ECLI:NL:RBZWB:2025:4791

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
BRE 25/561
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag kinderbijslag voor kinderen in Marokko wegens niet voldoen aan voorwaarden

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 24 juli 2025, wordt de aanvraag van eiser om kinderbijslag voor zijn twee kinderen die in Marokko wonen, afgewezen. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) had de aanvraag eerder afgewezen omdat eiser niet zonder onderbreking aan de voorwaarden voor het recht op kinderbijslag had voldaan. De rechtbank oordeelt dat de overgangsregeling van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en Marokko niet van toepassing is, omdat eiser in 2023 niet aan de onderhoudseis heeft voldaan. Eiser had in 2014 een Marokkaanse vrouw en twee kinderen, maar verblijft sinds 2018 in Nederland. De SVB had de aanvraag afgewezen op basis van een besluit van 28 februari 2024 en een bestreden besluit van 12 december 2024, waarin werd gesteld dat er geen recht op kinderbijslag bestaat voor kinderen die in Marokko wonen sinds 2 januari 2021. Eiser heeft beroep ingesteld, maar de rechtbank concludeert dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij aan de onderhoudseisen heeft voldaan. De rechtbank wijst het beroep ongegrond en stelt dat eiser geen recht heeft op kinderbijslag, en dat hij ook geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/561 AKW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. F. Ergec),
en

De Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank Utrecht

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de aanvraag van eiser om kinderbijslag voor zijn twee kinderen die bij hun moeder in Marokko wonen. De SVB heeft de aanvraag van eiser afgewezen. Eiser is het daar niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de SVB de aanvraag om de kinderbijslag mocht afwijzen. De overgangsregeling van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko is niet van toepassing, nu eiser niet zonder onderbreking aan de voorwaarden voor het recht op kinderbijslag heeft voldaan. Eiser krijgt geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft een aanvraag ingediend voor kinderbijslag. De SVB heeft deze aanvraag met het besluit van 28 februari 2024 (primaire besluit) afgewezen. Met het bestreden besluit van 12 december 2024 op het bezwaar van eiser heeft de SVB bij de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De SVB heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 13 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn gemachtigde. De SVB heeft zich voor de zitting afgemeld.

Totstandkoming van het bestreden besluit

Feiten en omstandigheden
3. Eiser heeft de Marokkaanse nationaliteit. In 2014 is hij gehuwd met mevrouw [persoon] die in Marokko woont. Uit dat huwelijk zijn twee kinderen geboren. De kinderen zijn geboren in Marokko en hebben altijd in Marokko gewoond. Sinds 2018 verblijft eiser in Nederland. Op [geboortedag] 2024 heeft eiser kinderbijslag aangevraagd voor zijn twee kinderen.
3.1.
Bij het primaire besluit heeft de SVB de kinderbijslag afgewezen omdat Marokko een land is waarmee Nederland geen afspraken heeft over de uitbetaling van kinderbijslag vanaf 2 januari 2021. Eiser heeft op 30 maart 2024 bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
3.2.
In de brief van 12 juni 2024 heeft de SVB eiser bericht dat hij voor zijn in Marokko wonende kinderen kinderbijslag kan krijgen, als hij minstens € 433,- per kwartaal (in het kalenderjaar 2021) bijdraagt in het onderhoud van ieder kind. De SVB heeft eiser verzocht om bewijsstukken over het eerste kwartaal van 2021. Eiser heeft diverse bankafschriften en betalingsbewijzen overgelegd.
3.3.
De SVB heeft eiser bij brief van 2 juli 2024 verzocht om ook van het tweede kwartaal van 2021 tot en met het eerste kwartaal van 2024 aan te tonen dat hij per kwartaal tenminste een bepaald bedrag (€ 433,00 in 2021, € 440,00 in 2022, € 488,00 in 2023 en € 512,00 in 2024) uitgeeft aan het onderhoud van zijn kinderen.
Het bestreden besluit
4. In het besluit van 12 december 2024 (het bestreden besluit) heeft de SVB het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard en bepaald dat eiser geen recht heeft op kinderbijslag. Voor kinderen die in Marokko wonen bestaat sinds 2 januari 2021 geen recht meer op kinderbijslag. Volgens de SVB is de overgangsregeling van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko (het Verdrag) niet op eiser van toepassing, omdat eiser niet zonder onderbreking aan de voorwaarden voor het recht op kinderbijslag is blijven voldoen. Eiser heeft voor het jaar 2023 namelijk gebruik gemaakt van een niet geldige betaalmethode, een cheque. Daarnaast heeft eiser niet voldaan aan het vereiste dat per kwartaal een onderhoudsbijdrage moet plaatsvinden.
Beroepsgronden
5. Eiser heeft op 21 januari 2025 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Op 27 januari 2025 heeft eiser zijn beroepsgronden aangevuld. Eiser meent dat het onevenredig is om de gehele aanvraag af te wijzen op grond van het feit dat eiser in het jaar 2023 niet heeft voldaan aan de voorwaarden voor het recht op kinderslag. In de jaren 2021, 2022 en 2024 heeft eiser wel per kwartaal voldaan aan de onderhoudseis.

Beoordeling door de rechtbank

6. De wettelijke regels en beleidsregels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.
Juridisch kader
7. Op grond van artikel 35d, onder a, van het Verdrag bestaat geen recht meer op kinderbijslag voor kinderen die op of na 1 januari 2021 in Marokko wonen. Op grond van de overgangsregeling neergelegd in artikel 35d, onder b, van het Verdrag (de overgangsregeling) blijft het recht op kinderbijslag wel behouden als op 1 januari 2021 al kinderbijslag werd ontvangen voor het kind in Marokko, het kind in Marokko blijft wonen en de rechthebbende en het kind zonder onderbreking aan de andere voorwaarden voor kinderbijslag blijven voldoen. Een van die voorwaarden betreft het voldoen van een onderhoudsbijdrage voor het kind in de vorm van een vastgesteld bedrag per kalenderkwartaal. [1]
7.1.
De rechtbank stelt vast dat de toets die de SVB bij het toepassen van de overgangsregeling hanteert ruimer is dan bovengenoemde tekst in het Verdrag. Ook als iemand – zoals eiser – op 1 januari 2021 nog geen kinderbijslag ontving, kent de SVB wel kinderbijslag toe als de ingangsdatum van het recht voor het in Marokko wonende kind vóór 2 januari 2021 ligt en voor zover de rechthebbende en het kind zonder onderbreking blijven voldoen aan de andere voorwaarden voor het recht op kinderbijslag. Deze ruimere toets houdt in dat de SVB in artikel 35d en onder b het woord ‘ontvangt’ leest als ‘recht heeft op’. In het bestreden besluit heeft de SVB beoordeeld of eiser aan de voorwaarden van deze ruimere toets heeft voldaan. De rechtbank zal in het vervolg van deze uitspraak daarom toetsen of de SVB zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aan de voorwaarden van deze ruimere toets heeft voldaan.
7.2.
Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) volgt dat het aan eiser is om op een voor de SVB eenvoudig te controleren wijze aantonen of aannemelijk maken dat hij aan de onderhoudseis heeft voldaan. [2] Daarnaast worden betalingen die in een bepaald kwartaal zijn verricht, geacht te zijn gedaan ten behoeve van de kosten van levensonderhoud in het betreffende kwartaal. [3]
Overwegingen rechtbank
8. Niet in geschil is dat eiser heeft voldaan aan de onderhoudseis in elk van de vier kwartalen van 2021 en 2022 en de eerste twee kwartalen van 2024. De rechtbank dient te beoordelen of de SVB terecht heeft geconcludeerd dat eiser in het jaar 2023 niet aan de onderhoudseis van € 488,00 per kind per kwartaal heeft voldaan.
Cheque
9. De SVB stelt dat eiser geen recht heeft op kinderbijslag, omdat eiser niet zonder onderbreking aan de voorwaarden voor het recht op kinderbijslag voldoet en dus voldoet hij niet aan de criteria zoals neergelegd in artikel 35d van het Verdrag. Eiser heeft voor het jaar 2023 gemaakt van een niet geldige betaalmethode. Eiser heeft een overboeking gemaakt via een cheque en dit geldt volgens de SVB niet als geldig betaalbewijs.
9.1.
Eiser heeft ter zitting aangevoerd dat de SVB ten onrechte de door hem gebruikte cheque heeft aangemerkt als ongeldig betaalmiddel.
9.2.
De rechtbank stelt vast dat de toelichting van de SVB op het bestreden besluit luidt:
[…]
Woont uw kind in het buitenland? Dan toont u uw bijdrage aan met cheques, dagafschriften, afschriften van internetbankieren, stortingsbewijzen, ontvangstbewijzen en bewijzen van uitbetaling. Wij accepteren alleen betalingsbewijzen van in Nederland erkende banken en andere erkende geldtransactiekantoren. […]
9.3.
Gelet op deze toelichting overweegt de rechtbank dat een cheque in beginsel als geldig betaalbewijs moet worden aangemerkt. Uit de toelichting van de SVB blijkt dat er weliswaar omstandigheden kunnen zijn waarin een cheque niet als een geldig betaalbewijs wordt aangemerkt, maar of een van die omstandigheden zich in dit geval voordoet, is in het bestreden besluit niet gemotiveerd en in beroep niet aangevoerd.
9.4.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat in ieder geval niet om deze reden kan worden geconcludeerd dat eiser in 2023 niet aan de onderhoudseis heeft voldaan.
Onderhoudsbijdrage per kwartaal
10. Vervolgens stelt de SVB dat eiser in 2023 niet minstens éénmaal per kwartaal een overboeking heeft gedaan.
10.1.
In dit kader betoogt eiser dat de SVB geen rekening heeft gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Volgens hem is daarbij van belang dat hij in 2021, 2022 en 2024 wel heeft voldaan aan de onderhoudseis. Daarnaast heeft eiser voorafgaand aan de aanvraag van 6 februari 2024 al kinderbijslag aangevraagd. De eerdere verzoeken zijn, mogelijk ten onrechte, afgewezen. Gelet op voorgenoemde omstandigheden had de SVB de kinderbijslag nu moeten toekennen, zo stelt eiser.
10.2.
De rechtbank is van oordeel dat eiser, zoals de SVB ook heeft geconcludeerd, niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in het jaar 2023 per kwartaal heeft voldaan aan de onderhoudseis. De rechtbank stelt vast dat eiser in het eerste kwartaal van 2023 tweemaal € 183,88 naar Marokko heeft overgemaakt. De door eiser overgelegde cheque dateert van 4 september 2023. Volgens vaste rechtspraak worden betalingen die in een bepaald kwartaal zijn verricht, geacht te zijn gedaan ten behoeve van de kosten van levensonderhoud in het betreffende kwartaal. De cheque wordt daarom geacht te zijn ten behoeve van de kosten van levensonderhoud in het derde kwartaal van 2023. [4] De rechtbank concludeert dat in het tweede kwartaal van 2023 geen onderhoudsbijdrage heeft plaatsgevonden.
Dat betekent dat niet is voldaan niet aan de voorwaarde van artikel 35d, onder b, van het Verdrag (ook niet in de ruimere interpretatie van de SVB), dat zonder onderbreking aan de voorwaarden voor het recht op kinderbijslag moet zijn voldaan. Daarom is de overgangsregeling niet op eiser van toepassing.
10.3.
Dat eiser al eerder kinderbijslag heeft aangevraagd, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Eiser heeft tegen deze besluiten geen rechtsmiddelen aangewend. Eerdere afwijzingen van aanvragen staan daarmee in rechte vast en kunnen geen onderdeel van dit geding uitmaken.
11. Uit het voorgaande volgt dat de SVB terecht heeft bepaald dat eiser geen recht heeft op kinderbijslag.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.S. van Bree, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier, op 24 juli 2025 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko
Artikel 35
In afwijking van artikel 5, eerste lid, heeft een persoon geen recht meer op kinderbijslag van een Verdragsluitende Partij uit hoofde van dit Verdrag voor kinderen die per 2 januari 2021 op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij wonen.
De bepalingen van het bovenstaande lid a zijn niet van toepassing op een persoon die op 1 januari 2021 kinderbijslag ontvangt voor kinderen die op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij wonen, zolang het kind blijft wonen op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij waar het kind zich bevindt op 1 januari 2021 en voor zover de rechthebbende en het kind zonder onderbreking blijven voldoen aan de andere voorwaarden voor het recht op kinderbijslag.
[…]
Algemene Kinderbijslagwet
Artikel 7, eerste lid, onderdeel b
De verzekerde heeft overeenkomstig de bepalingen van deze wet recht op kinderbijslag voor een kind dat jonger is dan 18 jaar en dat:
[…]
door hem wordt onderhouden.
Besluit uitvoering kinderbijslag
Artikel 5, eerste lid
Het bedrag van de door de verzekerde aan het onderhoud van het kind te leveren bijdrage om voor kinderbijslag in aanmerking te komen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, van de wet, is € 522,00 per kalenderkwartaal. [5]

Voetnoten

1.Volgens artikel 7, eerste lid, onder b van deAlgemene Kinderbijslagwett en artikel 5, eerste lid van het Besluit uitvoering kinderbijslag.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 17 mei 2018, ECLI:NLCRVBB:2018:1481.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 16 mei 2019, ECLI:NLCRVBB:2019:1821.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 16 mei 2019, ECLI:NLCRVBB:2019:1821.
5.Het in artikel 5, eerste lid, van het Besluit uitvoering kinderbijslag genoemde bedrag wordt jaarlijks vastgesteld. Voor de onderhoudsbijdrage in 2023 gold een bedrag van € 488,00 per kalenderkwartaal.