ECLI:NL:RBZWB:2025:4788

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juli 2025
Publicatiedatum
23 juli 2025
Zaaknummer
C/02/436659 / JE RK 25-1103
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Bogaert
  • mr. Verger-Maas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de noodzaak van ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 juli 2025 uitspraak gedaan over de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De ouders van [minderjarige] zijn niet in staat om de zorg en opvoeding van hun kind te dragen, wat ook door hen zelf is erkend. [minderjarige] verblijft momenteel in een pleeggezin, en de ouders hebben hulpverlening in het vrijwillig kader geaccepteerd, maar er is een gebrek aan regie geweest, waardoor de bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige] niet is weggenomen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig wordt bedreigd en dat er geen duidelijkheid is over haar opgroeiperspectief. De ouders hebben verschillende opvoeders gekend en zijn niet in staat om de zorg voor [minderjarige] te dragen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om een ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing voor negen maanden. De kinderrechter heeft dit verzoek toegewezen, met als doel dat [minderjarige] op een vaste plek woont met regelmaat en voorspelbaarheid, en dat de ouders in staat zijn om met de juiste hulpverlening voor [minderjarige] te zorgen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/436659 / JE RK 25-1103
Datum uitspraak: 14 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
DE RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
regio Zeeland–West-Brabant, locatie Breda,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2024 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
en
[de vader],
hierna te noemen de vader,
beiden wonende in [woonplaats] ,
gemachtigde [gemachtigde] te Breda.
De kinderrechter merkt als informant aan:
de gecertificeerde instelling
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 18 juni 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 31 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder en de vader, bijgestaan door hun advocaat;
- een vertegenwoordigster van de Raad;
- twee vertegenwoordigsters van de GI.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is erkend door de vader.
2.2.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [minderjarige] .

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg (bij de organisatie IHUB Rotterdam) te verlenen voor de duur van negen maanden. De Raad verzoekt daarnaast om de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De Raad heeft ter onderbouwing van het verzoek aangegeven dat, ondanks dat de ouders liefhebbende en welwillende ouders zijn, [minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd omdat de ouders onvoldoende in staat zijn de zorg over [minderjarige] te dragen en zij over onvoldoende opvoedingsvaardigheden lijken te beschikken. [minderjarige] is - gezien haar jonge leeftijd - volledig afhankelijk van de zorg en veiligheid van haar opvoeders. [minderjarige] heeft tot half december 2024 bij de ouders gewoond. Er is intensieve hulpverlening in de thuissituatie ingezet (baby thuiszorg). De ouders hebben echter aangegeven niet meer voor [minderjarige] te kunnen zorgen. Zij heeft daarna deels bij oma moederszijde en deels bij tante moederszijde verbleven, waarbij de ouders op zondag contact hadden met [minderjarige] . Er is vervolgens in mei 2025 gekozen voor een plaatsing in een crisispleeggezin vanwege overbelasting en onenigheid tussen de familieleden. Dit crisispleeggezin is buitenregionaal, omdat er geen plek beschikbaar was binnen de regio. [minderjarige] staat wel aangemeld bij Sterk Huis voor een pleeggezin in de regio. [minderjarige] heeft inmiddels al meerdere wisselingen in opvoedsituaties en opvoeders meegemaakt, waardoor haar hechtingsontwikkeling onder druk staat.
De moeder heeft autisme en de vader ADHD. De moeder krijgt hulpverlening vanuit [organisatie 1] en vanuit [organisatie 2] . De vader werkt fulltime en kan daardoor niet veel zorg over [minderjarige] dragen. De relatie tussen de ouders is niet stabiel.
Hoewel de ouders binnen het vrijwillig kader aan de hulpverlening hebben meegewerkt, is de regievoering van de GI toch noodzakelijk. Dit is namelijk in het vrijwillig kader niet gelukt. Er dient zicht te komen op de ontwikkeling van [minderjarige] en op de pedagogische vaardigheden van de ouders om tot een duurzaam plan ten aanzien van het perspectief van [minderjarige] te kunnen komen. De Raad adviseert de GI om ook de familie moederszijde erbij te betrekken, zowel ter ondersteuning van de ouders als voor een rol in het leven van [minderjarige] .
4.2.
De ouders hebben aangegeven in te stemmen met de verzoeken van de Raad. De samenwerking met de pleegouders gaat goed. De ouders zien [minderjarige] nu eenmaal per week op zaterdag. Vanaf aankomend weekend zal [minderjarige] elke week van zaterdag op zondag bij de ouders verblijven. Vanaf 12 augustus 205 zal [minderjarige] drie weken bij de ouders verblijven omdat de pleegouders dan op vakantie zijn en het niet in het belang van [minderjarige] is om tijdelijk weer andere opvoeders te krijgen. De vader is dan ook beschikbaar voor de zorg over [minderjarige] , omdat hij dan vakantie heeft. De pleegzorgmedewerker komt dan ook nog bij hen langs.
De moeder heeft een WLZ-aanvraag gedaan voor begeleid wonen. Dit zou dan zonder de vader zijn. Zij heeft dan wellicht betere mogelijkheden om de zorg voor [minderjarige] te kunnen dragen. Zij heeft de hulpverlening van [organisatie 2] op moeten zeggen omdat de aanvraag wordt afgewezen als zij nog hulpverlening ontvangt
Er is op dit moment geen contact tussen de ouders en de familie moederszijde, zulks terwijl zij wel veel hebben betekend voor hen en voor [minderjarige] . De ouders zouden dit graag willen herstellen.
4.3.
De GI heeft aangegeven dat er per direct een jeugdbeschermer beschikbaar is. Binnen de ondertoezichtstelling kan er gewerkt worden aan de doelen zoals gesteld in het raadsrapport.

5.De beoordeling

Wettelijk kader
5.1.
De kinderrechter kan op grond van artikel 1:255 eerste lid BW een minderjarige onder toezicht stellen van een GI wanneer die minderjarig zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Daarnaast moet:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van deze bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouder(s) die het gezag uitoefenen, niet of onvoldoende worden geaccepteerd door hen worden geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd zijn dat de ouder(s) die het gezag uitoefenen de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige in staat zijn te dragen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbare termijn.
Als het noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid kan de kinderrechter op grond van artikel 1:265b eerste lid BW de GI (belast met de ondertoezichtstelling) op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen.
De beoordeling door de kinderrechter
5.2.
De ontwikkeling van [minderjarige] wordt ernstig bedreigd omdat de ouders, zoals zij zelf ook al hebben aangegeven, niet in staat zijn om de verzorging en opvoeding van [minderjarige] op dit moment te dragen. [minderjarige] heeft al verschillende opvoeders gekend en er is nog geen duidelijkheid over haar opgroeiperspectief. De ouders hebben de hulpverlening binnen het vrijwillig kader wel geaccepteerd maar er is een gebrek geweest aan regie, waardoor zij onvoldoende in staat zijn gebleken om de bedreiging in de ontwikkeling weg te nemen. Met de Raad en de ouders vindt de kinderrechter dat een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is.
5.3.
De kinderrechter zal daarom het verzoek toewijzen. De kinderrechter stelt [minderjarige] onder toezicht van de GI voor de duur van een jaar en verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van negen maanden. De kinderrechter zal daarbij niet opnemen dat het bij de organisatie IHUB Rotterdam zal zijn om de GI de mogelijkheid te geven om [minderjarige] ook elders, namelijk binnen de regio, te plaatsen, als er plek beschikbaar is.
5.4.
De Raad heeft de volgende doelen gesteld:
- [minderjarige] woont op een vaste plek met regelmaat en voorspelbaarheid; met vaste opvoeders. [minderjarige] hecht zich aan haar vaste opvoeders zodat zij kan groeien en zich goed kan ontwikkelen;
- [minderjarige] heeft frequent contact met haar ouders en familie;
- de ouders zijn in staat met de juiste hulpverlening, gedeeltelijk of geheel voor [minderjarige] te zorgen.
Daarnaast is tijdens de zitting vanuit de ouders het volgende doel aangegeven:
- de verhoudingen tussen de ouders en de betrokken familieleden moederszijde wordt genormaliseerd, zodat de ouders van hen steun kunnen ervaren.
5.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 14 juli 2025 tot 14 juli 2026;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 14 juli 2025 tot 14 april 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2025 door mr. Bogaert, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Verger-Maas als griffier, en op schrift gesteld op 24 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.