ECLI:NL:RBZWB:2025:4792

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
24 juli 2025
Zaaknummer
24/5415
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en beoordeling van tijdige betaling

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 juli 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting beoordeeld. De belanghebbende, een inwoner van Duitsland, had op 28 maart 2024 zijn auto geparkeerd aan de Veerse Dam Resto te Veere. Tijdens een controle door parkeercontroleurs werd vastgesteld dat er geen parkeerbelasting was voldaan. De heffingsambtenaar van de gemeente Veere legde daarop een naheffingsaanslag op van € 76,70, bestaande uit belasting en kosten. De belanghebbende voerde aan dat hij wel degelijk parkeerbelasting had voldaan en overhandigde een afschrift van EasyPark ter onderbouwing van zijn claim. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende een redelijke termijn moet worden gegund voor het voldoen van de parkeerbelasting, inclusief de tijd die nodig is om naar een parkeerautomaat te lopen of een parkeerapp te gebruiken. De rechtbank concludeerde dat de aanmelding voor het parkeren aan de Veerse Dam Resto binnen de redelijke termijn was gedaan, waardoor de naheffingsaanslag ten onrechte was opgelegd. Het beroep werd gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag werden vernietigd, en de heffingsambtenaar werd verplicht het griffierecht aan de belanghebbende te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/5415 PARKBL

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juli 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] (Duitsland), belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Veere, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 7 juni 2024.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting met aanslagnummer [nummer] opgelegd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek op 21 juli 2025 gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar terecht aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.

Feiten

3. De auto met kenteken [kenteken] stond op 28 maart 2024 omstreeks 15:01 uur stil aan de Veerse Dam Resto te Veere. Tijdens een controle op voornoemde datum en tijd is door parkeercontroleurs geconstateerd dat geen parkeerbelasting was voldaan.
3.1.
Naar aanleiding van de constatering dat geen parkeerbelasting was voldaan, is aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd van € 76,70 bestaande uit een bedrag aan belasting van € 2,60 en € 76,70 aan kosten van de naheffingsaanslag.

Overwegingen

4. Op grond van artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet en het gelijkluidende artikel 1, aanhef en onder l, van de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2024 van de gemeente Veere (de Verordening) wordt onder parkeren verstaan: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.
4.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat de auto van belanghebbende op
28 maart 2024 geparkeerd stond aan de Veerse Dam Resto te Veere. Deze locatie is door het college van burgemeester en wethouders aangewezen als plaats waar tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd. [1]
4.2.
Belanghebbende voert aan dat hij wel parkeerbelasting heeft voldaan. Ter onderbouwing heeft belanghebbende een afschrift overgelegd van EasyPark.
4.3.
Uit de Verordening volgt dat de parkeerbelasting kan worden voldaan door betaling bij een parkeerautomaat of met een mobiel communicatiemiddel. [2] Uit vaste rechtspraak volgt dat een parkeerder een redelijke termijn moet worden gegund voor het verrichten van uitvoeringshandelingen tot het voldoen van de parkeerbelasting. Die uitvoeringshandelingen, waaronder het eventuele lopen naar een parkeerautomaat, het wachten in de rij voor een parkeerautomaat of het aanmelden met een parkeerapp, moeten onverwijld nadat de auto is geparkeerd worden gestart en voortgezet.
4.4.
De rechtbank stelt vast dat uit het afschrift van EasyPark volgt dat de auto van belanghebbende op 28 maart 2024 tot 14:33 uur geparkeerd stond op de parkeerplaats ‘De Vier Hoogten’ te Oostkapelle. Voorts volgt uit datzelfde afschrift dat belanghebbende de auto op diezelfde dag om 15:05 uur heeft aangemeld voor parkeren aan de Veerse Dam Resto. Uit gegevens van Google Maps volgt dat de afstand tussen deze twee parkeerlocaties circa 9,1 kilometer bedraagt. Gelet hierop acht de rechtbank het aannemelijk dat belanghebbende de auto pas kort voor het moment van de constatering heeft geparkeerd aan de Veerse Dam Resto. Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende de aanmelding voor het parkeren aan de Veerse Dam Resto binnen de termijn gedaan die hem daarvoor redelijkerwijs moet worden gegund. Dat betekent dat de naheffingsaanslag ten onrechte is opgelegd.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal daarom de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag vernietigen.
5.1.
Omdat het beroep gegrond is, moet de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende vergoeden. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vernietigt de naheffingsaanslag parkeerbelasting;
  • bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 51 aan belanghebbende moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van
mr. D. Damen, griffier, op 23 juli 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst en wordt aan de partij die niet digitaal procedeert aangetekend per post verzonden op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Artikel 8 van de Verordening.
2.Artikelen 5 en 7 van de Verordening.