ECLI:NL:RBZWB:2025:4787

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
C/02/436355 / JE RK 25-1045
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Bogaert
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige na problematiek in de opvoeding en een mislukt UHA-traject

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 juli 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, aangeduid als [minderjarige]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek ingediend na een zorgwekkende situatie die is ontstaan na een mislukt UHA-traject tussen de ouders. De vader lijkt Nederland te hebben verlaten, wat de situatie voor de minderjarige nog complexer maakt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige], die gediagnosticeerd is met ADHD en hechtingsproblematiek. De ouders zijn niet in staat om op een constructieve manier met elkaar te communiceren over de opvoeding van [minderjarige], wat leidt tot spanningen en onduidelijkheid voor het kind. De moeder heeft aangegeven dat zij het eens is met de ondertoezichtstelling, terwijl de vader recentelijk de omgangsregeling niet meer is nagekomen en heeft aangegeven Nederland te verlaten. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkeling van [minderjarige] te beschermen en heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De ondertoezichtstelling is ingesteld voor de duur van een jaar, met als doel de communicatie tussen de ouders te verbeteren en [minderjarige] te ondersteunen in haar ontwikkeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/436355 / JE RK 25-1045
Datum uitspraak: 18 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling
in de zaak van
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
regio Zeeland–West-Brabant, locatie Breda,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2016 in [plaats 1] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [plaats 1] ,
advocaat mr. S. van Reeven-Özer te Waalwijk,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [plaats 2] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 11 juni 2025, ontvangen op 11 juni 2025;
  • de door de Raad op 19 juni 2025 overgelegde geboorteakte van [minderjarige] en de huwelijksakte;
  • de brief van [minderjarige] van 25 juni 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder met haar advocate;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- een vertegenwoordigster van de GI.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan de begeleidster van de vrouw, mevrouw [begeleidster] .
1.3.
Tussen partijen is ook de gezag- en omgangszaak met het kenmerk C/02/415163 / FA RK 23-4948 aanhangig. Deze zaak is gelijktijdig behandeld op de zitting van 14 juli 2025. In deze zaak is per aparte beschikking een beslissing gegeven.
1.4.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een brief gestuurd. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
Het huwelijk van de ouders is door echtscheiding op 25 april 2022 ontbonden.
2.2.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] woont bij haar moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de Raad aangegeven dat er een onderzoek is ingesteld naar aanleiding van een negatieve retourmelding van een UHA-traject tussen de ouders. De Raad heeft het onderzoek ambtshalve uitgebreid naar een beschermingsonderzoek. [minderjarige] heeft al veel onrust, spanningen en onduidelijkheid gekend. Zij is gediagnosticeerd met ADHD en met hechtingsproblematiek. Zij ervaart een grote mate van spanningen en onrust in haar lijf en hoofd. Bij veel prikkels en weinig structuur en duidelijkheid is er het risico dat zij doorschiet in haar emoties en gedrag. Zij heeft er moeite mee om die te reguleren. De moeder heeft er moeite mee om duidelijkheid en structuur in de opvoeding te bieden. [minderjarige] laat daardoor grenzeloos gedrag zien. Er is sprake geweest van escalaties met verbaal en fysiek geweld richting de moeder. [minderjarige] gaat tijdens vakanties en een middag in de week naar een zorgboerderij om de moeder te ontlasten. De moeder en [minderjarige] krijgen hulpverlening vanuit [jeugdzorg 1] en [jeugdzorg 2] . De moeder staat open voor de hulpverlening en zij toont zich leerbaar.
Het lukt de ouders niet om op ouderniveau te communiceren met elkaar over [minderjarige] . De vader reageert vaak niet op berichten van de moeder. Er is geen overeenstemming over de zorgregeling tussen de ouders. De vader wil het grootste deel van de zorg dragen omdat hij vindt dat de moeder niet kan bieden wat [minderjarige] nodig heeft. Hij is hier echter wisselend in. De moeder heeft aangeboden [minderjarige] ook op woensdag bij de vader te laten verblijven maar de vader heeft aangegeven dat dit niet kan in verband met zijn werk. De ouders hanteren ieder ook een andere opvoedingsstijl en de ouders zijn niet in staat die op elkaar af te stemmen. Er is veel wantrouwen naar elkaar over de opvoeding. [minderjarige] heeft medicatie voorgeschreven gekregen door een kinderpsychiater. Zij gebruikt deze medicatie bij de moeder en op school. De vader staat hier echter niet achter en bij hem gebruikt zij de medicatie dus niet. [minderjarige] heeft baat bij de medicatie en vindt het niet fijn dat zij deze niet mag gebruiken bij de vader. [minderjarige] heeft last van deze situatie. Deze spanningen zijn ook terug te zien in haar gedrag. Zij heeft moeite met de wisselingen tussen de verschillende opvoedsituaties en toont dan frustraties.
[minderjarige] wordt in de volwassenproblematiek betrokken door met name de vader en diens partner. Voor de vader is het lastig inschatten welke informatie passend is voor de leeftijd van [minderjarige] . Hij doet belastende uitspraken over de moeder en diskwalificeert haar in het bijzijn van [minderjarige] . Er is daardoor een risico op een loyaliteitsconflict bij [minderjarige] . De vader heeft onvoldoende meegewerkt aan de vrijwillige hulpverlening.
De intensieve inzet in het vrijwillig kader door De Gezinsmanager gedurende anderhalf jaar heeft onvoldoende geholpen. De moeder is onvoldoende in staat en de vader is onvoldoende bereid gebleken om onder eigen verantwoordelijkheid de bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige] weg te nemen. De Raad acht daarom een ondertoezichtstelling noodzakelijk.
4.2.
De moeder heeft aangegeven dat zij het eens is met de ondertoezichtstelling van [minderjarige] . De vader is recent de omgangsregeling niet meer nagekomen. Hij laat een patroon zien waarin hij het telkens laat afweten. Hij heeft een e-mail gestuurd aan de moeder dat hij zich laat uitschrijven uit Nederland en dat hij naar Denemarken vertrekt. Hij heeft afscheidsberichten geappt aan [minderjarige] . Deze berichten zijn verwarrend voor [minderjarige] . Zij weet nog niet dat haar vader is vertrokken naar het buitenland. De moeder weet niet hoe zij dit aan [minderjarige] moet vertellen en zij vreest voor haar reactie. De moeder weet verder ook niets. Zij heeft geen idee waar hij gaat wonen of wat de reden is van zijn vertrek. Hij heeft niet gereageerd op een spraakbericht van [minderjarige] .
4.3.
De Raad heeft hierop aangegeven dat het vertrek van de vader de noodzaak van een ondertoezichtstelling niet wegneemt. De situatie is immers nog steeds zorgelijk. Onduidelijk is of het vertrek van de vader definitief is en wat dit betekent voor het contact met en voor het gezag over [minderjarige] voor de vader. De ouders zijn onvoldoende in staat dit met elkaar te bespreken. Bovendien is de vraag wat voor gevolgen dit vertrek heeft voor [minderjarige] gevoelens. De regie van de GI hierbij is noodzakelijk.
4.4.
De GI heeft naar voren gebracht dat zij mogelijkheden zien om aan de door de Raad gestelde doelen te werken binnen een ondertoezichtstelling. Op dit moment is er een wachtlijst voor enkele vestigingen van de GI en voor het Provinciaal Instroomteam. Er zal mogelijk nog een vaste jeugdbeschermer beschikbaar zijn. De GI is bereikbaar via een telefoonnummer en e-mailadres van de bureaudienst en via een spoedtelefoonnummer.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter kan op grond van artikel 1:255 eerste lid BW een minderjarige onder toezicht stellen van een GI wanneer die minderjarig zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Daarnaast moet:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van deze bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouder(s) die het gezag uitoefenen, niet of onvoldoende worden geaccepteerd door hen worden geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd zijn dat de ouder(s) die het gezag uitoefenen de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige in staat zijn te dragen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbare termijn.
5.2.
De ontwikkeling van [minderjarige] wordt ernstig bedreigd omdat er ernstige zorgen zijn op diverse vlakken. [minderjarige] heeft kind-eigenproblematiek. Zij heeft behoefte aan duidelijkheid en structuur in de opvoedingssituatie. De moeder heeft er moeite mee om deze aan haar te bieden. Daarnaast zijn er problemen in de verhouding tussen de ouders. Zij zijn wantrouwend naar elkaar en de communicatie tussen hen is niet goed. Zij kunnen geen afspraken over [minderjarige] met elkaar maken. [minderjarige] wordt belast met volwassenenproblematiek en ervaart dat de situatie bij de vader erg afwijkt van de situatie bij de moeder, bijvoorbeeld ten aanzien van het medicatiegebruik voor haar ADHD. Dit levert spanningen voor haar op, hetgeen merkbaar is in haar gedrag. Het plotselinge vertrek van de vader uit Nederland levert voor [minderjarige] en voor de moeder veel onduidelijkheid op. Tijdens de zitting is gebleken dat de moeder het contact tussen [minderjarige] en de vader belangrijk vindt maar dat zij niet weet hoe zij met deze situatie om moet gaan. Ook vreest zij voor wat dit vertrek van de vader met [minderjarige] zal doen.
5.3.
Het is gebleken dat de ernstige ontwikkelingsbedreiging onvoldoende kan worden weggenomen met vrijwillige hulpverlening.
5.4.
De ondertoezichtstelling is daarom in dit geval nodig. De kinderrechter stelt [minderjarige] onder toezicht voor de duur van een jaar, gezien de hierboven geschetste zorgen en recente ontwikkelingen.
5.5.
De Raad heeft de volgende doelen gesteld:
- [minderjarige] heeft geen last van de communicatieproblemen tussen de ouders en de ouders zijn in staat om op een constructieve manier met elkaar te communiceren c.q. samen te werken en zij maken afspraken met elkaar in het belang van [minderjarige] , bijvoorbeeld over de vakanties maar ook over belangrijke zaken zoals de medicatie of de hulpverlening voor [minderjarige] ;
- [minderjarige] wordt door de ouders niet belast met spanningen en volwassen zaken van de echtscheiding, zoals negativiteit over de andere ouder of wantrouwen in de andere ouder als opvoeder;
- [minderjarige] heeft handvatten over hoe zij de rust in haar hoofd zo veel
mogelijk kan behouden en over hoe zij haar emoties en gevoelens zo goed mogelijk kan uiten zodat zij haar gevoelens op een goede manier kan uiten, in plaats van via (fysieke of verbale) agressie bij de moeder en op school. De volwassenen om haar heen bieden haar de juiste structuur en duidelijkheid om zo veel mogelijk rust in haar hoofd te kunnen behouden.
Tijdens de zitting is, gezien de situatie van het plotselinge vertrek van de vader, nog als aanvullend doel besproken:
- [minderjarige] heeft onbelast contact met beide ouders en duidelijkheid over het contact met haar vader.
5.6.
Gezien de complicerende factor van het plotselinge vertrek van de vader wil de kinderrechter de GI meegeven dat hierin een reden kan worden gezien de zaak voortvarend op te pakken.
5.7.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Brabant met ingang van 18 juli 2025 tot 18 juli 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Bogaert, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2025, in aanwezigheid van mr. Verger-Maas als griffier.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.