing

De kantonrechter
6.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde] aan [eiser] per 8 augustus 2023 het loon moet betalen alsof zij in FWG 55 ingeschaald zou zijn, met recht op doorgroei tot het eindbedrag van FWG 55,
6.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 915,04 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. Tilman-Knoester en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2025.