ECLI:NL:RBZWB:2025:4779

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
24/8194
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing handhavingsverzoek openbare orde door burgemeester op basis van artikel 172 Gemeentewet

Deze uitspraak betreft de afwijzing van een handhavingsverzoek van eiser, die de burgemeester van de gemeente Breda verzocht om de openbare orde te handhaven op een voetpad naast zijn woning. Eiser is van mening dat de burgemeester zijn bevoegdheden op grond van artikel 172 van de Gemeentewet niet correct heeft ingezet. De rechtbank heeft op 23 juli 2025 geoordeeld dat de burgemeester niet bevoegd is om handhavend op te treden, omdat er geen sprake is van een onmiddellijkheidssituatie die dwingt tot een onverwijlde reactie. Eiser had op 7 juni 2024 een handhavingsverzoek ingediend, dat door de burgemeester op 26 juni 2024 werd afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 17 juni 2025, waarbij eiser en zijn echtgenote aanwezig waren, evenals de burgemeester en zijn vertegenwoordigers. De rechtbank concludeert dat de overlast die eiser ervaart niet onverwacht of plotseling is en dat de burgemeester daarom niet kan optreden. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/8194

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

de burgemeester van de gemeente Breda, de burgemeester.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van het verzoek van eiser om de openbare orde op grond van het tweede dan wel het derde lid van artikel 172 van de Gemeentewet te handhaven. Eiser is het niet eens met de afwijzing. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van het verzoek.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de burgemeester in dit geval niet zijn bevoegdheden op grond van artikel 172 van de Gemeentewet kan en mag inzetten. Eiser krijgt dus geen gelijk, het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 7 juni 2024 een handhavingsverzoek ingediend over het voetpad naast zijn woning (hierna: het handhavingsverzoek). De burgemeester heeft het handhavingsverzoek met het besluit van 26 juni 2024 (primair besluit) afgewezen. Met de beslissing op bezwaar van 29 oktober 2024 (bestreden besluit) is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en is de burgemeester bij de afwijzing van het handhavingsverzoek gebleven.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
Eiser heeft aanvullende beroepsgronden ingediend, inclusief een USB-stick met beeld- en geluidsmateriaal.
2.4.
De rechtbank heeft het beroep op 17 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben aan de kant van eiser deelgenomen: eiser, zijn echtgenote en mr. C. Verdaas. Namens de burgemeester zijn verschenen: [persoon] en mr. S. Gangabisoensingh.
Beoordeling door de rechtbank
Feiten
3. Er ligt een voetpad tussen de [straat 1] en de [straat 2] van ongeveer één meter breed, tussen vier achtertuinen, waaronder die van eiser. Alleen de tuin van eiser grenst aan de gehele lengte van het voetpad. In het handhavingsverzoek verzoekt eiser de burgemeester om op grond van het tweede en derde lid van artikel 172 van de Gemeentewet de openbare orde te handhaven op het voetpad, in verband met (geluids-)overlast en verkeersonveiligheid. Volgens eiser wordt er vanaf het voetpad geschreeuwd en getierd, worden er spullen bij hem over de schutting gegooid en rijden er (brom)fietsen, scooters en fatbikes die voor gevaarlijke situaties zorgen.
3.1.
Vervolgens heeft de burgemeester het primaire besluit genomen waartegen eiser op 26 juli 2024 bezwaar heeft gemaakt.
3.2.
Op 14 augustus 2024 zijn twee voetgangerssluizen op het voetpad geplaatst: twee hekken aan beide uiteindes van het pad.
3.3.
Vervolgens is, na advies van de Adviescommissie bezwaarschriften, het bestreden besluit genomen en is beroep ingesteld.
Beroepsgronden
4. Eiser stelt dat de burgemeester ten onrechte zijn bevoegdheden op grond van artikel 172 van de Gemeentewet niet heeft ingezet.
4.1.
Daarnaast vindt hij dat de burgemeester de controles uit 2022 niet ten grondslag mocht leggen aan de afwijzing van het handhavingsverzoek. Deze controles zijn volgens eiser onvoldoende, onzorgvuldig en niet actueel. De burgemeester had nieuwe controles moeten (laten) uitvoeren.
Wettelijk kader
5. De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
De bevoegdheden uit het tweede en derde lid van artikel 172 van de Gemeentewet
6. Het tweede lid van artikel 172 van de Gemeentewet bepaalt dat de burgemeester bevoegd is overtredingen van wettelijke voorschriften die betrekking hebben op de openbare orde, te beletten of te beëindigen. Hij bedient zich daarbij van de politie.
6.1.
Eiser stelt dat de burgemeester gebruik had moeten maken van deze bevoegdheid, omdat de burgemeester gehouden is te zorgen voor naleving van artikel 5 en 6 van het Reglement verkeersregels en verkeertekens 1990; artikel 266, 284, 424 en 426bis van het Wetboek van Strafrecht en artikel 4:2 van de Algemene Plaatselijke Verordening Breda 2018.
6.2.
Uit het derde lid van artikel 172 van de Gemeentewet volgt dat de burgemeester bevoegd is bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, de bevelen te geven die noodzakelijk te achten zijn voor de handhaving hiervan.
6.3.
Volgens eiser is sprake van verstoring van de openbare orde omdat het begrip “openbare orde” gekoppeld is aan veiligheid en rust. Daarnaast heeft eiser aansluiting gezocht bij definities van “openbare orde” die gegeven worden in onder meer een uitspraak van de Hoge Raad (HR) [1] , het Wetboek van Strafrecht en het Zakboek openbare orde van het Nederlands Genootschap van Burgemeesters.
6.4.
Artikel 172, tweede lid, van de Gemeentewet gaat over het aansturen van de politie wanneer een (dreigende) overtreding een (dreigende) verstoring van de openbare orde veroorzaakt. Dit artikellid ziet dus primair op de feitelijke handhaving. In die zin geldt voor zowel het tweede als het derde lid van artikel 172 van de Gemeentewet dat voldaan moet zijn aan het zogenaamde situatiecriterium. Als de burgemeester zijn bevoegdheden op grond van deze artikelleden aanwendt, moet sprake zijn van een onmiddellijkheidssituatie die dwingt tot een onverwijlde reactie. Een onmiddellijkheidssituatie doet zich onverwacht, actueel en plotseling reëel voor. Ook kan zij op korte termijn dreigen plaats te vinden.
6.5.
De rechtbank stelt vast dat de overlast die eiser ervaart niet onverwacht en niet plotseling reëel is, en ook niet op korte termijn dreigt plaats te vinden. Hierdoor is geen sprake van een onmiddellijkheidssituatie die dwingt tot een onverwijlde reactie. Eiser ondervindt namelijk al veel langer overlast van gebruikers van het voetpad. Dit blijkt, volgens eiser, onder meer uit het beeld- en geluidsmateriaal van de USB-stick en uit het feit dat hij al meerdere procedures gevoerd heeft tegen overlast afkomstig van het voetpad.
6.6.
Hoewel het voor de rechtbank invoelbaar is dat eiser en zijn echtgenote overlast ervaren van fietsers en fatbikers die ten onrechte gebruik maken van het voetpad, moet de rechtbank de zaak beoordelen aan de hand van het toetsingskader. Daaruit volgt dat de burgemeester zijn bevoegdheden op grond van het tweede en derde lid van artikel 172 van de Gemeentewet ten aanzien van het voetpad niet kan en mag inzetten.
De controles uit 2022
7. Gelet op het feit dat de burgemeester niet bevoegd is handhavend op te treden op grond van het tweede en derde lid van artikel 172 van de Gemeentewet, behoeft de beroepsgrond over de controles uit 2022 geen bespreking meer.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat de burgemeester terecht het handhavingsverzoek van eiser heeft afgewezen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten, voor zover al gemaakt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mT.J. Janzinging, griffier, op 23 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Gemeentewet

Artikel 172

1De burgemeester is belast met de handhaving van de openbare orde.
2De burgemeester is bevoegd overtredingen van wettelijke voorschriften die betrekking hebben op de openbare orde, te beletten of te beëindigen. Hij bedient zich daarbij van de onder zijn gezag staande politie.
3De burgemeester is bevoegd bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, de bevelen te geven die noodzakelijk te achten zijn voor de handhaving van de openbare orde.
4De commissaris van de Koning geeft, indien een ordeverstoring van meer dan plaatselijke betekenis dan wel ernstige vrees voor het ontstaan van zodanige ordeverstoring zulks noodzakelijk maakt, de burgemeesters in de provincie zoveel mogelijk na overleg met hen, de nodige aanwijzingen met betrekking tot het door hen ter handhaving van de openbare orde te voeren beleid. De aanwijzingen worden zo enigszins mogelijk schriftelijk gegeven.

Voetnoten

1.HR 30 januari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ2104.